N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Foto Getty Images
Allereerst is het belangrijk cellulite niet te verwarren met cellulitis, zegt Jeroen van der Mark, krachtsportcoach en onderzoeker bij fit.nl. Cellulitis is een ontsteking van de huid waarmee je naar de dokter moet. Cellulite is wat in de volksmond sinaasappelhuid wordt genoemd: de bobbelige huid die met name vrouwen hebben op hun billen of dijen. Want cellulite komt bij mannen vrijwel niet voor, zegt Van der Mark. Daarentegen heeft 80 tot 90 procent van alle vrouwen het in meer of mindere mate. „Het stoort me dan ook dan cellulite vaak als huidaandoening wordt aangeduid. Terwijl het dus eigenlijk iets heel normaals is.”
In welke mate je cellulite hebt, heeft te maken met allerlei factoren zoals je hormoonhuishouding, bloedsomloop, genen en huidstructuur. Ten onrechte wordt cellulite geassocieerd met zwaarlijvigheid, zegt Van der Mark. „Misschien zie je het wat beter als je zwaarder bent, maar ook modellen op de catwalk in Milaan of superfitte sportinstructrices hebben het.”
Ongezond eten, te weinig bewegen, te veel alcohol, roken en te weinig water drinken kunnen de ontwikkeling van cellulite vervolgens wel versnellen, weet Van der Mark. „Maar uit onderzoek blijkt dat uiterlijk gedreven doelen mensen op de lange termijn vaak te weinig motiveren om blijvend gezonder te leven.”
Op de vraag of je iets tegen cellulite kunt doen, zegt Van der Mark: „Accepteer het, het hoort bij de vrouwenhuid. We moeten af van onrealistische schoonheidsidealen.” En de krachtsportcoach in hem voegt er aan toe: „Je kunt natuurlijk altijd krachtoefeningen doen om je billen en dijen meer volume te geven, zodat je lichaam wat strakker oogt. Zoals bijvoorbeeld squats en hip thrusts. Dat is ook nog eens gezond.”
In een split second moet ik beslissen: duik ik of niet? Het staat 13-13. In volle sprint zet ik af, vlieg horizontaal door de lucht en strek mijn hele lichaam. Ik voel de frisbee in mijn hand vallen. Meteen daarna smak ik tegen de grond. Mijn hoofd bonkt, maar er is geen tijd om na te denken. Voor ik het weet, sta ik alweer. Binnen tien seconden moet ik gooien.
Voor me staat Lola Dam. Al elf jaar spelen we samen. Ik kijk haar aan en weet: dit komt goed. Ze sprint de hoek van de ‘endzone’ in, ik gooi. Terwijl de frisbee door de lucht spint, houdt iedereen zijn adem in. Lola springt en vangt hem met twee handen. 14-13. We hebben gewonnen.
Drie keer eerder verloren we in de halve finale van Tom’s Tourney, een van de grootste toernooien van Europa. Dit jaar haalden we eindelijk in de finale.
Het was lang geleden dat we zo’n spannende wedstrijd speelden. Ik stond stijf van de adrenaline. Dat moment liet me weer beseffen wat voor geweldige sport ultimate frisbee is en waarom ik al dertien jaar in de ban ben van de sport.
Foto Aurélien Gouba
„Frisbee, is dat überhaupt een sport?” of „doe je dat met je hond?” zijn de standaardreacties als ik op een feestje vertel dat ik aan frisbee doe. Daarom mijd ik het onderwerp liever. Vaak denk ik dan terug aan het WK voetbal van 2014. Hoe Robin van Persie al duikend naar de bal tegen Spanje een wereldwijde legende werd. Dit doen wíj tijdens wedstrijden constant. Ze moesten eens weten, denk ik dan.
Een frisbeeteam bestaat uit ruim twintig spelers, per punt staan er zeven in het veld. Omdat elk punt fysiek intensief is, worden deze zeven na ieder punt gewisseld. De sport lijkt wat op rugby, alleen mag je bij frisbee niet lopen met de frisbee, maar wél vooruitgooien.
Het tempo ligt hoog: spelers mogen de frisbee tien seconden vasthouden. Laat je hem vallen, dan krijgt de tegenstander de aanval. Scoren doe je in de endzone, een vak aan beide uiteinden van het veld. Een wedstrijd eindigt zodra een team vijftien punten heeft behaald of wanneer er 90 minuten verstreken zijn. Het is een fysieke sport, een technische ook: hoog springen, duiken (layouts), timen, inschatten. Elke pass telt.
In 2013, ik was elf, begon ik. Mijn moeder kwam met het idee, zij had het jaren geleden eens gespeeld met een groepje vrienden en wist dat het een bijzondere sport was.
