Het staat er al een paar jaar, het huisje dat vlak bij knooppunt Oudenrijn op stalen poten boven de geluidswal uitsteekt. Natuurlijk, het is slechts bedoeld als omlijsting van een billboard, maar toch intrigeert het me: vanaf het balkonnetje moet je een geweldig uitzicht over Oudenrijn hebben, het snelwegknooppunt dat in 1939 begon als een bescheiden rotonde en dat inmiddels bestaat uit een kluwen van viaducten en fly-overs.
Zou je bij dat huisje kunnen komen? En hoe zit het met de rest van het knooppunt, is die ook te voet bereikbaar? En wat zie je dan? De gedachte laat me niet los, dus ik besluit rond knooppunt Oudenrijn te wandelen.

Op het inpandige busstation van Utrecht Centraal neem ik lijn 295 naar Rotterdam. Acht minuten later stap ik uit bij halte Papendorp-Zuid, een nieuwe kantorenwijk waar corporate international de maat der dingen is. Ik zwaai de bus na en even voel ik me verloren. Dan begin ik gewoon maar naar het zuidwesten te lopen, in de richting van het gebouw met een gat erin dat ik vanaf de snelweg altijd zie. Het trottoir houdt op en ik loop over een fietspad dat met een U-bocht onder de tweebaansuitvoegstrook door duikt en vervolgens onder de twaalf banen van de A12 zelf. In ingenieurstermen is dit een viaduct, maar als wandelaar heb je het gevoel dat je door een donkere tunnel van bijna honderd meter loopt.
Na deze schacht opent zich een kleinschalig polderlandschap met uitbottende knotwilgen. Pas als ik wat beter kijk, zie ik dat een deel van de polder de botoxbehandeling heeft ondergaan die nodig was om er een golfbaan van te maken. Aan mijn rechterhand raast het verkeer van Oudenrijn naar het oosten, nou ja, razen, de herrie valt mee: omdat ik vrij dicht langs de snelweg loop, gaat het geluid letterlijk grotendeels over mijn hoofd heen. Een knoop schept blijkbaar zijn eigen luwte.

Foto Dieuwertje Bravenboer
Door de weilanden met paarden en pony’s waan ik me haast op het platteland, al oogt een bord ‘opvangcentrum voor weidedieren’ nogal stads. Dan doemen ineens metershoge roestige beelden op – een cyborg met gasmasker die een buitenmodel winkelwagen voortduwt, een palmboom annex windmolen, een kruising tussen een kever en een vliegende draak. Wat is dit? Een heus rafelrandje bij de keurige rijtjeshuizen van Nieuwegein aan de overkant? Maar nee, het blijkt het bedrijf van een kunstenaar, Scrap Design, de buurman van restaurant Smaak & Stijl.
Uitgesloofd
Even verderop stuit ik toch op een rafelig randje: een scheefgezakt hek, dat uitnodigend openstaat, geeft toegang tot een vervallen wielerbaan waar mensen hun honden los laten lopen. Het hek aan de achterzijde zit op slot, maar te voet kun je er omheen. Tussen de bomen zie ik houten bouwsels en kampeerwagens. Huh, zijn er in de oksel van Oudenrijn stadsnomaden neergestreken? Ik loop om het kampje heen, stuit op een afgesloten hek, geef een zwiep aan de verroeste tafelbel die er hangt, maar niemand reageert.
Zoveel scharrelende mensen op nog geen anderhalve kilometer – de volgende keer dat ik hier in één minuut langsrijd, zal deze snelweg niet meer anoniem en inwisselbaar zijn. Ik verheug me er nu al op.
Na de oksel krijg ik al snel de stellage met het reclamehuisje in het oog. Nu ik hier in het achterland loop, valt pas op hoe reusachtig het ding is, een naastgelegen loonwerkbedrijf valt erbij in het niet. Opgetogen ga ik eropaf om de ladder op te klimmen, maar die blijkt met metalen kleppen en een hangslot gebarricadeerd. Reclame is het verkopen van illusies.
Maar ik krijg nog een kans: als ik langs de geluidswal naar het zuiden loop stuit ik na een paar honderd meter op een stalen toren met een wenteltrap die je wel kunt bestijgen. Is dit een JOP, een Jongeren Ontmoetingsplek, zoals van overheidswege geplaatste hangplekken heten? In ieder geval kan een blind paard er geen schade aanrichten. Heel hoog is de toren ook niet, bovengekomen kan ik de snelweg maar net ontwaren, het knooppunt zelf gaat schuil achter de bosschages op de geluidswal. Pesterig torent het huisje erbovenuit, onophoudelijk reclameboodschappen uitzendend.
De landschapsarchitect heeft zich uitgesloofd met een berkenbosje, een slingerend vlonderpad en een kunstmatige heuvel met een eenzaam boompje
Op goed geluk loop ik verder over de groenstrook die tussen de geluidswal en de woonwijken van Nieuwegein is aangelegd. De landschapsarchitect heeft zich uitgesloofd met onder andere een dicht beplant berkenbosje, een slingerend vlonderpad, een bouwspeelplaats en een kunstmatige heuvel met een eenzaam boompje.
Aan het einde sla ik rechtsaf en loop onder de A2 door. Een oud polderlint voert naar het westen, waar het Groene Hart lonkt. Omdat ik dicht bij de knoop wil blijven, sla ik bij het eerste huis, een boerderijtje met een rieten dak en leilinden voor de deur, meteen weer rechtsaf en loop nu parallel aan de snelweg naar het noorden. Slechts een smalle sloot scheidt me van het asfalt, zelfs een vangrail ontbreekt hier.

