Een „goedgevulde, goudbruin gebakken ronde zoete taart met een rijke variatie aan vullingen en afwerkingen die steeds meegebakken worden”. Minimaal 10, maximaal 30 centimeter in doorsnee, met een bodem van niet meer dan een centimeter dik. Bereid en gebakken in het Nederlandse of Belgische Limburg. Voldoet het aan die en nog een reeks eisen, dan is het een Limburgse vlaai, heeft de Europese Commissie dinsdag bekendgemaakt.
De Limburgse vlaai krijgt een Beschermde Geografische Aanduiding (BGA), een Europees keurmerk voor regionale producten. Dat betekent dat vlaaien die niet aan de eisen voldoen geen Limburgse vlaai mogen heten. Producten als Gouda-kaas, Meerlander-aardappel en Westlandse druif gingen de vlaai voor.
Carmen Hermans, eigenaar van de Maastrichtse bakkerij Mathieu Hermans, is blij met het besluit. „Met dit keurmerk kunnen we ons onderscheiden en laten zien dat we echt Limburgs zijn.”
Bevroren vruchten
De vlaai wordt steeds belangrijker voor Limburg, zegt Hermans. „Het is een reden voor mensen om naar het zuiden te komen. En in deze tijd waarin zoveel met machines wordt gemaakt, is een ambachtelijke vlaai die je zelf ophaalt en opeet met vrienden en familie ook een stukje verbinding.”
Nepvlaaien is Hermans niet tegengekomen, maar toch vindt ze de discussie over wat wel of geen vlaai is terecht. „Een cakebodem met wat pudding en bevroren vruchten kan je geen vlaai noemen. Een echte vlaai heeft een gekneed gistdeeg en is stevig genoeg om uit het vuistje te eten. Hoewel je misschien een vinger eronder moet houden als hij zwaar gevuld is.”
Wie buiten Limburg een vlaai wil bakken, mag die bijvoorbeeld wel ‘Flevolandse vlaai’ noemen, zegt Martijn Huysmans, universitair hoofddocent politieke economie aan de Universiteit Utrecht. „Maar de regels zijn verder erg streng. Je mag de vlaai niet ‘lijkt op Limburgs’ noemen.”
De bescherming kan voorkomen dat namen hun betekenis verliezen, zegt Huysmans. „Als allerlei bedrijven hun product ‘Limburgse vlaai’ gaan noemen, weet je als consument op den duur niet meer wat je koopt. En dankzij de bescherming kunnen de makers van originele producten een hogere prijs vragen.”
Vlaai-innovatie
Toch kunnen de regels ook nadelig uitpakken, legt de econoom uit. „Neem een wijnstreek waar de druiven die volgens de regels nodig zijn niet meer goed verbouwd kunnen worden wegens klimaatverandering. Naamsbescherming kan in zulke gevallen innovatie van een product tegengaan.”
De kans dat dat ook bij de Limburgse vlaai gebeurt, acht Huysmans klein. „De ingrediënten hoeven in dit geval niet uit Limburg te komen, en er zijn veel verschillende vullingen toegestaan.”
Lees ook Beschermde status voor Limburgse vlaai. Maar dé Limburgse vlaai bestaat niet, zegt de bakker
‘This is out last song…”, zegt Grian Chatten na een uur en 22 minuten tegen concertzaal Afas Live. Het is het achtste tot en met twaalfde woord dat de zanger van de Ierse rockband Fontaines D.C. met het publiek heeft gewisseld. De laatste vier die daarna nog volgen, klinken verbeten: ,,…so fucking earn it!”
We moeten het verdienen dus.
Alleen: dat geldt ook andersom.
Want na Chattens vinnige aansporing aan het eind van de toegift, zaterdag tijdens de eerste van twee, al maanden uitverkochte shows in Amsterdam, denk je toch: prima show verder, maar wie verdient hier eigenlijk wie? Hadden júllie niet beter je best kunnen doen?
Eerst het goede nieuws: Fontaines D.C. – vijf Ierse poëzienerds die elkaar op een music college in Dublin vonden vanwege hun liefde voor gedichten in plaats van passie voor gitaren – beleefde vijf jaar geleden een droomstart met Dogrel, een komeetdebuut vol korte, grimmige doch melodieuze en meezingbare postpunk. Vervolgens weigerde de band te teren op die succesformule.
Die moedige innovatiedrift resulteerde in drie vervolgalbums die steeds anders klonken en waarvan de laatste, het in augustus verschenen Romance, nog nauwelijks iets met postpunk te maken heeft maar meer leek op… tsja, wat eigenlijk? Rock? Goth? Indie? Een vleugje new wave misschien?