Ik wilde liever op voetbal, maar dat mocht niet. Mijn ouders zijn zeilers, leerden elkaar kennen op de scheepswerf in Harlingen en zeilden de hele wereld over. Ze scheidden toen ik anderhalf was, maar mijn leven stond altijd in het teken van zeilen. Als ik niet met mijn moeder naar Friesland ging, zeilde ik met mijn vader mee. Ik werd door mijn moeder afgezet bij sluizen , aan kades of op de veerboot richting een Waddeneiland om in de weekenden mee te zeilen op de grote zeilschepen.
Nummer 5: Anne Minnaard.
Foto Aurélien Gouba
Jeugdkamp in Italië
Elke zaterdag een voetbalwedstrijd was logistiek onmogelijk. Ultimate frisbee, destijds een nóg kleinere sport dan nu, had maar één keer per maand een competitiedag. Dat paste wel in de planning van mijn ouders.
Tijdens mijn allereerste training van de Amsterdamse Ultimate Club, op velden die we deelden met voetbalclub AVV Fit, moest ik nog samen met een vriendinnetje leren hoe je een frisbee gooit. Op het veld naast ons de oudere, meer ervaren kinderen. Wij mochten pas meetrainen als we de basis onder de knie hadden.
Meetrainen met hen vond ik lang spannend, laat staan wedstrijden spelen. Dat deed ik pas toen een teamgenoot, Floor Keulardz, me overtuigde. Daarna viel het plan van mijn moeder al snel in duigen: ik bleek namelijk goed.
In 2014 werd ik geselecteerd voor het Nederlands jeugdteam onder de 17 jaar. Ik was pas 12. Ik ging die eerste zomer meteen mee naar een toernooi in het Italiaanse Lecco, aan het Comomeer. Alles maakte indruk: de jongens die hamburgers haalden bij het tankstation, de wimperkrullers en mascara van de oudere meiden, grappen die ik op de basisschool nog niet had gehoord.
Die week ervoer ik voor het eerst wat teamsport betekent. We waren open, kwetsbaar, respectvol. Dat laatste viel vooral op, en is iets wat in de cultuur van ultimate frisbee bleek te liggen. De sport draait op onschendbaar wederzijds respect. Tijdens wedstrijden, behalve die van de professionele bond in Noord-Amerika, is er geen scheidsrechter. Ook op EK’s en WK’s niet.
Schelden, bedreigen, geweld – ondenkbaar in de sport
Spelers moeten zelf de regels uit hun hoofd kennen, ze lossen overtredingen onderling op. In de dertien jaar dat ik nu frisbee speel, heb ik nooit meegemaakt dat een wedstrijd uit de hand liep. Scheldpartijen, bedreigingen, fysiek geweld – het is ondenkbaar. Na elke wedstrijd geven beide teams elkaar een score voor de sportiviteit. Teams die te laag scoren, kunnen worden uitgesloten op een toernooi.
Nederland is internationaal een klein frisbeeland. Er zijn 27 verenigingen en ruim 1.300 spelers. Vergelijk dat met de Verenigde Staten, het frisbeemekka. Daar spelen miljoenen mensen het. Daar is de sport veel professioneler en kun je er geld mee verdienen. Ik heb alles in mijn frisbeecarrière zelf moeten betalen – het is de reden dat sommige spelers toernooien laten schieten.
In 2018, ik was 16, speelde ik voor het eerst een toernooi in de VS. Mijn teamgenoten en ik hadden inmiddels onze eigen vereniging opgericht: Grut. Een zootje kinderen. We hadden niet genoeg mannen en vrouwen om twee goede teams te maken, dus bestond de club uit één gemixt team. Ik was wederom de jongste.
Het WK voor clubteams was in Cincinnati, we mochten de openingswedstrijd spelen. In Europa hadden we al enige bekendheid opgebouwd door het EK voor clubs te winnen, maar de duizenden mensen die vanaf de tribune naar ons keken, wisten niet dat we bestonden.
We verloren, 15-14, maar de wedstrijd was spectaculair. Het publiek was om. „Are you from Groet? That opening game was sick!”, bleven mensen gedurende het toernooi zeggen.
Het was overigens niet míjn wedstrijd. Door de hitte en stress was het een soort koortsdroom. Maar mijn teamgenoten Lola en Floor speelden geweldig, ze waren beter dan de meeste Amerikanen. Zij groeiden uit tot de besten van Europa, kregen meerdere awards. Als gemixt team wonnen we samen vier Europese clubkampioenschappen en eindigden we al eens als vijfde op een WK.
