Om een goed beeld te krijgen van de wereld in de 21ste eeuw, die zo beheerst wordt door allerlei digitale technologieën, voldoet een platte wereldkaart niet meer, zegt Haroon Sheikh. Zo’n tweedimensionale kaart geeft een vals gevoel van veiligheid, vindt hij. Want hoe de macht in onze digitale wereld verdeeld is, kun je er niet op zien. En je kan er ook niet op uitstippelen hoe je als land, regio of bedrijf nog kan meekomen in tijden van Big Tech.
Haroon Sheikh is senior onderzoeker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Deze zomer publiceerde hij het boekje Atlas van de digitale wereld.
In het Amsterdamse café waar dit gesprek plaatsvindt, ligt een eenvoudig wereldkaartje op tafel. De werelddelen zijn zwart en goed herkenbaar, de zeeën wit.
Waarom kan je op deze kaart eigenlijk niet prima laten zien waar de digitale grootmachten zich bevinden? Big Tech aan de Amerikaanse Westkust, met Silicon Valley; chip-productie in Taiwan; ASML in Veldhoven …
„Zo’n klassieke kaart suggereert”, zegt Sheikh terwijl hij op de Amerikaanse Westkust wijst, „dat wat in dit platte vlak ver weg is, ook in werkelijkheid buiten onze grenzen ligt. Maar de hele Nederlandse overheid draait op Microsoft Azure dan wel Amazon Web Services. Silicon Valley is ook híér. De oude kaarten, waarin staten duidelijk afgebakende grenzen hebben, zijn voor de digitale wereld achterhaald.”
Silicon Valley ligt ook in Amsterdam en Brussel?
„Ja, en het zit ook in je broekzak – met je telefoon en alle apps die erop staan. Die kunnen vanuit Silicon Valley bijvoorbeeld worden uitgezet. Zoals ASML in Veldhoven zijn machines in China kan uitzetten. Die nieuwe vorm van macht trekt zich niets aan van de grenzen van soevereine staten, zoals we die kennen sinds de Vrede van Westfalen van 1648. Je had natuurlijk altijd wel grotere en kleinere landen, maar in principe respecteerden zij elkaars grenzen.”
En als ze dat niet deden, was het oorlog.
„Inderdaad. Als een tank een grens over rolt, is dat een oorlogsverklaring. Maar de digitale technologie, die óók macht vertegenwoordigt, loopt dwars over de grenzen heen. Daarom wil China al een tijd geen software van Microsoft meer op zijn overheidscomputers. Ze willen niet dat Microsoft vanuit zijn hoofdkwartier in de staat Washington Chinese computers kan afluisteren en uitzetten.
„Om die machtsverhoudingen te laten zien, heb je een nieuw soort kaart nodig. Een land kan op een platte, horizontale kaart naast jouw land liggen, terwijl het in de digitale wereld misschien wel onder of boven jouw land ligt: omdat het de macht heeft over een kabelnetwerk waar je gebruik van maakt, of omdat het zeggenschap heeft over de cloud waar je je gegevens in opslaat. Om die verhoudingen te tonen, heb je een verticale kaart nodig.
„Daarin kan je laten zien dat bedrijven als Microsoft en Amazon een sleutelrol in landen zijn gaan spelen, doordat ze er het hele besturingssysteem van de samenleving in handen hebben. Als hier in Nederland hun clouddienst uitvalt, kan PostNL morgen geen medicijnen meer bezorgen.”
Een platte kaart volstaat niet om de digitale machtsverhoudingen weer te geven
In Nederland kunnen Amerikaanse clouddiensten uitvallen, zegt u. Maar dat is nog een vriendelijk scenario. Een clouddienst kan ook opzettelijk worden afgesloten, bijvoorbeeld als er conflict is tussen het land van het cloudbedrijf en het land dat de dienst afneemt.
„De afhankelijkheid van grote cloudbedrijven brengt verschillende risico’s met zich mee. Het meest elementaire gevaar is dat de technologie wordt gebruikt voor informatieverzameling, voor spionage. Een ander risico is afsluiting, door een technisch probleem of met opzet. Alleen al dréigen met afsluiting kan als drukmiddel worden ingezet in onderhandelingen.
„Microsoft, Amazon en Google hebben twee derde van de wereldmarkt van clouddiensten in handen. In Nederland is hun marktaandeel nog groter.”
Kortom: we zijn erg afhankelijk.
„Op het gebied van clouddiensten staan we er in Europa heel zwak voor. In de top-10 van cloudbedrijven zit niet één Europese onderneming. En je kan niet zomaar zeggen: laten we onze gegevens maar in de cloud van een kleiner Europees bedrijf onderbrengen. Want bedrijven als Amazon kunnen dankzij de voordelen van hun grote schaal jaarlijks tientallen miljarden in beveiliging stoppen. Dat maakt dat kleinere alternatieven al snel veel onveiliger zijn.
„Dus je kan wel zeggen: wij moeten de soevereiniteit over onze data bewaken en ze dus in een Nederlandse cloud zetten. Maar vind je dat nog steeds een goed idee als je beseft dat er een grote cyberaanval kan komen?”
