Zo’n 1.700 grafzerken liggen er in de Grote Kerk te Alkmaar. Als bezoeker loop je er zo over heen: langgerekte, donkergrijze kalkstenen zerken, 200 bij 70 centimeter groot. Onder die vloerstenen ligt een veelvoud aan mensen – vaak werden er meerdere lichamen in één graf begraven. Maar eigenlijk telt de kerk nog veel meer doden. Want ook ín het kalksteen wemelt het van de overleden organismen. Fossiele schelpdieren, koralen en zeelelies, die 345 miljoen jaar geleden in een ondiepe tropische zee groeiden en na hun dood versteenden.
Juist dat oeroude zeeleven ligt aan de basis van de nieuwe tentoonstelling Fossil Remains, die op 7 juni opende en deze zomer te zien zal zijn. Een expositie waarbij je letterlijk over de kunst kunt struikelen en je blik dus vooral naar beneden moet richten.
Stuiterballen
Het Amsterdamse kunstenaarsduo Driessens & Verstappen liet zich inspireren door de fossielen en ontwierp op basis daarvan zelf veertien nieuwe zerken, van beton, die tijdelijk op de kalkstenen vloer geplaatst zijn. De kunstzerken vormen een kijkje in de toekomst: welke sporen laten wij na? Vormt ons plastic afval wellicht een futuristische generatie fossielen?
Erwin Driessens en Maria Verstappen verzamelden gedurende enkele maanden al het plastic dat ze tegenkwamen op straat en op het strand. Flessen, emmers, duplo-steentjes, stuiterballen, verkeersbakens, winkelwagentjes van Albert Heijn: alles wat ze tegenkwamen tijdens hun struintochten slepen ze in dunne plakken en lieten het in de betonnen zerken gieten. Het resultaat is een kleurrijke, intrigerende verzameling ‘fossielen’ die aan het denken zet over de onuitwisbaarheid van onze sporen. Van een afstandje lijken de kunstzerken net échte zerken, inclusief de rechthoekige ‘wolfgaten’ waarmee de stenen uit de vloer konden worden gelicht. Om de kalkstenen ondergrond niet te beschadigen zijn de kunstwerken op rubberen speeltuintegels gelegd.
Koraalachtige fantasiewezens
De tentoonstelling wordt georganiseerd in het kader van ‘Nieuw licht’, een jaarlijks terugkerend programma waarvoor kunstenaars worden uitgenodigd om werk te maken dat wordt geïnspireerd door de kerk en de stad. Eerdere makers richtten hun blik vaak naar boven, op het immense gewelf. Dat het huidige duo juist op het fossiele zeeleven in de vloer focust is niet geheel toevallig: eerder al maakten ze de expositie ‘Plastomorphs’, met 3D-geprinte koraalachtige fantasiewezens. Ook die ‘koralen van de toekomst’ zijn te zien in de Grote Kerk.
Mooi is ook hoe de verbinding met de al aanwezige vloerstenen wordt gemaakt door een fossielenspeurtocht. Paleontoloog Jelle Reumer lichtte zevenentwintig fossiele schelpen, koralen en zeelelies uit die in de grafzerken te zien zijn en schreef er teksten bij. Zo kunnen bezoekers zelf met een vergrootglas en een zoekkaart – of met de qr-code op hun telefoon. Op die manier wordt het verleden op een indrukwekkende manier tot leven gewekt.
Een tweede dierenpartij wil aan de Tweede Kamerverkiezingen in oktober meedoen. Nieuwkomer Vrede voor Dieren zegt niet alleen de belangen van dieren voorop te stellen, maar ook een vredesbeweging te zijn. „Als je opkomt voor dieren, natuur en milieu kun je in onze visie niet anders dan volledig tegen herbewapening zijn”, zegt Pascale Plusquin (51), voorzitter van de partij die deze maandag een puntenplan publiceert.