Foto’s Aurélien Gouba
Weinig slaap
Je zou denken dat voor iedereen die aan frisbee doet, in de VS spelen de droom is. Voor Floor gold dat zeker. Zij is van het ritme, van trainingsschema’s en het strikt uitvoeren daarvan. Zij werd de eerste Nederlandse vrouw ooit die door een Amerikaans topteam werd geselecteerd. Zij ís frisbee.
Lola wees een soortgelijk aanbod juist af, ook al is ze een van de beste speelsters van Europa. Zij presteert goed als frisbee níét haar prioriteit is. Ze werkt in de horeca en op festivals. Ze verschijnt op trainingen na weinig slaap, maar het deert haar niet. Telkens maakt ze acties die niemand anders van ons kan maken. Hoe ze het doet, is voor de meesten van ons een mysterie. Zelf weet ze het ook niet. Een uitzonderlijk talent voor de sport, gok ik.
In 2024 stapten we, na tien jaar, over op een apart mannen- en vrouwenteam. Wij wonnen direct goud op het EK voor clubs. Inmiddels staan voor een grote uitdaging: we willen een medaille op het aankomende WK, volgend jaar.
Ik was eerst sceptisch. Als we de Amerikaanse topteams willen verslaan, moet álles komend jaar op zijn plek vallen – zelfs dan is het doel ambitieus.
Maar dan praat ik met Lola en Floor, en die benadrukken dat er één ding is wat die Amerikaanse teams niet hebben: wij kennen elkaar door en door. Sinds dat eerste EK in Lecco spelen wij al samen en is de harde kern van ons team niet veel veranderd. Niet veel teams kunnen dat zeggen. Soms oppert iemand weleens om te stoppen, maar dat echt doen, lukt bijna niemand. Het is een vorm van loyaliteit. Stop je, dan is er eigenlijk niemand die direct die plek op kan vullen. Er zijn simpelweg te weinig goede spelers om uit te kiezen, dus blijven we allemaal spelen.
Anne Minnaard in 2015
Floor Keulardz in 2015
Lola Dam in 2015
Foto Martine Bootsma
Ik sta er vaak van te kijken hoe belangrijk frisbee eigenlijk voor me is. Omdat de sport door de buitenwereld zelden serieus wordt genomen, nam ik het zelf jarenlang ook niet echt serieus. Maar ik beleef er veel plezier aan, en blijk er ook uitzonderlijk goed in. En ik ben er trots op. Op het respect in de sport, in een wereld waarin respect niet vanzelfsprekend is. Op ons sterke vrouwenteam, in een wereld waarin sportprestaties van vrouwen te vaak als bijzaak worden gezien.
Het komende jaar zal ik nog één keer alles geven. Ik word er niet direct enthousiast van: doodmoe naar de sportschool, trainen in de stromende regen, vroeg naar bed, feestjes afzeggen. Maar dit WK wordt het belangrijkste toernooi van mijn carrière. Soms denk ik: waarom doe ik mezelf dit aan? Maar dan sta ik zoals dit weekend op Windmill in Amsterdam, het grootste toernooi van Europa en weet ik het weer: frisbee is de mooiste sport die er is.
Een seizoen spelen in de VS is, net als voor veel anderen, een droom, maar voorlopig blijft het daarbij. Na het WK wil ik voor het eerst proberen even afstand te nemen van de sport. Er even tussenuit. Het liefst zou ik, net als mijn ouders, de wereld rondzeilen.
Maar echt stoppen zal ik nooit doen. Daar ben ik nog lang niet aan toe.
Ik vind mezelf geen moeilijke eter, maar wel een kieskeurige. Als ik iets niet lekker vind ruiken of smaken, dan eet ik het niet. Daarnaast wil ik, net als iedere andere kok, dat eten dat ik heb bereid met plezier wordt opgesmikkeld. Smaakvol koken doe ik door mijn eten te kruiden met specerijen. Maar specerijen zijn geen kruiden.
Het verschil? Kruiden zijn de groene delen van een plant. De bladeren, stengels en soms de bloemen. Bijvoorbeeld dille, peterselie, munt, tijm, dragon, lavendel of laurier. Kruiden kunnen zowel vers als gedroogd worden gebruikt. Zoals munt en dille, kruiden die ook gedroogd heel erg lekker smaken. Andere kruiden, zoals peterselie of bieslook, zijn gedroogd niet echt de moeite: die smaken vers duizend keer beter.
Dan de specerijen. Dat zijn de zaden, bast, wortels of vruchten van planten. Ze worden gedroogd, en krijgen daardoor een supergeconcentreerde en intense geur en smaak. Bij het koken met specerijen gaat het om het durven spelen en uitproberen. Een beetje van dit, wat meer van dat; iedere keer een andere combinatie. Net als bij muziek gaat het niet om één geluid of toon, maar om een samenspel met de andere ingrediënten in het gerecht.
