Laat nu maar zitten, dat vrouwenvoetbal? Dat is nationale bias, deze sport groeit als kool

De tamelijk roemloze aftocht van Oranje leidde bij een vriend tot de gedachte, of meer de opwelling: „laat maar weer zitten, dat vrouwenvoetbal.”

Nationale bias, want mondiaal groeit het aantal fans en liefhebbers van de sport juist spectaculair: van 500 miljoen nu, naar 800 miljoen in 2030. Daarmee komt vrouwenvoetbal in de topvijf sporten qua publieksbereik.

De cijfers komen van Nielsen, uit een onderzoek dat dit bureau verrichtte voor het bedrijfsleven. Bij die 800 miljoen fans gaat het vooral om vrouwen en die, voegt Nielsen er graag aan toe, zijn verantwoordelijk voor 75 procent van de aankoopbeslissingen binnen huishoudens. Dus kom in actie, is de boodschap: hier valt geld te verdienen.

De vriend sputtert iets over „niveau”, de afgesleten vergelijking met het mannenvoetbal incluis. Hij begrijpt niet wat ze bij Nielsen wél begrijpen: bij liefde voor sport doet niveau er niet toe. Het gaat om spanning en strijd.

Ik begrijp dit: ik ben fan van FC Groningen. Toen ik in Albanië woonde beet ik mijn nagels vanwege KF Erzeni, dat uitkomt in de tweede divisie van het land.

Tijdens dit EK heb ik tot dusver het meest genoten van Polen-Denemarken – en niet vanwege het niveau. Zo viel er een doelpunt uit een ongewilde assist: een Poolse maaide volledig over de bal, waardoor haar ploeggenoot de bal kon binnenschieten. Ik stond te juichen op de bank. De spanning verdween geen moment uit de wedstrijd.

Bureaus die onderzoek doen naar publieksbereik, en dus de commercie dienen, moet je altijd met een korreltje zout nemen. Maar dit rapport geloof ik, met of zonder Oranje.