N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
1968-2023 Toen Lisa Marie Presley negen was, overleed haar vader Elvis, waarna ze zich bijna vijf decennia lang heeft toegewijd aan zijn nagedachtenis.
Lisa Marie Presley bij een benefietevenement in 2013.
Foto Eduardo Munoz/Reuters
De Amerikaanse zangeres Lisa Marie Presley, het enige kind van Elvis Presley, is donderdag op 54-jarige leeftijd overleden in Los Angeles. Dat schrijft entertainmentwebsite TMZ en bevestigt haar moeder Priscilla Presley aan persbureau Associated Press. Volgens TMZ overleed Presley aan een hartstilstand, 46 jaar nadat haar vader op dezelfde manier om het leven kwam.
Volgens TMZ werd Presley gevonden in haar huis in het Californische Calabasas door haar huishoudster, waarna haar ex-man Danny Keough haar zou hebben gereanimeerd tot hulpverleners ter plekke kwamen. Ook het ambulancepersoneel probeerde haar nog te reanimeren, maar eenmaal aangekomen in het ziekenhuis in Los Angeles werd ze dood verklaard.
De bekendheid van Presley is in eerste instantie te danken aan haar legendarische vader Elvis, die het moderne rock-genre heeft gepopulariseerd in de jaren vijftig, zestig en zeventig. Hij overleed toen ze negen was, waarna ze zich bijna vijf decennia lang heeft toegewijd aan zijn nagedachtenis. Zo was ze afgelopen dinsdag aanwezig bij de Golden Globes-uitreiking. Daar viel acteur Austin Butler in de prijzen voor de vertolking van haar vader in de nieuwe film Elvis. Daarover zei ze: „Het was werkelijk verbijsterend. Ik heb er dagenlang over gedaan om het te verwerken, omdat het zo perfect en authentiek was.”
Zelf bracht Presley drie albums uit waarmee ze bescheiden succes behaalde. Spraakmakender waren haar huwelijken; Presley was onder meer getrouwd met Michael Jackson, acteur Nicolas Cage en zanger Danny Keough. Met Keough woonde zij samen, al hadden ze geen relatie meer. Ze laat drie kinderen en haar moeder Priscilla na.
Vorige week belde Bram Endedijk met correspondent Ine Roox die in Rome woont. Ze vertelde hoe in Italie de grote gevolgen van klimaatverandering voelbaar zijn. Maar toch, merken we op de redactie van NRC Vandaag, gaat het in het maatschappelijke debat vooral over Trump, Gaza en de oorlog in Europa. Met chef opinie Wouter van Noort buigen we ons over de vraag: hoe kan het dat het gesprek over klimaatverandering naar de achtergrond lijkt te verdwijnen?
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected].
Zaterdag hadden we mijn vader begraven, en ons gerealiseerd dat alles wat we over hem dachten en zeiden nu uitsluitend nog tot het domein van de herinnering behoorde en nooit meer tegengesproken kon worden of aangevuld door zijn levende realiteit. Met zijn lichaam was een vorm van heden verdwenen die niet kon terugkeren.
Zondag stapte ik in de trein naar Frankrijk en maandagochtend zat ik met een snor op antwoorden te geven op vragen uit de bekende questionnaire die Proust ooit heeft beantwoord, maar de antwoorden waren niet de mijne, noch die van Proust, ze waren gegeven door iemand uit de groep van elf personen die net als ik deelnamen aan een theaterweek rond Prousts De kant van Swann op.
Het was een woeste overgang. In theorie niet, want als iemand het over herinnering heeft is het Proust wel en ik zou uit zijn boek van alles hebben kunnen en willen citeren wat me nu meer nog dan anders trof, maar de ‘driedimensionale leesclub’ die drie acteurs in het landhuis Le Grippault hadden georganiseerd, ging niet over zwelgen in mooie zinnen. Integendeel. Die zinnen moesten het behoorlijk ontgelden, want hoe breng je bijvoorbeeld de gewaarwordingen op het toneel van Swann bij het horen van de frase in de muziek die de liefde tussen hem en Odette heeft begeleid? „Over dat verdriet waar zij hem vroeger van sprak” (‘zij’ is hier die kleine muzikale frase die hem als ‘een vertrouwelinge van zijn liefde’ omgeeft) „over dat verdriet dat nu het zijne was geworden zonder dat hij mocht hopen er ooit van te worden verlost” – ik las de zinnen herhaaldelijk hoopvol en tegelijk bijna wanhopig voor aan mede-deelnemers in de hoop eenzelfde verrukking bij hen wakker te roepen als die ikzelf ervoer, maar toneel werd het niet. En zelf werd ik daar ook niet anders van, ik bleef de lezer die altijd maar ‘voel-toch-hoe-mooi-en-waar-dit-is’ roept. Degene ook die zich bevreemd afvroeg: ‘Waarom ben ik, nu, hier?’ En die dan antwoordde: ‘Omdat het goed is even ergens anders te zijn’, maar die daarmee nog niet écht ergens anders was.
Zo kom je dus nergens, al ben je dan ergens.
Op een ochtend keken we naar twee figuurtjes in roze gebloemde babydolls, die precies tegelijk hun tekst uitspraken: „Wanneer Françoise, na erop te hebben toegezien dat het mijn ouders aan niets ontbrak…” Ze klonken een beetje mechanisch en articuleerden overdreven en even later maakten ze ook nog stijve, eigenaardige bewegingen. De passage waarin de conversatie tussen de bedlegerige tante Léonie en haar dienstbode Françoise weergegeven wordt, werd er heel vreemd door. En waar ik thuis achter mijn bureau, roze pakjes, stemmetjes en choreografie vermoedelijk een onaantrekkelijke gedachte zou hebben gevonden, genoot ik er nu van. Een jonge vrouw zong hoe Swann op het verkeerde raam klopt, niet bij zijn geliefde Odette en het was een spannend verhaal. Ik zag de ouders van de verteller zachtjes pratend over het terrein lopen en spitste mijn oren om te horen over het pistache-ijs waar Swann wel twee keer van heeft genomen. Ik stoof in een nachtjaponnetje op ‘mijn moeder’ af om haar te smeken me welterusten te komen zeggen.
Niet voor het eerst realiseerde ik me hoe belangrijk het is dat we ook onze lichamen zijn in de tijd, en hoe makkelijk ik dat soms vergeet, al was ik er dan net op een andere manier met mijn neus op gedrukt. Toneel gaat echt over zijn waar je bent, waar je lichaam is, nu. Steeds was er een nieuwe werkelijkheid, helemaal aanwezig en helemaal verzonnen.
We krijgen kennissen op bezoek. Al snel gaat het over de Tour de France. Wij zijn fanatieke volgers en genieten van de koers. Hij kan geen renners opnoemen, zij ook niet.
Ik begin over het heldendom in de wielrennerij, over de hardheid van de coureurs. Als voorbeeld noem ik Pascal Simon. „Simon reed in 1983 in het geel, viel en brak zijn schouder. Hij stapte pas na zes dagen af, alsnog geveld door de pijn. Al die tijd had hij die gele trui nog gedragen.”
„Logisch”, zegt hij. „Hoezo logisch?”, vraag ik. „Hij kreeg hem natuurlijk niet uit.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]