Gezocht: een liefhebber voor een loodzware baan in Den Haag én het buitenland, die het grote politieke experiment van de nieuwe rechtse coalitie durft te managen. Het zou de beknopte vacaturetekst kunnen zijn voor de premier van het kabinet dat PVV, VVD, NSC en BBB willen vormen. Nadat oud-informateur Ronald Plasterk zich deze week terugtrok, is het onduidelijk of er al een nieuwe kandidaat-premier is. De vier partijen spraken er vrijdag over door, maar hullen zich in stilzwijgen.
Deze gang van zaken is uitzonderlijk. Sinds de jaren zeventig is de leider van de grootste regeringspartij bijna automatisch premier, maar daarvoor was PVV-leider Geert Wilders nu in de ogen van zijn coalitiepartners te omstreden. Toen hij vorige week Plasterk voordroeg, ging door diens naam ook snel een streep na nieuwe onthullingen van NRC over een patentenkwestie waarin hij verwikkeld is. Gevolg: zes maanden na de verkiezingen is het nog volstrekt onduidelijk wie er premier wordt.
De ontstane politieke situatie is „ongekend” en „rommelig”, vindt oud-Tweede Kamerlid en voormalig senator Peter Rehwinkel (PvdA), die promoveerde op de staatsrechtelijke positie van de Nederlandse minister-president. Wie de volgende premier ook wordt, deze lijkt op voorhand met problemen te worden geconfronteerd die zijn of haar werk bemoeilijken.
1
Geen kiezersmandaat
Nederland heeft formeel geen gekozen premier, maar de laatste decennia is het gebruikelijk dat de politiek leider van de grootste coalitiepartij de premier wordt. Dat is volgens Rehwinkel in principe een goede zaak. „Ik snap de weerzin tegen Wilders heel goed, maar als de verkiezingswinnaar premier wordt geeft dat toch legitimatie aan de belangrijkste politieke functie van het land.”
Als de premier van buiten komt, en misschien zelfs relatief onbekend is, kan het moeilijk zijn om met gezag te opereren, denkt Rehwinkel. „Het ontbreken van een kiezersmandaat kan al snel tot teleurstelling bij kiezers leiden.” Dat risico is extra groot bij PVV-kiezers, die het in meerderheid onacceptabel vinden dat Wilders geen premier mag worden, bleek eerder uit onderzoek van EenVandaag.
2
Geen gezag in Europa
Het kiezersmandaat telt ook in Europa. De Nederlandse premier is tegenwoordig veel uren in Brussel voor allerlei EU-overleg, dat de afgelopen jaren in frequentie sterk is toegenomen. Rehwinkel: „De nieuwe premier moet straks in gesprek met de Franse president Macron, die rechtstreeks is gekozen. Die kan denken: wie ben jij dan wel?” Een andere complicatie is dat buitenlandse regeringsleiders zich zullen afvragen of de nieuwe ‘PVV’-premier wel een volledig politiek mandaat heeft, denkt Rehwinkel. „De premier moet twee visitekaartjes meenemen, die van zichzelf en die van de PVV. In Brussel zullen ze denken: kunnen we nu op vertrouwen, of moet Wilders eerst nog z’n zegen geven?”
Eén ding staat al vast: de nieuwe premier moet in Brussel stevig gaan onderhandelen. In het ‘hoofdlijnenakkoord’ pleiten PVV, VVD, NSC en BBB voor uitzonderingsposities voor Nederland rond het asiel- en mestbeleid, en een lagere EU-afdracht. Geen makkelijke opgave voor een beginnend premier.
3
Discussie over zijn rol
De rol van de premier is steeds belangrijker geworden in Den Haag. Tot 1937 had de premier zijn eigen ministerie van Algemene Zaken niet eens, en deed hij er een vakministerie bij. Nu is hij niet alleen op vrijdag voorzitter van de ministerraad, maar is hij uitdrukkelijk de bewaker van de eenheid van het kabinetsbeleid, zegt Rehwinkel. „De premier is echt een verbinder in het kabinet die ook aanspreekbaar is op de hoofdlijnen van het beleid. Daarvoor moet hij ook steeds vaker naar de Tweede Kamer komen.”
Uitgerekend een van de leiders van de nieuwe coalitiepartijen, Pieter Omtzigt van NSC, is kritisch op hoe machtig de premier is geworden. Hij verweet Rutte te veel macht naar zich toe te trekken in de coronacrisis en kabinetsbesluiten te nemen tijdens informele sessies in het Catshuis. Kan de volgende premier een stapje terug doen en meer aan zijn bewindslieden overlaten? Op één thema wil Omtzigt de premier wél kunnen blijven aanspreken. In het NSC-verkiezingsprogramma staat dat de minister-president „eindverantwoordelijk wordt voor het borgen van de grondrechten en de democratische rechtsstaat”, niet toevallig een kernthema van NSC.
4
Een instabiele coalitie
Een ander aspect dat het onwaarschijnlijk maakt dat de volgende premier een stapje terug kan doen is de verwachte instabiliteit van de rechtse coalitie. Al tijdens de formatiefase was er op veel momenten wantrouwen, of zelfs ruzie. Omtzigt liep een keer boos weg en liet dagenlang niets van zich horen en Wilders bleef op ouderwetse wijze hardcore PVV-teksten twitteren, tot irritatie van de rest. Ook de gang van zaken rond Plasterk, die in conflict kwam met Omtzigt, wekte geen vertrouwen.
Rutte stond erom bekend dat hij als geen ander dealtjes met de oppositie kon sluiten en coalities bij elkaar kon houden. Maar de opdracht voor de volgende premier lijkt nog moeilijker dan die van Rutte. De vier partijleiders blijven in de Kamer, waardoor de coalitiefracties zich meer zullen blijven profileren, ook ten opzichte van elkaar. Omtzigt noemt dat ‘extraparlementair’ en legt dat positief uit, maar zal het ook echt zo uitpakken? D66-leider Rob Jetten waarschuwde dat de vier partijen gezien hun verschillen ouderwets intensief zullen moeten afstemmen en dat de nieuwe premier „aan de leiband” van Wilders zal lopen.
Ook Rehwinkel is sceptisch. „Dualisme is goed, het politieke debat moet worden gevoerd.” Maar, zegt hij, politiek is ook een kwestie van meerderheden vergaren en afstemming bereiken binnen een coalitie. „De premier wordt meer afhankelijk van de politieke leiders in de Kamer, die daar hun piketpalen zullen slaan, en daar moet hij dan doorheen slalommen. En vervolgens moet je nog een meerderheid zien te krijgen in de Eerste Kamer. Deze constructie vraagt uitzonderlijk veel stuursmanskunst.”