Lees ook
Waarom Fontaines D.C. (de leukste postpunkband van het moment) zich blijft vernieuwen
Dat Fontaines D.C. zich doelbewust laat afdrijven van de makkelijkste route, minder gejaagd en met meer diepgang, is natuurlijk te prijzen. Alleen: hoe vertaal je dat vervolgens live?
Door stil te staan en naar je schoenpunten te staren, lijken de bandleden te hebben besloten. Boven hen zweeft het van de laatste platenhoes bekende opblaashart dat op knappen lijkt te staan en een knipperende neonreclame van het bandlogo. Het enige wat daaronder beweegt, is Chatten die opgefokt rondjes ijsbeert. Als een dreinend kind trekt hij aan het onderste boord van zijn witte longsleeve en verstopt vervolgens zijn gebalde vuisten in zijn mouwen.
Eindeloos probeert hij de meute op te jutten door bozig en uitdagend zijn handen in de lucht te gooien. De vraag is alleen of een indie-knuffelrocknummer als ‘Sundowner’ daar erg geschikt voor is. Want het publiek mag met de band zijn meegegroeid, het geeft met handen en voeten toch toe dat ouwe krakers als ‘Big’ en ‘Boys in the Better Land’ beter dansen en moshen dan de nieuwe, taaiere kost. Op die momenten lijkt het alsof de hemel even openbreekt: eindelijk even licht en lucht. Dus waarom zou je het allerbeste nummer ‘Liberty Belle’ niet spelen, en het traag jengelende ‘Nabokov’ wel? Fucking earn it!
Toch is het indrukwekkend hoe Chatten als Ierse poëet de blaren op zijn tong dicht en zijn droeve verzen uitspuugt, blaft, croont en hijgt. Dat hij daarin paniekaanvallen en uitzichtloze verveling weet af te wisselen met hoop maakt van Fontaines D.C. bij uitstek een perfecte spreekbuis van de huidige dystopische tijden.
En het verklaart Chattens bozige pose als teken van machteloosheid. Als je diep in zijn ogen kijkt, zie je dat hij dat zelf ook heus wel weet. Vandaar dat hij zijn donkere zonnebril maar zelden durft af te zetten.
Als je nog geen buikpijn had van de klimaatcrisis, dan heb je dat wel na het zien van Beste Mensen van Bureau Vergezicht. De voorstelling biedt een uur lang delen uit klimaatspeeches van de afgelopen vijftig jaar en die hameren er nog eens in hoe groot en wijdverbreid de kennis van de naderende ramp is en hoe weinig de mensheid doet om die ramp af te wenden. Hoe eloquent, wijs, beeldend en afschrikwekkend de woorden van de opgevoerde sprekers ook zijn: de machthebbers, de politici, de burgers komen niet in beweging. Wij luisteren niet.
Hoe van die speeches theater te maken? Dat lukt ook niet, en het lukt ook wel. Regisseur Erik Whien is befaamd om zijn ragfijne acteursregie en zijn spectaculaire vermijden van afleidend spektakel. Deze voorstelling durft hij te laten zijn wat het is: iemand die een uur speecht. Dat is bij vlagen bloedeloos en bij vlagen bulkend van emotie.
Gelukkig heeft hij met Hannah Hoekstra de beschikking over een actrice van de hoogste categorie. Ze etaleert een bijna totale lichaamsbeheersing, opdat de woorden centraal staan. Bijna de gehele tijd weet ze zo goed als onbewogen te spreken, stilstaand achter een microfoon, gestoken in grijs pak, de armen langs het lijf.
Kleine bewegingen vallen des te meer op. Fascinerend om te zien is hoe hoofdzakelijk haar handen bewegen. Soms grijpen ze in haar jaspanden, soms ballen ze zich, soms strekken ze zich tot kromme kippenpoten. Heerlijk, dit handenballet.
Hoekstra’s dictie is glashelder. Bij de eerste spreker, Joop den Uyl, imiteert ze zijn geknepen stemgeluid, zoals daarna het schelle van Margaret Thatcher en het geaffecteerde van Beatrix van Oranje, maar alleen als aanzet. Als snel neemt haar gewone stem het over. Whien laat haar kalm spreken en Hoekstra kan woorden opdelen in lettergrepen alsof ze schuift met blokjes.