De standpunten van Vrede voor Dieren variëren van een einde aan de bio-industrie en aan dierproeven tot een 1,5 graden-klimaattoets voor de rijksbegroting. Anders dan de Partij voor de Dieren (PvdD) willen de initiatiefnemers geen extra geld voor defensie met het oog op de Russische dreiging. Verder kunnen militaire acties alleen met een VN-mandaat op steun rekenen. Geweldloosheid „krijgt een belangrijker plek in beleid, onderwijs en bewustwording”. Ook in geopolitieke kwesties, stelt Vrede voor Dieren, „is een partij nodig die niet primair het belang van de mensen vertegenwoordigt of centraal stelt, maar dat van alle stemloze dieren.”
Pascale Plusquin, bestuursvoorzitter Vrede voor Dieren Foto MARCEL VAN HOORN/ANP
Koerswijziging
Plusquin was ruim acht jaar Statenlid in Limburg en stond negende op de landelijke kieslijst van de PvdD in 2023. Naast Plusquin bestaat het bestuur van Vrede voor Dieren uit Annemarie van Gelder, eerder voorzitter van de Friese afdeling van de PvdD, en Jurgen Suurmeijer, die tot voor kort in de Raad van Advies van de PvdD zat.
De oprichting van Vrede voor Dieren is niet los te zien van de koerswijziging van de PvdD om de Europese herbewapening te steunen, bevestigt Plusquin. Tijdens het ledencongres in juni schaarde een krappe meerderheid zich achter het fractiestandpunt om het herbewapeningsprogramma ReArm Europe te steunen. „Zonder een vrije rechtsstaat kunnen we niet strijden voor het klimaat en de natuur”, zei partijleider Ouwehand daar destijds over.
Lees ook
Lees de reconstructie Hoe de bio-industrie op papier werd afgeschaft (en toch niet)
Plusquin: „Een dierenpartij was sinds de oprichting begin deze eeuw uniek omdat zij een overstijgend belang toekende aan niet-mensen én omdat zij tegen bewapening was. Eerder dit jaar heeft de PvdD dat pacifisme terzijde geschoven. We hoorden van veel mensen dat zij zich willen blijven verzetten tegen de wapenwedloop. Normaal kies je dan voor een andere partij, maar die was er in dit geval nog niet.”
Investeren in bewapening blijft binnen de PvdD een gevoelig punt. Voormalig leider en medeoprichter Marianne Thieme en Eerste Kamerlid Niko Koffeman keerden zich fel tegen het nieuwe defensiebeleid.
De inschrijving bij de Kiesraad is afgerond, zegt Plusquin, tot de deadline van 15 september heeft de partij om een kandidatenlijst op te stellen. „We hebben mensen in gedachten, maar wachten zeker ook af wie zich de komende tijd melden. De bestuursleden komen in elk geval niet op de kandidatenlijst.”
Dat Vrede voor Dieren afgekort VvD is – bijna zoals de liberalen – levert volgens Plusquin geen probleem op. „Wij korten het niet af.”
Plusquin: „We zijn ervan overtuigd dat er ook voor Vrede voor Dieren voldoende potentie is. Op de korte termijn zien we onszelf als aanjager, zeker niet als bestuurspartij.”
Het is niet zo, zegt Plusquin, dat de nieuwe partij het tegen de Partij voor de Dieren wil opnemen. „Ik heb helemaal geen persoonlijk conflict met Esther Ouwehand of met de partij. Wij richten onze pijlen vooral op BBB die verantwoordelijk is voor het desastreuze landbouwbeleid van dit kabinet. We moeten de stikstofcrisis natuurlijk snel oplossen, maar dat geldt ook voor de andere vormen van vervuiling en het grootschalige dierenleed in de agrarische sector.”
Kan je iemand herkennen, die je niet kent en nooit eerder in levenden lijve hebt gezien? Sinds een week heb ik het bewijs in handen, want ik liep door het Brusselse museum Bozar, waar honderd jaar zwarte, figuratieve kunst te zien is. Vanuit mijn ooghoek viel me de vrouw op, die haar regenjas op mediterrane wijze over haar schouders droeg: losse mouwen, de jas als cape. Op de een of andere manier word ik altijd blij van die dracht. Maar nu zag ik dat ze ook naar mij keek, en ik vermoedde dat we elkaar moesten kennen. Maar hoe? Zij sprak het verlossende woord, want zij was Caroline de Gruyter, Europacorrespondent en columnist voor deze krant, met bijpassend portretfotootje. Op dezelfde manier had ze mij gedetecteerd, twee collega’s die elkaars krantengezichten herkenden en nu dus live spraken.
