Ze kreeg dinsdagavond de ene na de andere ziekenhuisverpleegkundige „op de lijn”, vertelt D66-Kamerlid Wieke Paulusma. Ze waren blij dat de bezuiniging van 165 miljoen euro op hun na- en bijscholing van de baan is. Maar tegelijkertijd voelden ze zich ook „superongemakkelijk en bezwaard” dat de bezuiniging nu bij hun collega’s in de wijkverpleging terechtkomt.
„Je hebt als minister maanden over een oplossing na kunnen denken, en dan kom je met dít”, zegt Paulusma. „In een tijd dat mensen langer thuis wonen, huisartsen ontzettend druk zijn en mensen voor palliatieve zorg de thuiszorg nodig hebben.”
Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PVV) maakte dinsdag in een Kamerbrief bekend dat ze wil bezuinigen op het budget voor wijkverpleging, oftewel thuiszorg. Het is het alternatief voor een bezuinigingsplan uit december vorig jaar op opleidingen van zorgpersoneel in het ziekenhuis, zoals verpleegkundigen. Daarover ontstond veel commotie. Agema noemde die omstreden bezuiniging een „ongeluk”, de coalitiepartijen een „vergissing”. Een Kamermeerderheid riep Agema op een alternatief te zoeken. Dat heeft ze nu gevonden. Ze is „blij” met de oplossing, schrijft ze op LinkedIn.
Langer thuis
Toch is het een opvallende bezuiniging. Het vorige kabinet besloot juist dat ouderen langer thuis moeten blijven wonen – en dus meer thuiszorg nodig zullen hebben. In 2022 presenteerde toenmalig minister Conny Helder van Zorg (VVD) het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). De kern: ouderen moeten zelfredzamer worden, meer gebruikmaken van digitale zorg en ze krijgen zo lang mogelijk zorg aan huis. Wijkverpleging speelt in die ontwikkeling een essentiële rol.
Langer thuis wonen lijkt onontkoombaar door de dubbele vergrijzing (er zijn meer ouderen die ook steeds ouder worden). Veel ouderen willen het zelf graag, en het is ook nog eens goedkoper. Verzorgingshuizen zijn er nauwelijks meer, voor een plekje in een verpleeghuis is een wachtlijst van zo’n 25.000 mensen. Zorg aan huis kost minder dan in een verpleeghuis en thuis betaalt een oudere bijvoorbeeld gewoon zijn eigen hypotheek of huur.
Het huidige kabinet is niet afgeweken van deze langer-thuis-wonen-ontwikkeling, al loopt er ook een onderzoek naar de terugkeer van bejaardenhuizen, als een soort tussenvorm tussen thuis wonen en het verpleeghuis.
Geld dat voor de wijkverpleging bedoeld is, moet eigenlijk gewoon worden opgemaakt. Maar nu gaat het al een aantal jaar terug naar de schatkist en wordt het ook niet voor de zorg ingezet
Terug naar de schatkist
Toch vindt minister Agema de bezuiniging op de wijkverpleging „gerechtvaardigd”, omdat er „structureel” sprake is van „onderuitputting”. Met andere woorden: er wordt minder geld uitgegeven dan er beschikbaar is. Een woordvoerder van het ministerie van VWS spreekt dan ook niet over een bezuiniging maar over „realistisch ramen”. Van het potje van tussen 3,5 en 4 miljard euro per jaar blijft al een aantal jaar zo’n 800 miljoen over. Dat geld vloeit terug naar de schatkist.
Die onderuitputting komt door tekort aan personeel, maar ook omdat verpleegkundigen minder uren bij een oudere zijn omdat meer wordt gekeken naar wat mensen zelf kunnen. Onderuitputting ligt vaak gevoelig. „Die 165 miljoen is straks definitief weg”, zegt Paulusma van D66. Actiz, de branchevereniging van zorgorganisaties, schrijft op haar website dat Agema „de ouderenzorg en de wijkverpleging in de kou laat staan”. Volgens Actiz komt de onderuitputting niet omdat er te weinig vraag is naar wijkverpleging. Regelgeving zorgt er volgens hen voor dat er nu geen geld mag worden gestoken in bijvoorbeeld nieuwe technologie en opleidingen: „Daar is het geld dat nu wordt weggegeven voor bedoeld.” Kamerlid Julian Bushoff (GroenLinks-PvdA) spreekt over „ een rare volgorde”. „Kijk eerst of je dat geld kan gebruiken om meer mensen aan te nemen, het werk aantrekkelijker te maken, en voor medewerkers die niet goed rond kunnen komen. Dan zie je daarna wel of je nog steeds geld overhoudt – of niet.”