#klimaathoop
Achter Hoekstra verschijnen op een groot scherm de namen van de sprekers. De enige pauze ontstaat als de jaarlijkse klimaatconferenties in een opsomming van decennia voorbij stromen, vergezeld door uitspraken op band van deelnemers. Dit uitstapje is extra ontmoedigend en deprimerend: niet alleen waren er al die vergeefse speeches, er waren ook jaarlijkse bijeenkomsten vol goede, gestrande bedoelingen.
Dat is ook de achilleshiel van Beste Mensen: de gelijkmatige stroom van inwisselbare waarschuwingen en oproepen. Wat blijft er hangen? Bijvoorbeeld dat PvdA-leider Joop den Uyl al in 1970 zegt dat uitstel van actie fataal is: „Dan zal het niet alleen deze samenleving breken, het zal ons als mensheid opbreken.” En dat Jimmy Carter in 1979 duidelijk maakt dat de gemiddelde Amerikaan in zeven dagen evenveel energie gebruikt als de meeste andere mensen op aarde in een heel jaar. Een andere tot de verbeelding sprekende vergelijking komt van astronoom Carl Sagan in 1990. Hij zegt dat Amerika tien biljoen dollar aan de Koude Oorlog spendeerde „om voorbereid te zijn op het ergste”. Waarna hij vraagt: „Waarom is datzelfde argument niet van toepassing op de dreiging van klimaatverandering?”
De voorstelling opent en besluit met teksten van de makers op het beeldscherm. Vooraf is er een wat kokette mailwisseling tussen groep en een boeker, die zich bezorgd afvraagt of Beste Mensen net als hun glorieuze hitvoorstelling De Zaak Shell wel „zwaar, maar ook grappig” wordt. En na afloop is er (bij de première ging dat technisch mis, maar het staat in het script) de mededeling dat de boeker de hashtag #klimaathoop niet mag gebruiken, ook al zijn de makers „hoopvoller dan ooit”. Want: „Al vijftig jaar lang gaan er overal op de wereld wekkers af.” Maar of dat nou zo hoopvol is?
Lees ook
Interview met Anoek Nuyens van Bureau Vergezicht over de tekst van ‘Beste Mensen’
Gehurkt zit een man langs de weg, met glazige ogen te kijken hoe auto’s voorbijrazen in een wolk van stof. Zijn hoofd tussen zijn knieën, armen over zijn gescheurde spijkerbroek. Naast hem ligt een man languit over de stoep, zijn gezicht verborgen in een oude jas. Voorbijgangers moeten over hem heenstappen. Iets verderop leunt een vrouw ineengedoken tegen een roestig hek.
De straat waar de sociale hulporganisatie Prevencasa is gevestigd, in het noorden van Tijuana, ligt een paar blokken van de populaire uitgaansbuurt, die horden Amerikaanse jongeren uit San Diego en Los Angeles ieder jaar weten te vinden. Het contrast met de kleurige bars en hun neonreclames en de groezelige achterbuurt, waar drugsverslaafden en magere honden de straten delen, is enorm. Terwijl toeristen zich verderop verdringen voor goedkope tequila, staan in deze straat mensen in de rij om schone naalden te halen bij Prevencasa.
De vrijwilligersorganisatie wordt geleid door Lily Pacheco. Ze geeft een korte rondleiding: beneden is de zaal waar verslaafden nieuwe naalden kunnen krijgen, en kunnen testen of ze hiv of hepatitis hebben. Onder een breed, donkerblauw tentzeil zitten zo’n vijftien mensen op plastic stoelen te wachten tot ze aan de beurt zijn. „Het begon zo’n vijf jaar geleden. Hier in Tijuana werd altijd veel heroïne gebruikt. Maar toen steeg ineens het aantal overdoses in de stad. De heroïne was vervuild met fentanyl”, zegt Pacheco.
Sterker en verslavender
Fentanyl, de sluipmoordenaar die in de VS is uitgegroeid tot de belangrijkste doodsoorzaak in de leeftijdsgroep 18 tot 45 jaar, zorgt inmiddels ook voor een groeiende gezondheidscrisis aan de Mexicaanse kant van de grens. De drug is vijftig keer sterker dan heroïne en honderd keer sterker dan morfine, een stuk verslavender, goedkoper te maken en makkelijker te smokkelen. Geproduceerd in China en Mexico, gesmokkeld richting de VS en Canada vanuit het zuiden. Tijuana en haar werk zijn erdoor veranderd, zegt Pacheco.
