Lau Mazirel bleef altijd strijden vóór privacy en tegen dataregistratie

Profiel

Lau Mazirel (1907-1974) Op 27 maart 2023 is het 80 jaar geleden dat de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister plaatsvond. Een van de geestelijke moeders daarvan is de bijna vergeten advocaat en verzetsvrouw Lau Mazirel. Ook na de oorlog streed ze tegen dataregistratie door de overheid en vóór de ontluikende homobeweging.

Ravage na de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Slechts 15 procent van de persoonsbewijzen werd onbruikbaar, maar de impact was groot.
Ravage na de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Slechts 15 procent van de persoonsbewijzen werd onbruikbaar, maar de impact was groot.

Foto ANP

In het vroege voorjaar van 1943 schrikt Jan Pen, huurder bij advocaat Lau Mazirel, zich rot als er plotseling mannen in politie-uniformen in de kamer staan. Zijn hospita heeft hem niet verteld dat haar huis aan het Frederiksplein in Amsterdam tijdelijk dienst doet als paskamer van het verzet. Couturier en verzetsman Sjoerd Bakker, goede vriend van Mazirel, heeft de nagemaakte uniformen meegebracht vanuit zijn atelier. Een diffuus netwerk van verzetsmensen werkt mee aan de voorbereidingen van de aanslag.

Vandaag tachtig jaar geleden, op zaterdagavond 27 maart 1943, slaan rond 23.00 uur de vlammen uit de ramen van het Amsterdamse bevolkingsregister aan de Plantage Kerklaan. De aanslag is vooral succesvol vanwege de grote morele betekenis ervan. Slechts 15 procent van de opgeslagen persoonsbewijzen wordt onbruikbaar, maar de spectaculaire verzetsdaad maakt het register onbetrouwbaar. Aanslagplegers Gerrit van der Veen, Willem Arondeus en Frieda Belinfante zijn opgenomen in de canon van het verzet. Maar mede-organisator Lau Mazirel, die niet bij de daadwerkelijke uitvoering betrokken was, raakte in de vergetelheid.

Vroege waarschuwingen

Afgezien van de Lau Mazirelbrug in Amsterdam herinnert weinig aan haar bestaan. Terwijl haar vroege waarschuwingen voor het gevaar van een gedetailleerd bevolkingsregister de aanslagplegers, met wie ze nauw samenwerkte, inspireerden. Twaalf mannen, onder wie Mazirels’ vrienden Bakker en Arondeus, beiden openlijk homoseksueel, worden na verraad gefusilleerd in de duinen van Overveen. De avond vóór hun dood bezoekt Mazirel ze in hun cel aan de Weteringsschans. Ze moet hen beloven de wereld te vertellen dat „homo’s ook heus moedig kunnen zijn en niet noodzakelijk verwijfd”. In Vrij Nederland verklaart Mazirel in 1970: „Ik vond het een beetje gek. Als wijf weet ik heus wel dat geslacht niets met moed te maken heeft.”

Lau Mazirel.
Foto privécollectie, gefotografeerd door Roger Cremers

De eigenzinnige Mazirel, altijd met bril en opgestoken haar, waarschuwt al sinds eind jaren dertig tegen het gevaar van dataverzameling door de overheid. In 1937, tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs, bezoekt ze een congres voor bevolkingspolitiek. Daar prijst de Duitse psychiater Ritter verplichte sterilisatie aan: „Zo schakel je ongewenste groepen in de samenleving in één generatie uit, terwijl de economie blijft draaien.” Zoals de Roma en Sinti: „Asocialen, die af te meten zijn aan hun morele en mentale verval”, vervolgt Ritter. Met datacollecties uit dorpsarchieven en lichaamsmetingen werden ze tot ‘lager ras’ verklaard. Ook in het naoorlogse Nederland blijven deze ideeën lang van invloed op beleid over Roma en Sinti – een strijd waar Mazirel zich haar hele leven lang in vastbijt. Ritter eindigt zijn betoog in 1937 met complimenten aan Den Haag, als een van de koplopers van efficiënte bevolkingsadministratie.

Na het congres reisde Mazirel naar het Duitse Siegburg. Omwonenden vertelden haar dat woonwagenbewoners die er naar zogenoemde ‘ontluizingskampen’ werden gebracht, er niet meer uit kwamen. Mazirel had sterke vermoedens dat er dodelijke experimenten plaatsvonden, schrijft ze later in een brief. Terug in Nederland klopt ze direct aan bij pers en politiek, gealarmeerd door het gevaar van wat zij „de planners van de menselijke toekomst” noemt. Ze pleit er bij ministeries voor geloofsovertuiging niet te benoemen in de bevolkingsadministratie omdat het religieuze groepen kwetsbaar maakt voor vervolging. Maar ze treft vooral onverschilligheid, en kritiek op haar bronnen. „Dat materiaal hebt u gestolen, juffrouw Mazirel!”, bijt de hoofdredacteur van een vooroorlogse christelijke krant haar toe als ze uit Duitsland meegesmokkelde bewijsstukken van de zogenaamde ‘ontluizingskampen’ toont. Ook bij de minister van Binnenlandse Zaken vangt ze bot met haar verzoek om geloofsovertuiging uit het bevolkingsadministratie te verwijderen.