Bianca Buurman, voorzitter van de beroepsvereniging voor verzorgenden en verpleegkundigen (V&VN), heeft „een heel dubbel gevoel” over de besparing, zegt ze. „Geld dat voor de wijkverpleging bedoeld is, moet eigenlijk gewoon worden opgemaakt. Maar nu gaat het al een aantal jaar terug naar de schatkist en wordt het ook niet voor de zorg ingezet.” Ze is vooral opgelucht dat de besparing op de na- en bijscholing voor ziekenhuisverpleegkundigen van de baan is. Maar, zegt ze erbij, Agema moet ook geld gaan uittrekken voor verpleegkundigen en verzorgenden in de wijkverpleging, net als voor de ouderenzorg en de ggz, die nu helemaal geen structureel geld krijgen voor scholing. „De minister moet over de brug komen.”
Willen we een hele begroting van 110 miljard euro ophouden voor een bedrag van 165 miljoen euro?
Eerste Kamer aan zet
De VWS-begroting is inmiddels al goedgekeurd door de Tweede Kamer, maar met haar voorstel komt Agema wel de Eerste Kamer tegemoet. Die heeft nog altijd niet ingestemd met haar begroting, vanwege de onduidelijkheid over hoe die 165 miljoen bezuiniging wordt ingevuld. De begrotingsbehandeling staat nu op 1 april gepland. Het is de vraag of de senaat dan nog dwars gaat liggen. In februari liet een meerderheid van de Eerste Kamer in een debat al weten vooral snelheid te willen maken – ondanks de onduidelijkheid die er toen nog was over de alternatieve bezuiniging. „Onze verantwoordelijkheid is de begroting op tijd vaststellen. Laten we een beetje vaart maken”, zei senator Marian Kaljouw (VVD) toen. En Janny Bakker-Klein (CDA): „Willen we een hele begroting van 110 miljard euro ophouden voor een bedrag van 165 miljoen euro?”
Lees ook
Tweede Kamer draait onbedoelde bezuiniging op verpleegkundigen weer terug
In een tweehonderd meter langgerekte hal rijden kinderen rond op kleine fietsjes. Ze volgen de gele lijnen van het parkeerdek. Aan de zijkant staan hun ouders in blauwe containers de was te doen. Ernaast staan twee tafelvoetbaltafels.
„Voor een stukje recreatie”, zegt locatiemanager Senait Teklezghi, die een rondleiding over het schip geeft.
Ze spreekt een van de spelende kinderen aan. „Moet jij niet naar school?”
De jongen kijkt haar onbetekenend aan. „I only speak Arabic”.
Teklezghi: „Arabic? Hmm.”
En weg is de jongen, de lift in.
De Silja is een van de grootste cruiseferry’s ter wereld. Volgens boekingwebsites staat het schip garant voor een ‘rimpelloze overtocht’ van Estland naar Finland, met zwembaden, sauna’s, clubs en à la carte-restaurants. Maar sinds het schip het onderkomen is geworden van 1.900 statushouders, is alle luxe verdwenen: het zwembad op het bovendek staat leeg en voor de parfumwinkeltjes hangen luiken. Gesluierde jonge meiden proberen vanaf de trappen het zwakke wifi-signaal op te vangen. Door de gangen lopen mannen in zwarte beveiligingsuniforms.
De vluchtelingen met verblijfspapieren die op de Silja zitten, hebben recht op een sociale huurwoning. Ze zijn gekoppeld aan gemeenten in heel Zuid-Holland. Maar door het woningtekort verblijven ze nog steeds op deze ‘doorstroomlocatie’ van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Door nieuw kabinetsbeleid zal het aantal statushouders in de opvang de komende jaren fors toenemen, waarschuwde het COA vrijdag. Minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) wil statushouders geen voorrang meer geven op sociale huurwoningen. Het gevolg is dat ze nog langer zullen moeten verblijven op plekken zoals de Silja.
