N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Trots Liefde voor onszelf, hebben we daar niet al wat te veel van? Juist niet, betoogt de jonge filosofie Martha Claeys in haar opmerkelijke boek Trots.
Wanneer we zeggen dat iemand trots is als een pauw, bedoelen we dat vaak negatief. De trotse mens voelt zich beter dan anderen en kijkt neer op de rest. Trots is niet voor niets de belangrijkste hoofdzonde in het christendom. Maar trots hoeft niet altijd slecht te zijn. Sterker nog, volgens de jonge Vlaamse filosofe Martha Claeys kan trots ook als empowerment werken: de grootste viering van de lgbtq+-gemeenschap heet niet voor niets de Pride.
Claeys’ eerste boek Trots is een eigentijdse, heldere zoektocht naar de bronnen van die emotie. Schijnbaar moeiteloos put Claeys uit het werk van tientallen filosofen en geëngageerd trekt ze langs moderne voorbeelden: van terrorist Anders Breivik tot artiest Billie Eilish en van bewegingen als Black Lives Matter en de Gay Pride naar de onrechtmatige trots die de White Pride-beweging zich heeft toegeëigend. Haar boodschap: al kan trots doorslaan in negatieve en schadelijke emoties, onze ‘allergie voor trots’ staat emancipatie in de weg.
Die allergie bestaat vooral omdat we trots associëren met – overdreven – zelfwaardering. Trots gaat dan over uitblinken, over waar we bijzonder in zijn – anders dan de rest. Het verlangen naar zelfwaardering kan motiverend werken, maar slaat vaak door in zelfoverschatting. Dan begeven we ons al gauw in het moeras van competitie en arrogantie. ‘Ze heeft een schaduwzijde, want ze kan ons ertoe aanzetten om anderen neer te halen of hun mislukking toe te wensen’, beweert Claeys. Trots kan uit de bocht vliegen.
Maar naast zelfwaardering bestaat er ook trots als zelfrespect – een andere houding dan zelfwaardering, want hier gaat het om gelijkheid in plaats van verschil met anderen: ‘Zelfrespect is de overtuiging dat je een bepaalde behandeling verdient gewoon omdat je mens bent, en dat je die in dezelfde mate verdient als anderen.’ Zelfrespect werkt voor emancipatiebewegingen als Black Lives Matter en Gay Pride als motivator. De Pride is dus geen trotse viering van het feit dat niet-heteroseksuele mensen meer waard zijn dan heteroseksuele mensen, maar vraagt aandacht voor gelijke behandeling. Maar, hoe vreemd het ook klinkt, volgens Claeys beroept ook een beweging als White Pride zich op trots als gelijkheidsideaal. Ze analyseert scherp de neiging van activisten die zich scharen achter de slogan ‘All lives matter’. Dat lijkt een rechtvaardig beroep op gelijkwaardigheid – witte mensen zijn immers even veel waard als niet-witte mensen. Maar trots die vraagt om gelijkwaardigheid werkt alleen bij gemarginaliseerde groepen. We hoeven enkel naar de cijfers over de verdeling van macht, kennis en inkomen te kijken om te weten dat trots bij White Pride volledig uit de bocht vliegt.
In haar relaas beschouwt Claeys trots meer als een politiek betekenisvol concept dan als een emotie. Door de bril van trots blijken verrassend veel politieke verschuivingen en bewegingen te verklaren en te categoriseren; zowel schadelijke als emancipatoire varianten. De vraag die open blijft, hangt samen met de grenzen van het individualisme. Iedereen verlangt naar de trots die het gevolg kan zijn van een gelukkig, betekenisvol leven. Maar hoe vereenzelvigen we dat individuele verlangen met trots als maatschappelijk concept?
Volgens de Griekse filosoof Aristoteles verlangen we het meest naar geluk door eigen verdienste. De hoogste vorm van geluk is autarkie: onafhankelijkheid en zelfstandigheid; het vermogen door eigen verdiensten ‘de structuur van het denken te denken.’ Maar, zo bekritiseert classicus Ben Schomakers de Griekse filosoof in zijn essay Verlangen opnieuw, ware autarkie is onbereikbaar. Je kunt namelijk niet bestaan ‘zonder de werkelijkheid die je omspoelt’. We hebben altijd te maken met de buitenwereld, met de maatschappij.
Het essay van Schomakers leest moeilijk. Het zijn interessante maar zware thema’s, die hij met wollige zinnen beschrijft. In het kort (met het risico op simplificatie) betoogt hij dat we spanning ervaren tussen het zelf dat autarkisch wil zijn en het zelf dat zich in de wereld wil begeven. We verlangen even sterk naar autarkisch geluk (onafhankelijkheid, zelfverwezenlijking) als naar de wereldse liefde van anderen (samenzijn, versmelting). Deze twee uitingen van het zelf staan op gespannen voet met elkaar. Onder zowel het verlangen naar autarkie als het verlangen naar liefde schuilt het verlangen naar iets wat Schomakers ‘echtheid’ noemt – een concept dat door existentialistische denkers als Sartre en Heidegger authenticiteit wordt genoemd. Te goeder trouw leven.
Volgens Schomakers vinden we die begeerde authenticiteit in de spanning tussen het verlangen naar autarkie en het verlangen naar liefde. In die spanning vangen we een ‘glimp van het echte zelf’ op. Die spanning maakt het leven de moeite waard, meent Schomakers.
Blinde vlekken
Zelfliefde is volgens Martha Claeys de belangrijkste houding die aan de basis ligt van trots. Ware zelfliefde is volgens haar de emancipatoire motor waaraan we moeten werken. Dat klinkt tegenstrijdig, want zelfliefde wordt vaak gelijkgesteld aan arrogantie en zelfingenomenheid. Maar volgens Claeys moeten we zelfliefde net zo zien als de liefde voor anderen. Als liefde in de werkelijkheid, zoals Schomakers het zou omschrijven. Aandachtige en vergevingsgezinde aandacht, waarin we iemand proberen te zien zoals de persoon echt is, zo zouden we ook naar onszelf moeten kijken. ‘Dit soort zelfliefde ligt aan de basis van een bepaald soort trots die een belangrijke rol te spelen heeft in ons morele leven’, schrijft Claeys.
Aandachtige liefde voor het zelf is namelijk ook oncomfortabel en pijnlijk, omdat je de aandacht focust op zaken die je liever niet zou zien. Vanuit liefde. Claeys: ‘Zelfliefde zoals ik het begrijp betekent dat je ook je privileges, je blinde vlekken en je dikke ego grondig onderzoekt.’ Wanneer je jezelf kritisch en vergevingsgezind liefhebt, kan je de wereld eerlijk betreden. Authentiek. We mogen dus best wat trotser zijn op onszelf – met liefde. Dat klinkt allemaal wat idealistisch. En dat is het ook. Het is lastig in te zien hoe meer zelfliefde de wereld echt zal verbeteren. Een trotse pauw kan de eigen veren immers niet zien. Toch kan hij met wat moeite wel inschatten hoeveel ruimte hij inneemt. En dat lijkt me het verlangen waard.