N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zeeleven Plastic zwerfafval midden op de oceaan biedt een alternatieve leefomgeving voor zeeleven dat normaal alleen bij de kust voorkomt.
Mariene ongewervelde diersoorten die voorkomen aan de kust overleven een stuk beter op de open oceaan dan voorheen werd gedacht. Dat is de conclusie van een publicatie die deze week verscheen in Nature Ecology & Evolution.
Amerikaanse onderzoekers visten in 2018 en 2019 105 stukken plastic uit het oostelijke deel van de Noord-Pacifische gyre, een circulair systeem van zeestromingen in het noorden van de Stille Oceaan, bekend van de grote plasticsoep. Ze vonden daar 484 krioelende diertjes op onder andere flesjes, kratten, visnetten, touwen en boeien. Op 70,5 procent van de onderzochte plastic monsters zaten soorten die normaal gesproken aan de kust voorkomen en helemaal niet op de open oceaan leven.
Opvallend: veel van de soorten kwam uit Japan, zoals de gemarmerde slijkgarnaal (Jassa marmorata), de Japanse zeepissenbed (Ianiropsis serricaudis), de Groene golfbrekeranemoon (Diadumene lineata) en mosdiertjes zoals de Bugula tsunamiensis. Die laatste naam refereert aan de herkomst van al deze soorten: de tsunami in maart 2011, die een grote migratie van soorten op gang bracht, met name vanuit de kust van Japan. De kustdieren reisden mee via afval dat door het wassende water meegenomen werd uit getroffen kustgebieden.
Succesvolle voortplanting
In 2012 begon veel Japans afval aan te spoelen aan de kust van Noord-Amerika en Hawaï. Zo spoelden er tot 2017 een kleine 400 Japanse diersoorten aan wal, zo bleek uit twee eerdere publicaties in de wetenschappelijke tijdschriften Aquatic Invasions en Phycologia. De conclusie: mariene soorten die voorkomen aan de kust kunnen ten minste zes jaar overleven op de open oceaan. Ondanks de vondst stelden de onderzoekers dat de soorten ‘misplaatst’ waren en leefden in ‘ongeschikt leefgebied’. De achterliggende gedachte: vanwege de fysieke (temperatuur), ecologische (aanwezigheid van predatoren) en chemische (Ph-waarde) omgevingsfactoren konden deze soorten hier eigenlijk niet leven.
„Deze resultaten laten zien dat het niet zo simpel ligt”, zegt Susanne Kühn, marien ecoloog bij Wageningen Marine Research, niet betrokken bij het onderzoek. „Ze hebben op de monsters immers ook kustsoorten gevonden die zichzelf succesvol konden voortplanten.” Dat duidt volgens haar op een leefomgeving waarin de kustsoorten prima kunnen leven, en dat ze dus helemaal niet beperkt worden door allerlei omgevingsfactoren.
Daarnaast kwamen in 66,7 procent van de gevonden plastics zowel pelagische soorten (uit de open zee) als kustsoorten voor. Daarmee wordt aangetoond dat de gevonden kustdieren evenwichtige competitie kunnen bieden ten aanzien van bijvoorbeeld leefruimte en voedselbronnen.
Zinkend glas en metaal
De onderzoekers keken ook naar verschillende soorten afval en de hoeveelheid kustdieren die zich erop vestigde. Netten scoorden het best als vestigingsmateriaal en emmers het slechtst.
De onderzoekers concluderen dat kustsoorten prima op de open oceaan kunnen leven, mits ze voldoende materiaal hebben om zich op te vestigen. Veel materialen zoals glas of metaal zinken naar de bodem, en hout vergaat of valt uiteen. Geen optie voor Aziatische mosselen (Arcuatula senhousia).
„Al het plastic in de Stille Oceaan biedt daarbij dus een uitkomst voor die kustsoorten”, zegt Kühn. „Maar dat heeft ook gevolgen.” De ontstane plastisphere, zoals de onderzoekers het noemen, zorgt volgens haar voor een toestroom van invasieve soorten aan kusten aan de andere kant van de oceaan, „en het is maar de vraag of je dat wilt”. Daarnaast is de Noordelijke Stille Oceaan van nature soortenarm, maar dat kan veranderen door een toenemend aantal plastics in de oceaan. „Als meer en meer kustsoorten zich daar door plastics kunnen onderhouden krijg je een reactie van andere soorten die deze diertjes eten, grotere predatoren zoals vogels en zeezoogdieren. Dat kan het hele ecosysteem veranderen.”