Vluchtelingenkinderen uit Syrië spelen met een voetbaltafel op het parkeerdek van de Silja.Foto Hedayatullah Amid
Rekentruc
Het schip meerde in 2023 aan in Rotterdam, na een opmerkelijke deal. Iedere gemeente moet, naar grootte, jaarlijks een bepaald aantal statushouders en asielzoekers plaatsen. Maar onder druk van de grootste coalitiepartij Leefbaar Rotterdam heeft het Rotterdamse college gezegd dat het nooit meer dan vijfhonderd asielzoekers wil opvangen. Om toch aan haar wettelijke verplichtingen te voldoen, is met de Silja een rekentruc uitgehaald. Hoewel de bewoners zijn ondergebracht op een tijdelijke COA-opvang, telt een deel van de Silja-bewoners op papier mee als statushouders die in Rotterdam zijn gehuisvest – nog vóórdat ze een eigen woning hebben gekregen. Tegelijk telt de gemeente de Silja-plekken vanaf dit jaar ook mee als asielopvang, waardoor het meteen voldoet aan haar verplichtingen vanuit de Spreidingswet. Volgens de woordvoeder van de gemeente heeft het Rijk hiervoor toestemming gegeven.
Rotterdam gebruikte het schip ook nog voor een ander doel: om een asielzoekerscentrum in een buurgemeente te blokkeren. De Silja was alléén welkom als de plannen voor een azc in Barendrecht, tegen de rand van Rotterdam aan, voorlopig niet doorgaan. De provincie Zuid-Holland stemde in, en zo kwam het cruiseschip in 2023 in een afgelegen haventerrein in het westen van de stad te liggen.
Volgens Rotterdam loopt het er goed. Er zijn weinig incidenten, de statushouders zouden snel doorstromen en een „aanzienlijk” deel van hen kan vanuit het schip vervroegd beginnen met inburgeren en werken. Maar uit gesprekken met de bewoners zelf komt een ander beeld naar voren.
Gevangenis
De lift gaat omhoog naar de bovenste verdieping van het schip. Dek twaalf; de afdeling van het COA. Toen het schip tot 2022 nog op zee voer, zaten hier de conferentieruimtes en het dek om te zonnebaden. Nu zijn het kale spreekkamers, met Scandinavische plaatsnamen die in gouden lijstjes naast deuren hangen. Achteraan het dek zit het kantoortje van locatiemanager Senait Teklezghi. Ze begint te vertellen over de „uitdagingen” waar het COA voor staat om deze statushouders van onderdak te voorzien. Eigenlijk zouden ze met hun verblijfspapieren op zak al begonnen moeten zijn aan hun leven in Nederland. „Dat zeggen wij ook tegen ze”, zegt Teklezghi. „Ga niet wachten! Ga alvast werken en de taal leren.” Maar ze ziet dat het velen niet lukt vanaf het schip. Waarom dat is? Teklezghi laat een stilte vallen. „Ik denk dat de omstandigheden niet ideaal zijn.”
Op de kade voor het schip komt de Syrische Halil (19) aangefietst. Hij draagt een trainingsbroek met daaronder felgekleurde sneakers. Halil komt net terug van zijn werk bij een magazijn in Barendrecht, dumpt z’n tas en gaat met een vriend buiten zitten. De zon schijnt, dus zin om op zijn kamer te zitten heeft hij niet. Hij betaalt een paar honderd euro per maand voor zijn hut die hij deelt met een landgenoot – een ‘eigen bijdrage’ die werkende vluchtelingen moeten betalen voor hun opvang. De kamer is te klein voor twee, zegt hij. „Ik ga zo douchen en daarna weer naar buiten, tot ik mag eten. Als ik de hele dag op m’n kamer ga zitten voelt het als een gevangenis.”
Ik ga naar dek zes, roken, en weer terug. Roken, en weer terug. Dat de hele dag. ’s Avonds drogeer ik mezelf om te kunnen slapen
De cabine die de statushouders moeten delen, is daadwerkelijk kleiner dan een cel. Zo’n twee bij drie meter, er passen net twee bedden in. Ruimte om te draaien of spullen op te bergen is er nauwelijks. De meeste cabines hebben geen raam. In de gangen staan veel deuren open, voor betere wifi-ontvangst. Ze hebben lakens voor de deurpost opgehangen.