Hoe stelt u zich een verticale, op de digitale wereld toegesneden kaart of atlas voor?
„In de wereld van de technologie kijkt men vaak naar objecten volgens het model van een stapel, in het Engels een stack. Een telefoon bouw je bijvoorbeeld op door verschillende lagen op elkaar te stapelen, die allemaal met elkaar samenwerken: de laag van de chips, daarboven die van de netwerken, zodat het apparaat kan communiceren met het internet. Er moet ook een softwarelaag zijn, waar de programma’s op kunnen draaien, en daarboven de laag van de apps, waarmee je kan zoeken, betalen, appen, twitteren. En dan nog een laag van de zogeheten interface, die ervoor zorgt dat je als gebruiker de telefoon kan bedienen.
„Zo’n model van gestapelde lagen zou je ook kunnen gebruiken om de machtsverhoudingen in onze digitale wereld helder voor ogen te krijgen. Het gaat daarbij om verhoudingen tussen staten of regio’s, maar ook om de verhoudingen tussen bedrijven en hun relaties met staten.
„Je begint bij de onderste laag, het basismateriaal voor alle technologie: dat zijn de grondstoffen. Water en energie horen daarbij, maar wat digitalisering uniek maakt is dat er ook grondstoffen voor nodig zijn als lithium, kobalt en zogeheten ‘zeldzame aardmetalen’. China is op dit terrein, in deze ‘laag’ van de stapel, de grootmacht – door eigen productie, maar ook door het bezit van mijnen in andere landen.
„Je hebt grondstoffen nodig om chips te maken, dat proces is de tweede laag. Met de chips vindt het rekenwerk in het apparaat plaats. Daarbij is niet één land dominant, maar verschillende landen op verschillende onderdelen. Amerika is de grootste in het ontwerp van chips, met bedrijven als Intel en Nvidia. Maar bij prodúctie van chips lopen Zuid-Korea en Taiwan voorop. En omdat de meest geavanceerde machines voor het maken van chips worden gemaakt door ASML in Veldhoven, is ook Nederland een grote speler in deze laag.
„Boven de chips ligt de derde laag, die van de netwerken. Die zorgen ervoor dat de chips in verschillende apparaten met elkaar verbonden kunnen raken, dat ik iemand anders kan bellen, dat ik via wifi het internet op kan. Ik doel op de hele infrastructuur van telecommunicatienetwerken, onderzeese kabels en ook satellieten. Op de markt van kabels in de grond, de torens en de zendmasten is China, met Huawei, duidelijk nummer één in de wereld. Maar de positie van Europa is in deze laag best goed, met Nokia en Ericsson. Terwijl de Amerikanen géén grote speler in deze markt hebben. Maar zij zijn juist weer leidend in de satellietcommunicatie, met Starlink van Elon Musk.
„De vierde laag wordt gevormd door de digitale opslag in de cloud, waar Europa zoals gezegd heel zwak staat en de Amerikaanse bedrijven Microsoft en Amazon Web Services de markt domineren. Dat heeft weer gevolgen voor de vijfde laag, die van de AI, de kunstmatige intelligentie. De Amerikaanse Big Tech-bedrijven hebben hier een leidende positie. Onder meer omdat ze zo sterk zijn in de cloud, beschikken ze over gigantische hoeveelheden data om de AI mee te ‘trainen’.
„Voor Chinese bedrijven, die hard bezig zijn hun achterstand op dat gebied in te halen, geldt dat voordeel misschien nog wel sterker. Ze hebben een heel grote bevolking en makkelijke toegang tot data. Als de regering zegt: we willen AI in de zorg hebben, kan ze in één keer de gezondheidsdata van iedereen transporteren naar de techbedrijven Alibaba en Tencent. Die kunnen daarmee dan heel snel goede algoritmes maken.”
Heeft Europa enige betekenis in de AI-laag?
„Europa is na de VS en China een goede derde. Op het gebied van fundamentele wetenschap is Europa echt wel goed. De bron van Googles meest geavanceerde AI is al jaren hun afdeling DeepMind – dat was een Brits AI-laboratorium. Maar het werd in 2014 door Google overgenomen.
„Ook in Nederland hebben we goede AI-onderzoekers. Maar de toegang tot grote datasets ligt in Europa moeilijker. Dat heeft veel met privacy-wetgeving te maken, maar ook met de verschillende nationale systemen en talen in de Europese landen. Je kan niet zomaar Duitse en Nederlandse systemen aan elkaar koppelen en dan integreren. We hebben ook geen grote clouddiensten en populaire apps die grote hoeveelheden data kunnen leveren. Dat is iets wat in Europa heel erg ontbreekt.
„Dat brengt ons bij de zesde laag, die van de apps, die je als gewone gebruiker en consument dagelijks ziet, het hele brede veld van allerlei dingen die je op het internet kan doen. Daar zitten de bekende Amerikaanse merken van het internet: Facebook, Instagram, WhatsApp, Google, Uber, Netflix, Tinder, Amazon. Daarna volgen de Chinezen, met onder meer Bytedance, eigenaar van TikTok. Europa heeft hier een vrij zwakke positie, met alleen bedrijven die in een specifieke sector gespecialiseerd zijn, zoals Spotify voor muziek en Adyen voor online betalingen.