Beiden diep onder de indruk van al die schilders en kunstenaars, waar we vaak nog nooit van hadden gehoord. Pas later viel me het gouden toeval op van de tentoonstellingstitel: When we see us, gecureerd door Koyo Kouoh, onverwacht overleden afgelopen mei. Zij was de beoogde curator van de 61ste Biënnale van Venetië in 2026.
De titel is een parafrase van de Netflix-serie When they see us uit 2019, waarin het verhaal wordt verteld van vijf zwarte en gekleurde jongemannen, die ten onrechte als verdachten werden gezien in de zaak van de zogeheten Central Park Jogger. In het New Yorkse park werd op de avond van 19 april 1989 een jonge vrouw zwaar mishandeld en verkracht, waarbij de verkeerde daders werden opgepakt en lange celstraffen kregen. Het werd later duidelijk dat de witte buitenstaandersblik de Afro-Amerikaanse en Latijs-Amerikaanse jongemannen bij voorbaat schuldig had bevonden. Ten onrechte, zou blijken.
In Bozar, is het idee, kijken Zij niet naar Ons, maar Wij naar Ons; de herkenning wordt voorondersteld. En dus is er ook ruimte voor ‘black joy’.
Man en ik liepen verder Brussel in, een stad die me altijd doet denken aan het Amsterdam van de jaren tachtig: licht chaotisch, nog voldoende ruwe randen. Maar ook met een multiculturele grootstedelijkheid, terwijl Amsterdam veel behendiger gesegregeerd is.
Wij logeerden op de Antoine Dansaertstraat, waar tien jaar geleden de hippere kledingwinkels waren. Die straat leidt rechtstreeks naar Sint-Jans-Molenbeek, de wijk in Brussel waar zo’n 43 procent van de bewoners zichzelf moslim noemt. Nu zie ik dat op het laatste stukje van de Dansaertstraat de halaltenten bezig zijn aan hun opmars. Daar, en ook verder in het centrum, bewegen veel jonge vrouwen met hijab zich zelfverzekerd over straat. Ben ik nu de man van When they see us? De niet-moslim die bevooroordeeld om zich heen kijkt? Is Amsterdam-Zuid het reservaat en niet deze Brusselse buurt?
Ik kom er niet uit, want diezelfde dag werden we niet gegroet maar toegeblaft, er is geen ander woord voor: „Assalam Aleikum!” Een oudere man met kufi op zijn hoofd. Werktuigelijk mompelde ik „assalam” terug, maar mijn man riep vrolijk: „And a happy day for you”.
Ook deze onbekende man met wit petje had ons herkend, namelijk als moslims, maar kennelijk waren we van de haram-variant: mijn man in zeer hippe, gestreepte broek, ik in bermuda met daaronder knielange kousen, op het hoofd een zogeheten newsboy cap. Was dit een verbale terechtwijzing?
Samenvattend: één keer iemand herkend die ik niet kende, één keer zelf niet herkend maar miskend. Dat Zij-en-Wij-gedoe, het houdt nooit eens op.
Op de Corbier, de laatste klim van de Ronde van Frankrijk, worden de Fransen gek als Pauline Ferrand-Prévot op komst is. Ze hebben het wegdek volgekalkt met haar naam, dragen Franse vlaggen en roepen haar toe. Nog een paar haarspeldbochten naar beneden overleven, en dan is de renster van het Nederlandse Visma-Lease a Bike (LAB) zeker van haar Tourzege.
Maar Ferrand-Prévot wil meer. Deze morgen heeft ze tegen haar ploegleiders gezegd dolgraag ook de slotetappe op haar naam te schrijven, nu ze de gele leiderstrui aan heeft. In bergdorp Châtel valt ze met zes kilometer te gaan aan, en net als een dag eerder op de Col de la Madeleine kan geen enkele concurrent volgen. Na de finish valt de 33-jarige Française huilend neer op het asfalt. „Ik ben zo, zo blij”, brengt ze uit. De Tour is de reden waarom ze de mountainbike dit seizoen na twaalf wereldtitels en olympisch goud inruilde voor een terugkeer op de weg – waarop ze als twintiger ook al eens wereldkampioen werd.