Halil heeft nog geluk: híj heeft overdag iets te doen. Voor de meesten die op de kade rondlopen geldt dat niet. Al is de werkgelegenheid groot, een baantje vinden zonder Nederlands of Engels te spreken, blijft lastig. Daarom is het zaak dat statushouders zo snel mogelijk beginnen met inburgeren, en de taal leren. Dat moet worden opgestart door de gemeente. Alleen is het gros van de statushouders gekoppeld aan gemeenten buiten Rotterdam, waardoor ze niet kunnen starten.
Het schip werd ooit gebruikt om reizigers te vervoeren tussen Estland en Finland. Foto Hedayatullah AmidBewoners hebben lakens voor de deurposten van hun kamers opgehangen. Foto Hedayatullah AmidBewoners van de Silja doden hun tijd op het schip als ze geen werk hebben. Foto Hedayatullah Amid
Langer dan een jaar
„Ik heb de pech dat ik ben gekoppeld aan Albrandswaard”, zegt Yasim el Omar (21). Hij zit op de kade op zijn elektrische fiets. „Ik vraag de hele tijd aan Albrandswaard wanneer ik kan beginnen, maar ze zeggen dat ik eerst moet wachten tot ze mij een huis geven.” De andere statushouders op de kade zeggen hetzelfde: pas als ze een huis krijgen toegewezen, kan hun gemeente de inburgering opstarten.
De meeste bewoners zeggen al langer dan een jaar op het schip te zitten. Eerder waren met de gemeente Rotterdam afspraken gemaakt dat statushouders binnen zes maanden zouden doorstromen naar een woning. Die termijn wordt zelden gehaald, zegt Teklezghi.
De maximale verblijfstermijn is volgens Rotterdam vorig jaar „losgelaten”. „Er gelden nu geen harde uitstroomafspraken meer”, zegt de woordvoerder van wethouder Faouzi Achbar (Denk), die zelf geen interview wil geven over de locatie waarvoor hij politiek verantwoordelijk is.
Zolang ze niet doorstromen, moeten de statushouders zich op de Silja zien te vermaken. Elke dag is hetzelfde, zegt de Syrische veertiger Madi, die verderop aan de kade in het water staart. Ondanks zijn verblijfsvergunning „mag ik nog steeds niks in Nederland”. En nu in Syrië de situatie veranderd is, maakt hij zich zorgen of zijn gezin nog wel naar Nederland mag komen. Madi doet de hele dag niets anders dan wandelen naar dek zes – het dek waar je mag roken. „Ik ga naar dek zes, roken, en weer terug. Roken, en weer terug. Dat de hele dag. ’s Avonds drogeer ik mezelf om te kunnen slapen.”
Bij de vraag hoe zijn leven is, kijkt hij zijn vriend aan. „Pfff. Hij vraagt aan mij hoe mijn leven is.” Zijn ogen worden week.
Senait Teklezghi, locatiebeheerder van COA bij het grote vluchtelingenschip Silja Europa. Foto Hedayatullah Amid
Kippensoep
‘Welcome to the grand buffet’, staat op het bordje naar het scheepsrestaurant. Locatieleider Teklezghi leest voor wat er vandaag op het menu staat. Kippensoep, verschillende salades, bonenstoofpot, couscous, calamari en geroosterde kip. „Best gevarieerd.”
Toch regent het klachten over het eten. Bewoners noemen de maaltijden „een verschrikking”, ze zouden er „ziek” van worden, gaan nog liever met honger naar bed. Verontwaardigd laten ze foto’s zien van recente maaltijden. Grote stalen bakken met daarin een bruine saus. Een grote pan met een wit laagje erin dat „bedorven melk” zou voorstellen. Een berg rijst „zo hard als steen”.
Twee weken geleden liepen de frustraties over het eten zo hoog op dat een groep bewoners uit het restaurant was opgestaan en naar de centrale trappenhal was gelopen. Ze schreeuwden om ander eten. Steeds meer mensen sloten zich aan en begonnen te roepen. Zo was er opeens een opstand op het schip uitgebroken – tegen de cateraar en het COA. De politie moest erbij komen.