„De bovenste laag, de zevende, is relatief nieuw. Als ik iets op Google opzoek, begint en eindigt het daar met het antwoord dat ik krijg. Maar je ziet steeds meer dat boven op de apps als het ware nóg iets wordt gebouwd: de verbinding met een fysiek object in de echte wereld. Een slimme deurbel of thermostaat bijvoorbeeld, een drone, een camera die in het park hangt, een zelfrijdende auto, kortom: het Internet of Things. Deze laag belichaamt macht door aanvullende mogelijkheden tot surveillance (dataverzameling via camera’s bijvoorbeeld), maar ook doordat hiermee invloed uitgeoefend kan worden in de fysieke ruimte van een ander land – zoals sabotage van infrastructuur.
„Amerikaanse bedrijven zijn heel sterk op dit gebied, China ook. De vraag is nog welke bedrijven hier het beste in blijken. De klassieke makers van objecten, die een digitaal laagje aan hun product toevoegen, zoals bijvoorbeeld de grote Duitse autobedrijven? Of winnen de digitale bedrijven die leren hoe ze ook objecten in de echte wereld kunnen maken, bedrijven dus die al goed zijn in digitale diensten en vervolgens leren hoe ze een auto of een thermostaat in elkaar moeten zetten?
„‘Software is eating the world’, zegt tech-investeerder Marc Andreessen. Hij gelooft dat digitale bedrijven uiteindelijk elke nieuwe sector zullen overnemen.”
Hoe zou die verticale vertaling van de machtsverhoudingen in de digitale wereld er visueel uit kunnen zien?
Kan de digitale atlas die u zich voorstelt ook als routekaart functioneren? Kan Europa er beleid mee uitstippelen om te kunnen meekomen in de digitale wereld?
„Je moet op alle lagen van de stapel beleid voeren, en je beleid per laag toespitsen op wat je goed kan. In de netwerklaag hebben we in Europa de nummers twee en drie van de wereld in telecommunicatie, Nokia en Ericsson. Zorg dat er goede onderzoekers bij komen, zorg dat deze bedrijven grote opdrachten krijgen. Dat ligt natuurlijk gevoelig, want in Europa houden we er niet van bedrijven voor te trekken. Maar het is nodig, om te zorgen dat ze kunnen investeren en werken aan innovatie.”
Europa moet Europese kampioenen creëren?
„Daar zou ik zeker voor zijn. Omdat Huawei gigantische contracten krijgt, kan het miljarden investeren in innovatie. Het is best lastig daarmee te concurreren.
„Niet op alle markten, niet in alle lagen, heb je als Europa zélf spelers die kunnen concurreren. Zorg in die markten waar je dat niet kan dat je strenge wetgeving hebt voor de partijen waarvan je afhankelijk bent – regels voor waar ze je data opslaan bijvoorbeeld, en wat ze er mee mogen doen.
„De achilleshiel van Europa is de afwezigheid van geduldig kapitaal. Vaak wordt gezegd dat Europa te veel regels heeft. Maar dat is het probleem niet. Europa heeft ook veel regels voor auto’s, en dat heeft ons niet verhinderd een auto-industrie te ontwikkelen. Europa heeft pas zes jaar regels voor de digitale wereld, terwijl we al twintig jaar achterlopen.
„Ik geloof ook niet dat er te weinig ondernemerschap is. Maar de digitale wereld verschilt in één opzicht van andere sectoren. Als je een autofabriek bouwt, kost dat veel geld. Maar als hij er staat, ga je auto’s verkopen en dan kun je ook redelijk voorspellen wanneer je winst gaat maken. Bij digitalisering is het anders: op veel van die markten is het winner takes all. Je bent óf de grootste, óf je verdwijnt. Er zit weinig tussenin. Je kan twaalf grote automerken op de markt hebben, maar slechts één of twee mobieletelefoonmakers, één datingplatform, één webwinkel die de meeste mensen gebruiken. Wil je succesvol zijn, dan moet je eigenlijk de wereldmarkt veroveren.
„Dat betekent dat je jarenlang alleen maar moet investeren en geen winst maakt. Amazon heeft twintig jaar lang geen dollar winst gemaakt. Uber heeft tien jaar lang geld verbrand. Europa heeft wel kapitaal, maar geen kapitaal dat op zo’n manier denkt.
„De Amerikanen hebben venture capital, durfkapitaal, om dit soort bedrijven te financieren. De Chinezen hebben een overheid die zegt: verbrand maar kapitaal, we willen op dit terrein gewoon de grootste worden hierop. Wij in Europa hebben bankkapitaal, en de bank zegt op een gegeven moment: ik wil je wel geld geven, maar dan wil ik volgend jaar winst zien, anders kan ik het niet verantwoorden.
„In Nederland was het in 2020 opgerichte Nationale Groeifonds bedoeld als een antwoord hierop, een manier om geduldig kapitaal te creëren. Maar de nieuwe coalitie heeft het meteen helemaal uitgekleed toen er geld voor andere dingen nodig was.”