Achter Ferrand-Prévot wordt Demi Vollering tweede. Opnieuw grijpt de Nederlandse Tourwinnares van 2023 naast de gele trui. Vorig jaar nekten de twee minuten tijdverlies die ze bij een crash opliep haar in het klassement, dat ze op vier seconden verloor van de Poolse Kasia Niewiadoma. Nu bedraagt het verschil met Ferrand-Prévot maar liefst 3.43 minuut.
Zwaar gehavend
Ook dit jaar lag Vollering zwaar gehavend op de grond. Al in de derde etappe werd ze in een van de laatste bochten in Angers richting de verwachte massasprint onderuit gekegeld, om vervolgens door haar ploeggenoten over de finish te worden geduwd. Overal had de renster van FDJ-Suez pijn: aan haar hoofd, knieën, rug en billen. Maar opgeven wilde ze niet.
De val van Vollering leidde tot een heuse Tourrel. Haar ploegbaas Stephen Delcourt sprak die avond van een gebrek aan respect in het peloton, waarvan zijn kopvrouw de dupe was. Visma-ploegleider Jos van Emden voelde zich als collega aangesproken: „Hij wil blijkbaar een pelotonnetje van acht rensters, met Demi erin, om in een gouden kooi verder te rijden”, tekenden meerdere media dinsdag op. Voor Van Emden was de val niets anders dan een ongeluk, Vollering verweet hij „aanstelgedrag”.
Demi Vollering, nummer twee in het eindklassement, na de achtste etappe bovenop de Col de la Madeleine. Foto Jean-Christophe Bott/EPA
Woensdag ontmoetten Van Emden en Delcourt elkaar bij de bussen, waar de twee onder moderatie van Visma-hoofdcoach Jacco Verhaeren in twintig minuten hun meningsverschil uitpraatten. „Ik was het niet eens met zijn bewoording, hij niet met de mijne. Maar we streven wel beiden een veilige koers na”, zei Van Emden donderdagochtend voor de start in Clermont-Ferrand.
Toch verscheen in zijn ogen een twinkeling, toen NRC hem vroeg of zijn stevige bewoording niet ook een gevalletje ‘psychologische oorlogsvoering’ was om Vollering te destabiliseren. Van de renster van het Franse FDJ-Suez is bekend dat zij snel haar emoties laat zien. Het maakt haar bij sommigen een geliefde renster, met wie in voor- en tegenspoed meegeleefd kan worden. Anderen, zoals Van Emden, noemen het ‘aanstellen’, of zien er een zwakke plek in.
„Psychologische oorlogsvoering hoort er natuurlijk ook bij”, begon Van Emden aan zijn antwoord, voordat de Visma-perschef het gesprek afkapte. Ze wilde niet dat de woorden van Van Emden nog verder dooretterden richting de beslissende fase van de Tour. „Dat was een goede interventie”, zei de ploegleider. Even later verscheen hij met twee zakken stroopwafels bij de bus van de ploeg van Vollering. Op oer-Hollandse wijze tekenen Visma en FDJ-Suez de vrede.
Wat de ophef met Vollering deed, bleef lang onduidelijk. De hele week schermde haar ploeg haar af van de media. Één, hoogstens twee vragen mochten journalisten haar gezamenlijk voor en na de etappe stellen, en die gingen vooral over haar pijnklachten en haar prestaties. Over beide was de 28-jarige renster, bezig aan haar eerste jaar bij FDJ-Suez, richting het zware finaleweekend in de Alpen positief gestemd. De pijn trok weg, ze kon met de besten mee.
Met de besten mee
Dat gold lang ook voor andere Nederlandse outsiders voor het Tourpodium. De dit jaar uit een driejarig wielerpensioen teruggekeerde Anna van der Breggen (35) van SD Worx kwam vrijdag nog met de besten over de meet in de bergetappe naar Chambéry, maar verloor zaterdag veel tijd. Eerder in de Tour had ze zich meerdere dagen leeggereden voor de sprintkansen van haar ploeggenote Lorena Wiebes, die beide sprintetappes op haar naam schreef en de groene trui van het puntenklassement won. Op de Madeleine moest Van der Breggen haar inspanningen bekopen.