Over het algemeen is het eten van goede kwaliteit, zegt de locatiemanager, „in die zin dat het niet bedorven is”
Teklezghi: „Ik ben daarna met een groep vertegenwoordigers van de demonstraten gaan praten. Ik heb ze gezegd dat dit niet de manier is om hun ongenoegen te uiten.” Maar helemaal ongelijk wil ze hen niet geven. „Het is niet zo dat de klachten nergens op gebaseerd zijn. Bepaalde dingen kunnen beter, daar ben ik heel eerlijk in.”
Maar „over het algemeen” is het eten van „goede kwaliteit”, zegt Teklezghi, „in die zin dat het niet bedorven is”.
„Als je maandenlang uit een gaarkeuken eet, dan is dat nooit lekker”, weet Timo Waarsenburg, de COA-woordvoerder die met de rondleiding meeloopt. „Het is wat het is. Dit is noodopvang.”
De statushouders kunnen niet kiezen voor een eigen maaltijd: hun leefgeld bedraagt 15 euro per week – niet genoeg om eten van te kopen. Wie eigen inkomen heeft uit werk, moet een bijdrage voor het verblijf betalen.
Ook daarmee hebben de statushouders op de Silja dubbel pech: hun status in Nederland zou ze recht geven op een uitkering, maar omdat ze nog steeds bij het COA verblijven krijgen ze die ook niet.
Regeltjes
Aan de paal naast de buffetschalen in het restaurant hangt een poster. ‘Het is verboden om eten mee te nemen naar de kamers. Water en een stuk fruit is toegestaan.’ Briefjes met regels, ze hangen overal in het schip. Osman Ali (18) schiet in de lach als hij erover begint. „Al die gekke regels”. Hij draagt een grijze trui van basketbalclub Chicago Bulls met daaronder hippe sneakers. Een van de regels is dat niemand op bezoek mag komen, behalve leden van je kerngezin. Als je het pasje van je kamerdeur vergeet, moet je wachten totdat een COA-medewerker je deur opent. Bewoners mogen de accu van een elektrische fiets niet op de kamer bewaren, vanwege brandgevaar.
Elke dinsdag is er een meldplicht voor de bewoners. Bij het verzaken ervan wordt hun leefgeld ingehouden – een andere regel waar veel statushouders gefrustreerd over zijn. Tijdens de rondleiding van de locatiemanager komt Hosain Alswis (27) er op zijn slippers bij staan. Hij tikt op zijn Google Translate-app een Arabisch berichtje, en laat de vertaling lezen op zijn telefoon. „Het is hier verschrikkelijk”, staat er.
Alswis is een van de Syriërs die nog niet kan beginnen aan inburgering, omdat hij aan een gemeente buiten Rotterdam is gekoppeld. Onlangs verloor hij zijn moeder in Syrië, het was een maandagavond. Alswis ging naar een vriend om te rouwen. De volgende dag was hij te laat terug voor de meldplicht. Als sanctie werd zijn leefgeld ingehouden. „Ik vertelde dat ik het vergeten was omdat mijn moeder was overleden”, vertelt Alswis. „En weet je wat ze zeiden? Dan hebben we een overlijdensakte of medisch rapport nodig als bewijs. Maar hoe moet ik aan een overlijdensakte uit Syrië komen?” Alswis liet een foto zien van zijn overleden moeder. „Maar ook dat geloofden ze niet.” Volgens het COA wilde de man ontheffing van zijn meldplicht, omdat hij naar de begrafenis in het buitenland wilde. En daar is nu eenmaal een bewijsdocument voor nodig.
Hosain Alswis (27) een vluchteling uit Syrië, is niet blij met de beperkte ruimte waar hij ongemakkelijk in kan slapen. Foto Hedayatullah Amid
Beknotte vrijheid
De meldplicht en de daaraan gekoppelde sanctie maken bij meer statushouders emoties los. Het afstempelen zelf is een kleine moeite, al komt het soms slecht uit. Maar de meldplicht is voor hen uitgegroeid tot het symbool van hun beknotte vrijheid.
