N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
Leen Pfrommer (1935-2023) Als beroepsmilitair predikte hij tucht en orde bij alle schaatsers die hij begeleidde. Leen Pfrommer was decennialang een succesvolle coach, tot zijn trainingsmethoden als verouderd werden bestempeld.
Toen de winkelstraten uitgestorven waren en miljoenen Nederlanders het hele weekend met pen en papier voor de buis zaten om ‘Ard en Keessie te klokken’, schreeuwde een kleine, kalende coach hen naar voren. Leen Pfrommer overleed deze week na een kort ziekbed op 87-jarige leeftijd.
Nederland was schaatsgek eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Met dank aan Ard Schenk en Kees Verkerk, de bevriende tegenpolen die ’s nachts bij elkaar op de kamer lagen en overdag elkaar beconcurreerden. De kleine Verkerk was de lange Schenk aanvankelijk de baas. Tot hun nieuwe coach Pfrommer merkte dat de verlegen Schenk op de hotelkamer werd geïntimideerd door de branieschopper Verkerk. Hij haalde ze uit elkaar en vanaf dat moment waren de rollen omgedraaid. Schenk overvleugelde Verkerk – zonder dat hun vriendschap er overigens onder leed.
Beroepsmilitair
Zie hier de invloed van een strenge coach die als beroepsmilitair tucht en orde predikte. Pfrommer ‘won’ tussen 1968 en 1977 met zijn pupillen vier keer olympisch goud, vier wereldtitels en twee Europese titels allround. Hij was ook succesvol met Jan Bols, Piet Kleine en Hans van Helden. En later bij Jong Oranje met Jan Bos en Marianne Timmer. Tot de jonge garde steeds meer kritiek ging leveren op zijn ‘verouderde trainingsmethoden’.
Pfrommer coachte decennialang met een oranje, wollen muts. In NRC vertelde hij er ruim twintig jaar geleden zo over: „Toen de kernploegrijders nog wollen broeken en truien droegen, gaf de sponsor iedereen twee mutsen als bonus, elk seizoen.” De schaatsers gooiden die meestal weg, Pfrommer bewaarde ze. Na zes jaar had hij er twaalf. Was de muts versleten, dan pakte Pfrommer een nieuwe uit de kast. „Er liggen er nu nog drie op zolder.”
Schenk en Verkerk hadden aanvankelijk weinig vertrouwen in hun nieuwe bondscoach, vertelden ze in NRC. Olympisch- en wereldkampioen Verkerk: „Oei, een militair, dachten wij. Moeten we nu saluerend op appèl verschijnen?” Verkerk begreep wel waarom hij van Schenk werd gescheiden. Verkerk: „Ik was geen makkelijk manneke, er was geen trainer die me dingen liet doen die ik niet wou.”
Drievoudig olympisch, tweevoudig wereld- en drievoudig Europees kampioen Schenk: „Die ontkoppeling was goed voor mijn carrière, mogelijk een keerpunt. Maar misschien was ik anders ook wel losgekomen van die tweede plaats achter Kees. Pfrommer verbeterde mijn techniek en voerde de arbeid op. Soms moest ik 24 of zelfs 30 rondjes ‘zitten’. Dat viel niet mee. Ik was gemakzuchtig, tegen het luie aan.”
Ontdekker van Jan Bols
De Drentse stayer ‘Heya’ Jan Bols over zijn ontdekker: „Als wielrenner hield ik ’s winters op natuurijs mijn conditie op peil. Leen zag me daar en haalde me over schaatser te worden. Als wielrenner deed ik maar wat. Leen was zijn tijd vooruit, wist van trainingsprogramma’s, liet me gymnastiekoefeningen doen.”
Pfrommer vierde tussen 1984 en 1995 ook successen als trainer van Jong Oranje. Hij werkte graag met „jonge, ongepolijste talenten”, die ook beter naar hem luisterden dan de oudere kampioenen. Oud-schaatsbestuurder Jan Charisius in NRC: „Leen had oog voor talent, hij wees ze de weg en voedde ze op volgens zijn normen en waarden. Hij leerde ze, als hij dat nodig vond, zelfs met mes en vork eten.”
Maar er waren ook jonge rijders die Pfrommer „te betuttelend” vonden. De latere olympisch kampioen Bart Veldkamp noemde hem een „oude schoolmeester met conservatieve ideeën”. En tweevoudig Europees -en wereldkampioen Hilbert van der Duim werd aangesproken op zijn uiterlijk. „Ik liep in een spijkerbroek, een Noorse trui en ik had lang haar. ‘Als je bij mij in de ploeg komt’, zei Leen, wordt dat wel anders. Dan draag je je haar keurig kort en krijg je een mooi kostuum aan.’ Dat maakte ik natuurlijk zelf wel uit.”
Van der Duim kreeg in 1981 indirect met Pfrommer te maken in diens rol als tv-commentator. Toen hij op het WK in Oslo op de vijf kilometer een rondje te vroeg stopte en nietsvermoedend uitreed tot zijn Noorse tegenstander hem inhaalde, schreeuwde Pfrommer vanuit zijn commentaarhokje: „Hilbert jongen, je moet doorrijden!” Vervolgens beschuldigde hij zijn opvolger Egbert van ’t Oever van een te lakse reactie.
Ruzie en daarna demotie
Pfrommer stapte in 1995 over naar de vrouwensprintploeg van de KNSB. Daar kreeg hij ruzie met kopvrouw Christine Aaftink. Zij verliet de kernploeg en hij moest later plaatsmaken voor de Amerikaanse kampioenenmaker Peter Mueller. Pfrommer werd ‘teruggezet’ naar een opleidingsploeg sprint. Via de achterdeur verliet hij de schaatssport om in zijn woonplaats Ermelo in 1994 eerst lijstduwer en in 1998 raadslid voor de VVD te worden.
Veel had Leen Pfrommer te danken aan zijn vrouw Ietje, die hij op het ijs had ontmoet. Zij ging vaak mee op trainingskamp. „Ze kookte voor de hele club, hield de reinheid en netheid op de kamers in de gaten. Zo hebben we tienduizenden guldens voor de bond uitgespaard”, vertelde hij tijdens de presentatie van zijn biografie in 2017.
Eind april was Pfrommer nog opvallend fit en breed lachend als altijd aanwezig op een schaatsreünie in Leusden. Hij sprak daar veel van de schaatsers met wie hij had gewerkt en andere rijders die hij van dichtbij had meegemaakt. Na een kort ziekbed overleed hij twee weken later voor velen onverwachts in het UMC Utrecht.