Geschiedschrijving als louter een reeks opeenvolgende gebeurtenissen heeft decennialang een slechte naam gehad, schrijft de Amerikaanse historicus Robert Darnton in de inleiding van The Revolutionary Temper, zijn eigenzinnige studie over de aanloop naar de Franse Revolutie. Historici van bijvoorbeeld de Franse Annales-school zagen historische gebeurtenissen eerder als een dunne bovenlaag waaronder diepe structuren – economisch, demografisch, sociologisch – schuilgingen. Die structuren blootleggen, daar ging het om. Maar Darnton (1939), die aan Harvard doceert en beroemd werd met zijn oorspronkelijke boeken over het prerevolutionaire Frankrijk, zoals The Great Cat Massacre (1984), kiest voor een heel andere invalshoek. Zijn idee van geschiedschrijving is niet ‘enkel een verslag van wat er gebeurde, maar een manier om te begrijpen hoe mensen betekenis gaven aan gebeurtenissen.’
Anders gezegd: wat er gebeurt en hoe het bij mensen overkomt zijn twee verschillende dingen. In The Revolutionary Temper neemt Darnton een groot aantal gebeurtenissen en ontwikkelingen uit de veertig jaar die aan de bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 voorafgingen en laat zien hoe die doorwerkten in de gemoedstoestand van de Parijzenaren. ‘Ik denk dat het mogelijk is te laten zien hoe de Franse Revolutie kon plaatsvinden – niet door directe causale verbanden bloot te leggen, maar door gebeurtenissen zo te vertellen dat ze het ontstaan van een revolutionaire geestesgesteldheid beschrijven, die bereid was een wereld te vernietigen en een nieuwe op te bouwen.’
Lees ook
De vergeten mensen van de Franse Revolutie
Desillusie met machthebbers
Het is in dat constante rumoer dat de geest van de opstand zich vormt. Rode draad in de incidenten en schandalen die Darnton heeft gekozen is de desillusie met de machthebbers – allereerst met de koning zelf. Het was Lodewijk XV die de glans van de monarchie deed verbleken door zijn gebrek aan betrokkenheid met zijn volk en zijn immorele gedrag. Parijzenaren hadden op zich geen moeite met koninklijke maîtresses, maar rondom Madame de Pompadour en Madame du Barry ontstond, schrijft Darnton, een ‘negatieve mythologie’, die tot uiting kwam in tal van spottende en scabreuze liederen, vaak bestaande liedjes die van een nieuw honend couplet werden voorzien. Na 1745 liet de koning zich zo min mogelijk zien in Parijs – hij liet zelfs speciaal een weg aanleggen om vanuit Versailles niet meer door de stad te hoeven gaan.
Ook de kerk verloor gaandeweg zijn magie. Darnton laat bijvoorbeeld zien hoe aanhoudende controverses rondom de Jansenisten, een religieuze beweging die heftig botste met de katholieke orthodoxie, een gevoel van onrecht bij de gewone man teweegbrachten. Stervende Jansenisten, vaak bij het volk geliefde priesters, werden de laatste sacramenten onthouden zolang ze de anti-jansenistische pauselijke bul Unigenitus weigerden te onderschrijven. De religieuze twisten en het bijbehorende politieke spel onttrokken zich grotendeels aan het zicht van de Parijzenaar – die zag een medemens die op zijn sterfbed door de autoriteiten in de steek werd gelaten. Dat wakkerde ook rancune aan jegens de Jezuïeten, fervente tegenstanders van de Jansenisten, die het doelwit werden van haatcampagnes, zo heftig dat de koning de Jezuïeten uiteindelijk liet uitzetten. Darnton laat mooi zien hoe de dynamiek van de opruiing werkte: de op zich verlichte opvatting van de Jezuïeten dat een volk het recht had zich van een koning te bevrijden wanneer die slecht voor zijn volk was, werd in stelling gebracht als een regelrechte oproep tot koningsmoord.
Steeds weer laat Darnton zien hoe de incidenten en schandalen de dragers werden van emoties die zich tegen de heersende macht keerden: de willekeur waarmee de koning burgers kon laten vastzetten door een lettre de cachet; gerechtelijke dwalingen waardoor onschuldige huisvaders op een gruwelijke wijze terecht werden gesteld; de eindeloze reeks belastingverhogingen, die dienden om oorlogen te bekostigen, maar na afloop niet werden teruggedraaid; de schokkende excessen van de aristocratie, terwijl de prijs van het brood maar bleef stijgen. Het refrein is steeds hetzelfde: de verantwoordelijke elite die het laat afweten, tekortschiet, zich onverantwoordelijk toont, alleen aan zichzelf denkt, onrecht laat bestaan of zelfs aanwakkert.
Daar horen ook zondebokken bij. Zo’n beetje alle woede over excessen werd op Marie Antoinette, vrouw van Lodewijk XVI, geprojecteerd. Toen Frankrijk aan de vooravond van de revolutie praktisch bankroet was, werd de minister van financiën Calonne hoogstpersoonlijk verantwoordelijk gehouden. Hij kon net op tijd vluchten.
Gruwelijke martelingen
Overal ontwaarde men het spook van het despotisme. Daarbij sprak de autoriteit van de elite steeds minder vanzelf. De groeiende onvrede en desillusie, laat Darnton in The Revolutionary Temper zien, haakte gemakkelijk aan bij de ideeën van de filosofen van de Verlichting en een wereldbeeld waarbij geloof in de rede en de wetenschap en het recht op zelfbeschikking voet aan de grond kregen. De nadruk kwam steeds meer op de burger als bepalende kracht in de samenleving te liggen – geloof in persoonlijke vrijheid, in een publieke moraal en in vaderlandsliefde, in het idee van een natie die gedragen werd door haar burgers. Ook het geweldsmonopolie van de staat – de gruwelijke openbare martelingen en terechtstellingen – werd steeds vaker beantwoord met het geweld van de straat, de zogenaamde émotions populaires, het begin van een Franse traditie die tot op heden voortduurt.
De aanpak van Darnton is episodisch. In korte hoofdstukken moet je je als lezer steeds opnieuw laten onderdompelen in weer een nieuwe kwestie, weer een nieuw pamflet, weer een nieuw schandaal. Zijn stilistische meesterschap zorgt ervoor dat je dit gemakkelijk opbrengt, zelfs wanneer het gaat over het ondoorgrondelijke spel met financiële speculaties of de totaal ondoorzichtige Franse staatsfinanciën.
Zijn grootste verdienste is dat hij erin slaagt de emotionele onderlaag van een maatschappelijke orde in ontbinding bloot te leggen, in al zijn verwarring, misvattingen, leugens en kwaadaardig opportunisme – en tegelijk oog houdt voor de idealen die de Parijzenaren in de aanloop van de Revolutie in hun greep kregen. Tegelijk is het onmogelijk geen parallellen te trekken met de oprispingen en revoltes van onze eigen tijd. Ook die worden, dat is een onverwachte bonus van dit boek, een stuk inzichtelijker gemaakt.