„Waaróm moeten wij elke week stempelen? We hebben toch verblijfspapieren? We zijn toch vrij?”, zegt Ali Allaf (28) die met een groep vrienden voor het restaurant rondhangt. Hij vluchtte op zijn zeventiende uit Syrië toen de oorlog uitbrak, leefde in tentenkampen in Libanon en Griekenland en kwam uiteindelijk in Nederland terecht. Allaf had uitgekeken naar het moment dat hij met een verblijfsvergunning eindelijk aan zijn leven kon beginnen. Dus is de frustratie extra groot dat hij nog steeds leeft op een vluchtelingenschip, met drie tassen vol kleren als enige bezit. „Je kunt hier alsnog niks zelf bepalen”, zegt Allaf. „Wat je eet, wanneer je de was doet, hoe je met je kamer omgaat: alles wordt hier voor je bepaald.”
Mohammad Ali Allaf, een vluchteling uit Syrië, is gefrustreerd over de uitzichtloze positie waarin zijn leven zich bevindt. Foto Hedayatullah Amid
Onlangs was hij zijn frustraties niet meer de baas. Een COA-medewerker kwam naar zijn kamer en vertelde dat hij moest opruimen. „Ze zei: raap je spullen bij elkaar en berg ze op in een tas.” Allaf weigerde. „Ik woon hier, niet zij.” Daarna begon de medewerkster te schreeuwen, zegt hij. Volgens het COA gedroeg juist Allaf zich agressief en bedreigend. De locatiemanager gaf hem een ‘time-out’: hij mocht veertien dagen niet op het schip komen.
Daarna besloot Ali Allaf weer terug te keren; hij heeft nu eenmaal geen andere huisvesting. Maar de frustraties zijn nog net zo groot. „Ik ben een volwassen man. Maar soms wil ik huilen. Wat is er gebeurd met mijn leven, dat ik hier zit op mijn 28ste?”
Het COA doet zijn best, ziet Shelash Abdelaziz (59), een Syrische Koerd, maar ook dat kan weinig veranderen aan de situatie van de statushouders. „De meesten hier zijn gestresst, vooral de getrouwde mannen”, zegt hij. „Zij denken alleen: wanneer komt mijn gezin? Dan pas kan hun leven beginnen.” Ook hij wacht op de komst van zijn vrouw en twee kinderen. „Elke dag bellen we honderd keer”. Ondertussen probeert Abdelaziz zichzelf bezig te houden. Met wandelingetjes door de stad. De taal leren, het NOS Journaal kijken, het COA te helpen met vertaalwerk – in Syrië was hij docent Engels.
Ook Ali Allaf heeft inmiddels een bezigheid gevonden. Hij organiseert muziekavonden op de Silja. Op dek acht, de zaal van de voormalige ‘Moonlight Disco’, speelt Allaf elke vrijdagavond op zijn oed, een Arabisch snaarinstrument. Dan wordt er gedanst.
Tot tien uur ’s avonds. Daarna moet het stil zijn op het schip, zo schrijven de COA-regels voor.
Shelash Abdolazez is 59 jaar en een vluchteling uit Syrië. Hij wacht op de komst van zijn vrouw en twee kinderen. „Elke dag bellen we honderd keer”. Foto Hedayatullah AmidVoetballende kinderen zien dat hun bal in het water naast de kade is gevallen. Foto Hedayatullah Amid
Ze kreeg dinsdagavond de ene na de andere ziekenhuisverpleegkundige „op de lijn”, vertelt D66-Kamerlid Wieke Paulusma. Ze waren blij dat de bezuiniging van 165 miljoen euro op hun na- en bijscholing van de baan is. Maar tegelijkertijd voelden ze zich ook „superongemakkelijk en bezwaard” dat de bezuiniging nu bij hun collega’s in de wijkverpleging terechtkomt.
„Je hebt als minister maanden over een oplossing na kunnen denken, en dan kom je met dít”, zegt Paulusma. „In een tijd dat mensen langer thuis wonen, huisartsen ontzettend druk zijn en mensen voor palliatieve zorg de thuiszorg nodig hebben.”
Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PVV) maakte dinsdag in een Kamerbrief bekend dat ze wil bezuinigen op het budget voor wijkverpleging, oftewel thuiszorg. Het is het alternatief voor een bezuinigingsplan uit december vorig jaar op opleidingen van zorgpersoneel in het ziekenhuis, zoals verpleegkundigen. Daarover ontstond veel commotie. Agema noemde die omstreden bezuiniging een „ongeluk”, de coalitiepartijen een „vergissing”. Een Kamermeerderheid riep Agema op een alternatief te zoeken. Dat heeft ze nu gevonden. Ze is „blij” met de oplossing, schrijft ze op LinkedIn.