„Eerst deden we vooral hiv-testen, en voorlichting over heroïne. Nu gebruikt 95 procent van de mensen die hier komt fentanyl.” Pacheco verbetert zichzelf. „Eigenlijk gebruiken ze het niet, maar alle drugs, van meth tot heroïne, is ermee vervuild.” De precieze mate waarin Tijuana en andere grenssteden door de drugs zijn getroffen is onduidelijk: de federale regering erkent niet dat er sprake is van een fentanylcrisis in Mexico. Sterker nog, pas afgelopen maart gaf de toenmalige president toe dat er in Mexico „een klein beetje” drugs wordt gebruikt. Daarvoor was fentanyl volgens hem met name een Amerikaans probleem, „omdat ouders daar hun kinderen te weinig knuffelen”.
Aan de grens zijn de verschillen in aanpak merkbaar. Waar Mexicaanse autoriteiten in de eerste helft van 2024 slechts 130 kilo fentanyl in beslag namen, en in heel 2023 ruim tweeduizend kilo, nam de Amerikaanse grenspolitie in 2023 ruim 9.500 kilo in beslag. Meer dan genoeg om alle 333 miljoen Amerikanen een dodelijke dosis te bezorgen. Daarnaast beëindigde Mexico eenzijdig een samenwerkingsovereenkomst met de VS, waarmee gezamenlijk drugsproblemen werden bestreden. Ook werd het werk van de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA) in Mexico aanzienlijk bemoeilijkt.
Lees ook
Waarom opsporingsinstanties en hulpverleners zich zorgen maken over synthetische opiaten als fentanyl
Handelspartner
Mogelijk komt er na de verkiezingswinst van Donald Trump verandering in: hij heeft tijdens zijn campagne benadrukt een oorlog te willen beginnen tegen de Mexicaanse kartels die de drugs richting de VS smokkelen. Het overheidsbeleid van de Mexicaanse regering ten aanzien van fentanyl zal drastisch moeten veranderen, wil het land zijn belangrijkste handelspartner enigszins te vriend houden.
Want tot zover bemoeien Mexicaanse autoriteiten zich amper met de aanpak van de drugsproblematiek. Sterfgevallen worden stelselmatig ondergerapporteerd en organisaties als Prevencasa moeten het hoofd boven water houden met buitenlandse donaties, voornamelijk uit de VS. Een ander probleem is volgens Pacheco dat ruim 60 procent van de verslaafden in Tijuana gedeporteerde migranten uit de VS zijn. „Zij zoeken minder snel hulp, vermijden contact met de instanties en liggen na een overdosis soms dagen dood op straat.”
Alle drugs, van meth tot heroïne, is met fentanyl vervuild
César Vaca is directeur van de forensische medische overheidsdienst Semefo in de staat Baja California, waar Tijuana onderdeel van uitmaakt. Hij vindt het lastig om te spreken van een crisis in Mexico. „Als je kijkt naar de cijfers, dan zijn er niet veel doden door fentanyl. Die problemen zijn vooral in de VS. Maar eerlijk is eerlijk, er zijn maar weinig instanties in Mexico die kunnen meten of er fentanyl in drugs of stoffelijke overschotten zit.”
Uit onderzoek van persbureau Reuters bleek eerder dat in ruim dertien van de 32 staten in Mexico, waaronder in Mexico-Stad, forensische overheidsdiensten niet de (financiële) middelen hebben om fentanyl in drugs of lichamen op te sporen. In Baja California kan Semefo dat wel, en volgens Vaca wordt in een van op de vijf lichamen in Tijuana – los van de doodsoorzaak – fentanyl aangetroffen.
Lees ook
Eén flat, één weekend, zeven drugsdoden
Juan Méndez is een van weinige verslaafden die de drugsepidemie aan de Mexicaanse kant vanaf het begin heeft meegemaakt. Hij verliet El Salvador in 2007, reisde naar Mexico, nam een goederentrein richting de woestijn aan de grens, en liet zich door ‘coyotes’, zoals de smokkelaars worden genoemd, naar de Verenigde Staten brengen. Hij bleef er zo’n tien jaar. „Ik kwam illegaal de VS binnen en vroeg daar politiek asiel aan. Ik kreeg werk in de bouw, het leven ging goed”, vertelt Méndez somber. „Maar na tien jaar werd ik uitgezet. Omdat ik illegaal was binnengekomen, mocht ik niet blijven.” Hij ging naar Tijuana, waar hij geen werk kon vinden, op straat belandde en verslaafd raakte.
„Ik gebruikte vooral heroïne om beter te slapen. Maar precies in die periode werden de straten hier overspoeld door fentanyl. Zonder dat je het wist kreeg je het in je bloed. Nu kan ik niet zonder”, zegt Méndez. Het ergste vind hij de eenzaamheid: vrijwel iedereen met wie hij in 2018 op straat gebruikte, is overleden aan een overdosis.