Om dat spel te kunnen spelen, is het handig om een basis te hebben waardoor je specerijen slim kan combineren – en vooral goed kan doseren (niet te weinig!).
Specerijen zijn niet gebonden aan bepaalde keukens of culturen. Ze bewegen soepel tussen eeuwenoude tradities en hedendaagse kooktrends. En daar is foelie een lichtend voorbeeld van. Onmisbaar in de Hollandse kippensoep, maar ook de Marokkaanse kiptajine kan niet zonder. In beide klassiekers zorgt de foelie voor samenhang en diepgang.
Foelie is de zaadmantel van de muskaatnoot, het web van oranje sliertjes rond de nootmuskaat. Hoewel ze afkomstig zijn van dezelfde vrucht, hebben ze toch een andere smaak: waar nootmuskaat krachtig en bijna scherp is, is foelie zacht en bloemig.
Tip van vriendin José: Gebruik in je puree of bij gekookte groenten foelie in plaats van nootmuskaat, voor een iets subtielere smaak. Je kunt die twee ook combineren. Wil je jouw groenterecepten wat pimpen? Erwtensoep is lekkerder met komijn- en korianderzaad, gestoofde andijvie met fenegriek, pompoensoep met kaneel, en met wat sumak door je boerenkool kan je het scheutje azijn in je stamp lekker weglaten.
Vijf tegen vijf en het team dat twee keer scoort blijft staan. Dat zijn de regels. En elk team maakt kans. Natúúrlijk, zegt Hassan Qualit (53), starend vanaf een bankje naar de kunstgrasvelden waarop vanavond fanatiek wordt gespeeld. „Het is voetbal, hè.”
Hier, op het Lloyd Multiplein in Rotterdam, spelen de beste straatvoetballers van de stad. Ze komen elke avond van heinde en verre en als ’s zomers de trainingen op clubs zijn afgelopen, vind je er zelfs een enkele profvoetballer die er zijn conditie bijhoudt.
Wie op deze velden met soepele shuffles zijn tegenstander dolt, kan op TikTok rekenen op duizenden likes. Want de Müllerpier, waarop het Lloyd Multiplein ligt, heeft sinds kort een eigen channel en ook een bekende YouTuber – Rarko – vertoont hier geregeld zijn kunsten. Dat trekt weer nieuwe voetballers, maar niet per se de besten, zegt Qualit, die naar eigen zeggen „oldskool” is – hij komt hier al jaren. Want je kunt wel goed zijn aan de bal, maar je moet ’m eerst veróveren. En dat is hard werken. „Zonder bal kun je niet scoren.”
‘Multi’ is het Lloyd Multiplein zeker. Er zijn basketbalvelden en overdag hangen daklozen rond bij de bankjes. Op het asfalt verderop oefenen motorrijders tussen de pionnen.
Maar het plein draait om de vier voetbalvelden en die zijn bovenal multiculturéél.
Foto Walter Herfst
Op het veld linksachter voetballen elke avond Eritreeërs en Somaliërs; vluchtelingen van de naastgelegen COA-boot. Rechtsachter is voor de dertienjarigen – en soms de Latino’s. Linksvoor is deze avond bezet door een gemengde groep zzp’ers onder wie veel maaltijdbezorgers die met elkaar hebben afgesproken via een WhatsApp-groep. Soms zijn het ook verhuizers, of jongens die werken in de bouw of de zorg. En op het veld rechtsvoor, gezien als het hoofdveld, speelt nu een groep vrouwen in roze en paarse hesjes.
„Ik heb gehoord dat ze dit weg willen halen”, zegt Qualit terwijl hij wacht op zijn teamgenoten – die vanavond niet lijken te komen. En dat klopt: dit voormalig haventerrein, vlakbij de Euromast, is nu dure grond omringd door chique appartementen die uitzicht bieden op het water. De gemeente wil hier woningen bouwen en het is nog onzeker wat er dan met de velden gebeurt.
Maar oh, wat zou dat zonde zijn. Qualit zou het koele zeebriesje missen dat altijd door de rasters van de hekken waait. Het zachte kunstgras dat aanvoelt als tapijt – „goed voor de enkels en de gewrichten”. En bovenal het voetbal zelf. Want dit is de plek waar honderden jongeren dagelijks stoom afblazen. „Op een positieve manier”, zegt Qualit. Want alcohol of drugs ziet hij hier nooit. En het is altijd sportief. Laatst zag hij een jongentje dat door z’n vader van het veld werd getrokken. ‘Je hebt examen morgen!’. Glimlach: „Dat zegt alles.”