Pauliena Rooijakkers (32) van Fenix-Deceuninck zat er op de Madeleine langer bij. De nummer drie van vorig jaar sprong zelfs brutaal weg toen de Australische Sarah Gigante als eerste aanviel, maar kon uiteindelijk niet volgen. Haar jongere ploeggenoot Puck Pieterse (23) reed een onzichtbare Tour, die mede ontsierd werd door twee valpartijen. Met name op vrijdag kletterde ze hard op de grond, in de afdaling van de Granier. Met een bebloede knie kwam ze over de streep.
Lorena Wiebes (rechts), eindwinnaar van het puntenklassement, in haar groene trui bij de start van de slotrit. Foto Julien de Rosa/ANP
Nog voordat de Tour ten einde was, zei FDJ-ploegleider Lars Boom dat Vollering vrede moest hebben met een plek achter Ferrand-Prévot. Op de Madeleine was ze „heel goed” geweest, maar had ze „niet haar beste dag” gehad. De val heeft gedurende de week altijd een rol gespeeld, zei Boom: „Als je veel energie moet steken om je toch weer normaal te voelen na de val, dan kost dat energie die je nu nodig hebt” .
Daarnaast vergeleek hij het lichaam van lichtgewicht Ferrand-Prévot (zo’n 50 kilo) met dat van Vollering (57 kilo). „Als je haar ziet, dan ziet ze er net wat anders uit dan Demi. Misschien moet je het daarin zoeken”, dacht Boom vast na over volgende Tourclashes met de Française. Ze viel in korte tijd zeker vier kilo af door heel weinig eten tot zich te nemen.
Ik wil jonge meisjes laten zien dat je niet superskinny hoeft te zijn om in de bergen te rijden
„Ik kan wat gewicht verliezen, maar ik ben langer dan zij is. Richting de Tour hebben we een lager gewicht overwogen, maar na de Ronde van Zwitserland werd ik ziek en was beter worden belangrijker dan gewicht verliezen”, reageert Vollering na haar finish. Op de Madeleine was ze „de beste van de zwaargewichten”, lacht ze. „Ik denk dat ik nu op een mooi gewicht zit, en ben er trots op. Ik wil jonge meisjes laten zien dat je niet superskinny hoeft te zijn om in de bergen te rijden.
Ook op de opmerkingen van Van Emden heeft ze een weerwoord. „Vooral in Nederland heb ik het stigma rond me dat ik een beetje een drama-queen ben. Maar vraag het maar aan mijn ploeggenoten, zij zullen het ontkrachten. Van Emden is iemand die mij niet kent, die zoiets zegt. Ik kan hem dat niet verwijten.”
Collectief maakte het verschil
Bij Visma-LAB begon en eindigde de Tour in hosanna, met Marianne Vos die de eerste etappe won en meerdere dagen in het geel fietste. Ploegbaas Richard Plugge zag hoe het collectief het verschil maakte. Het is een les die de ploeg meenam uit het mannenwielrennen, waar het ploegenspel in de Tour al enkele jaren op rij draait om de Deense kopman Jonas Vingegaard. „Natuurlijk heb je een exceptioneel talent nodig, een individu als Pauline. Maar jullie hebben allemaal gezien hoe het team om Pauline reed, en hoe ze daardoor energie heeft kunnen sparen”.
Vos zelf noemt de prestatie van de Visma-kopvrouw „onbeschrijfelijk”. Ze reed de Tour in een nieuwe, meer dienende rol dan voorgaande edities, en dat smaakt naar meer: „Met een renster als Pauline is het heel mooi werken, het ging heel natuurlijk.”
Na de nodige omhelzingen en een telefoontje van de Franse president Emmanuel Macron krijgt Ferrand-Prévot de laatste gele trui omgehangen. Voor haar zijn de Franse fans door het dolle heen. De vorige Franse winnares, sporticoon Jeannie Longo, staat naast haar op het podium. Na 36 jaar heeft Frankrijk weer een Tourwinnaar.