Langer thuis
Toch is het een opvallende bezuiniging. Het vorige kabinet besloot juist dat ouderen langer thuis moeten blijven wonen – en dus meer thuiszorg nodig zullen hebben. In 2022 presenteerde toenmalig minister Conny Helder van Zorg (VVD) het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). De kern: ouderen moeten zelfredzamer worden, meer gebruikmaken van digitale zorg en ze krijgen zo lang mogelijk zorg aan huis. Wijkverpleging speelt in die ontwikkeling een essentiële rol.
Langer thuis wonen lijkt onontkoombaar door de dubbele vergrijzing (er zijn meer ouderen die ook steeds ouder worden). Veel ouderen willen het zelf graag, en het is ook nog eens goedkoper. Verzorgingshuizen zijn er nauwelijks meer, voor een plekje in een verpleeghuis is een wachtlijst van zo’n 25.000 mensen. Zorg aan huis kost minder dan in een verpleeghuis en thuis betaalt een oudere bijvoorbeeld gewoon zijn eigen hypotheek of huur.
Het huidige kabinet is niet afgeweken van deze langer-thuis-wonen-ontwikkeling, al loopt er ook een onderzoek naar de terugkeer van bejaardenhuizen, als een soort tussenvorm tussen thuis wonen en het verpleeghuis.
Geld dat voor de wijkverpleging bedoeld is, moet eigenlijk gewoon worden opgemaakt. Maar nu gaat het al een aantal jaar terug naar de schatkist en wordt het ook niet voor de zorg ingezet
Terug naar de schatkist
Toch vindt minister Agema de bezuiniging op de wijkverpleging „gerechtvaardigd”, omdat er „structureel” sprake is van „onderuitputting”. Met andere woorden: er wordt minder geld uitgegeven dan er beschikbaar is. Een woordvoerder van het ministerie van VWS spreekt dan ook niet over een bezuiniging maar over „realistisch ramen”. Van het potje van tussen 3,5 en 4 miljard euro per jaar blijft al een aantal jaar zo’n 800 miljoen over. Dat geld vloeit terug naar de schatkist.
Die onderuitputting komt door tekort aan personeel, maar ook omdat verpleegkundigen minder uren bij een oudere zijn omdat meer wordt gekeken naar wat mensen zelf kunnen. Onderuitputting ligt vaak gevoelig. „Die 165 miljoen is straks definitief weg”, zegt Paulusma van D66. Actiz, de branchevereniging van zorgorganisaties, schrijft op haar website dat Agema „de ouderenzorg en de wijkverpleging in de kou laat staan”. Volgens Actiz komt de onderuitputting niet omdat er te weinig vraag is naar wijkverpleging. Regelgeving zorgt er volgens hen voor dat er nu geen geld mag worden gestoken in bijvoorbeeld nieuwe technologie en opleidingen: „Daar is het geld dat nu wordt weggegeven voor bedoeld.” Kamerlid Julian Bushoff (GroenLinks-PvdA) spreekt over „ een rare volgorde”. „Kijk eerst of je dat geld kan gebruiken om meer mensen aan te nemen, het werk aantrekkelijker te maken, en voor medewerkers die niet goed rond kunnen komen. Dan zie je daarna wel of je nog steeds geld overhoudt – of niet.”
Bianca Buurman, voorzitter van de beroepsvereniging voor verzorgenden en verpleegkundigen (V&VN), heeft „een heel dubbel gevoel” over de besparing, zegt ze. „Geld dat voor de wijkverpleging bedoeld is, moet eigenlijk gewoon worden opgemaakt. Maar nu gaat het al een aantal jaar terug naar de schatkist en wordt het ook niet voor de zorg ingezet.” Ze is vooral opgelucht dat de besparing op de na- en bijscholing voor ziekenhuisverpleegkundigen van de baan is. Maar, zegt ze erbij, Agema moet ook geld gaan uittrekken voor verpleegkundigen en verzorgenden in de wijkverpleging, net als voor de ouderenzorg en de ggz, die nu helemaal geen structureel geld krijgen voor scholing. „De minister moet over de brug komen.”