Ik wou dat er mensen waren die het van mij over wilden nemen

Na de Duitse bezetting in 1940 gaat haar verzet ondergronds, met haar advocatenpraktijk aan de Prinsengracht 466 als dekmantel. Ze werkt nauw samen met verzetsman Walter Süskind, over wie in 2012 een film uitkomt. Mazirel speelt een bepalende rol bij het wegsmokkelen van Joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. Haar vrees is realiteit geworden. „De laarzen namen de lijsten over”, schrijft ze in opinieweekblad De Nieuwe Linie 1966 over de administratief efficiënte jodenvervolging. Mazirel is er door contact met Ferdinand Aus der Fünten, plaatsvervangend chef van het SS-bureau dat de deportaties organiseert, al in juni 1942 van overtuigd dat de transporten uit Westerbork niet bedoeld zijn voor Arbeitseinsatz, maar voor vernietiging. Zij weet: er moet een stok in het wiel van het systeem dat dit mogelijk maakt: de gewraakte ‘J’ in de persoonsbewijzen.

Levenswerk van Lens

Het ontwerp van het persoonsbewijs komt van de Haagse ambtenaar Jacob Lens, die er zijn levenswerk van maakt. Als de Duitsers in januari 1941 de identificatieplicht invoeren, hoeft alleen de ‘J’ er nog in gestempeld te worden. De kerkelijke gezindte van alle Nederlanders stond al netjes geadministreerd. Ook wie minstens één joodse grootouder heeft, wordt dan verplicht dit aan te geven.

Op zaterdagavond 27 augustus 1943 vertrekt een groep als agenten vermomde verzetsstrijders richting Plantage Kerk-laan. Doelwit zijn de stalen ladekasten vol Amsterdamse persoonsgegevens. Een cruciale schakel: ieder vervalst persoonsbewijs kan worden vergeleken met deze officiële administratie. Ook Mazirel zelf loopt rond met valse papieren onder de naam Noortje Wijnandts, kraamverzorgster. Ieder jaar geeft ze een Joodse baby aan als haar eigen kind, het laatste oorlogsjaar zelfs een tweeling.


Lees ook: Een bijzondere verzetsfamilie

Zowel vóór, tijdens als na de oorlog zet Mazirel zich in voor mensen die, net als zij, buiten de norm vallen. Haar afkeer van alles wat de bewegingsvrijheid van het individu beperkt, vormt de basis van haar handelen. In het bedompte vooroorlogse Nederland wordt Mazirel als een bedreiging voor de gevestigde orde ervaren. Vrijgevochten, activistisch, uitgesproken. Een vrouw die weigert te tekenen voor wat de maatschappij van haar verwacht. Na haar studie rechten in Utrecht (die ze in 1930 afrondde) verhuist ze naar de socialistische commune het Roode Klooster in Amsterdam.

Geen huwelijk

Met de vader van haar kinderen weigert Mazirel in 1933 te trouwen, een uitzonderlijk standpunt: een huwelijk zou haar als vrouw wettelijk handelingsonbekwaam maken. Pas in 1956 verdwijnt deze wet. „De overheid heeft niets te maken met een liefdesrelatie tussen twee mensen. Net zo min als de Burgerlijke Stand zou moeten registreren of een mens een man of vrouw is”, zegt Mazirel in een interview in 1970. Ook met haar tweede partner sluit ze, onder protest van de Orde van Advocaten, een contract bij notariële akte – meer dan vijftig jaar voordat samenlevingscontracten bij wet ingevoerd werden.

„Volstrekt logisch”, vindt Mazirel in 1937 het als kersverse advocaat om mannen te verdedigen, die onder strafwet 248bis worden aangeklaagd voor seks met een minderjarige (dan 21) van hetzelfde geslacht. Ze is een van de weinigen die dit aandurft. Ook na de oorlog is Mazirel huisadvocaat bij de oprichting van het COC in 1946. Tien jaar later wordt ze tot erelid benoemd.

Met haar strijd tegen overheidsbemoeienis en vrijheidsbeperking maakt Mazirel ook vijanden. Uiteindelijk wordt ze zelf gemarginaliseerd. Abortusrecht, seksuele hervormingen, vluchtelingen, woonwagenbewoners: Mazirels thema’s stuitten in het naoorlogse Nederland op grote weerstand. Een hoge ambtenaar van Justitie zet haar in een brief aan zijn minister in 1951 weg als „zonderling moreel niet hoogstaande vrouw”.

In 1974 overlijdt Mazirel in een Franse bedstee, waar ze veertien jaar als oorlogsinvalide in ligt. Verwaarloosde wonden uit de verzetstijd hadden hun tol geëist. Tot haar dood blijft ze met ingezonden brieven en artikelen ageren tegen registratiedrift van de overheid. Haar laatste strijd is de Volkstelling van 1971: „Een instrument om minderheden te registreren”, schrijft ze. „Volkstelling, databank, computergeheugen, persoonsnummers. Ik wou dat er mensen waren die het van mij over wilden nemen, die zelf wilden gaan kijken, het zien en zich realiseren, waarom ik zo hard schreeuw.”

Tachtig jaar na de aanslag op het bevolkingsregister benadrukt Marleen Stikker, directeur van De Waag, Future Lab voor technologie en maatschappij, hoe belangrijk het is Mazirels’ strijd te kennen: „We leven in een tijd waar datasystemen veel meer over ons weten dan wijzelf. De geschiedenis heeft laten zien dat niets onmogelijk is. Over de organisatie van macht moeten we niet naïef zijn. De bescherming van onze data is een fundamenteel recht.”

Als historicus en journalist verdiept Esther Gaarlandt zich in het leven van Lau Mazirel. Sinds oktober is Gaarlandt directeur van het Amsterdams 4 en 5 mei-comité.