Willen we een hele begroting van 110 miljard euro ophouden voor een bedrag van 165 miljoen euro?
Eerste Kamer aan zet
De VWS-begroting is inmiddels al goedgekeurd door de Tweede Kamer, maar met haar voorstel komt Agema wel de Eerste Kamer tegemoet. Die heeft nog altijd niet ingestemd met haar begroting, vanwege de onduidelijkheid over hoe die 165 miljoen bezuiniging wordt ingevuld. De begrotingsbehandeling staat nu op 1 april gepland. Het is de vraag of de senaat dan nog dwars gaat liggen. In februari liet een meerderheid van de Eerste Kamer in een debat al weten vooral snelheid te willen maken – ondanks de onduidelijkheid die er toen nog was over de alternatieve bezuiniging. „Onze verantwoordelijkheid is de begroting op tijd vaststellen. Laten we een beetje vaart maken”, zei senator Marian Kaljouw (VVD) toen. En Janny Bakker-Klein (CDA): „Willen we een hele begroting van 110 miljard euro ophouden voor een bedrag van 165 miljoen euro?”
Lees ook
Tweede Kamer draait onbedoelde bezuiniging op verpleegkundigen weer terug
De opvang van Oekraïners in Nederland loopt vast. Aan de vooravond van een debat, donderdag in de Tweede Kamer, luiden gemeenten en hulporganisaties de noodklok over het ontbreken van landelijke regie. Daardoor hebben de afgelopen weken verschillende Oekraïense vluchtelingen de nacht op straat moeten doorbrengen.
In Amsterdam werd twee weken geleden 45 Oekraïners de deur gewezen omdat de opvang helemaal vol was, een week geleden waren dat er 38. Het Rode Kruis zegt dat het aantal verzoeken om hulp van Oekraïners is verdubbeld van tweehonderd in december en in januari naar vierhonderd in februari. Een substantieel deel van die verzoeken komt van mensen die zichzelf hadden gemeld voor opvang, en soms wel door drie gemeenten werden weggestuurd voordat zij bij het Rode Kruis aanklopten. Alleen voor de meest schrijnende gevallen kan die organisatie soms enkele overnachtingen in een hotel regelen.
In brieven aan de Kamerleden zetten onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Vluchtelingenwerk en de vier grote steden nog eens apart uiteen wat de situatie is. De opvang voor Oekraïners, die een speciale status innemen binnen de categorie vluchtelingen, is de verantwoordelijkheid voor de gemeenten. Op dit moment worden er zo’n 94.000 Oekraïners in gemeentelijke voorzieningen opgevangen. In de eerste twee maanden van dit jaar kwamen er wekelijks gemiddeld 215 nieuwe vluchtelingen bij. Op dit moment zijn er in heel Nederland nog 35 plaatsen beschikbaar, zegt de woordvoerder van de Amsterdamse wethouder voor Opvang Rutger Groot Wassink.
Wachten op een bankje
Hij publiceerde deze week een eigen verklaring waarin hij zegt dat de geopolitieke ontwikkelingen ervoor kunnen zorgen dat gemeente de komende periode „misschien wel honderden of duizenden vluchtelingen uit Oekraïne een ‘NEE’ moeten verkopen”. Het Rode Kruis weet van achttien mensen die in februari de nacht op straat hebben moeten doorbrengen, zegt een woordvoerder. „Een vrouw die met een Flixbus uit Oekraïne was aangekomen, kon niet in de opvang terecht en heeft de hele nacht op een bankje voor onze deur gewacht tot we open gingen.”
De situatie is voor de gemeenten verergerd, schrijven de verantwoordelijke wethouders van de vier grote steden, doordat de normvergoeding voor de opvang van Oekraïners door het kabinet is verlaagd van 61 naar 44 euro per bed, per dag. Voor driekwart van de gemeenten liggen de kosten tussen de 55 en 60 euro. „Voor een stad als Den Haag betekent dit een tekort van 4 miljoen euro per jaar”, aldus de brief. De wethouders roepen het kabinet op om het normbedrag te verhogen tot het niveau waarop het de werkelijke kosten voor de gemeenten dekt.