Foto Dieuwertje Bravenboer
Links ligt polder Rijnenburg, majestueus landelijk, maar uit de krant weet ik dat hier de komende jaren reusachtige windturbines zullen verrijzen, en na 2035 ook nog een complete woonwijk. Ik heb alle tijd – namelijk ruim twee kilometer – om de brute kracht van de snelweg op me in te laten werken: de enorme portalen met hun matrixborden, de hoge geluidswal aan de overkant, het razen van het verkeer – ik ben nu zó dichtbij dat van geluidsluwte geen sprake meer is.
Gekraakt
Stap voor stap komt de stad weer dichterbij, met het reclamehuisje, het gebouw met het gat erin en de massieve dijklichamen van het knooppunt zelf. In de zuidwestelijke oksel van de A2 en de A12 stuit ik op een piepklein bosje waar al een zweem van groen over hangt. Tussen de bomen staan een paar bestelwagens en wat schuurtjes, het terreintje ligt er keurig aangeharkt bij. Weer een hek, nu met een elektrische bel. En verhip, deze keer komt er op mijn je-weet-maar-nooit-aanbellen iemand aanlopen – een punkertje met een leren pet en veel ijzerwerk in zijn gezicht staat me vanachter het hek welwillend te woord.
Elijah heet hij en hij vertelt met Limburgse tongval dat dit terreintje van Rijkswaterstaat sinds april vorig jaar gekraakt is. Ze wonen hier met z’n zessen, daarnaast hebben ze ook altijd ‘internationale gasten’. Het terreintje aan de overkant is al wat langer gekraakt en heet The Nettle omdat er zoveel brandnetels stonden – vandaar dat ze hun terreintje simpelweg The Other Site noemen. Er zijn trouwens nog meer gekraakte ‘veldjes’ in en om Utrecht, bij Prorail in Zuilen bijvoorbeeld, waar ze water halen.
Meteen na The Other Site sla ik rechtsaf. Of het mag weet ik niet, maar het kán wel. Ik loop onder een viaduct door en sta plotsklaps midden in de knoop bij een waterbekken. Vlak voor mijn voeten springt een haas weg, een stuk verderop nog een. In de vijver, die nog stamt uit de tijd van het klaverblad, dobberen ganzen. Het is stil, hoog op het dijklichaam toetert een auto. Naar mij?

Foto Dieuwertje Bravenboer
Aan de andere kant loop ik opnieuw onder een viaduct door en dan over de parallelweg langs de A12 naar het westen, af en toe zoeven wielrenners me voorbij. Ik weet dat ik langs de oudste snelweg van Nederland loop, maar de vooroorlogse weg van betonnen platen is natuurlijk allang onder het asfalt verdwenen. Tweemaal zes stroken breed is de weg inmiddels, maar toch stokt aan mijn kant het verkeer.
Bij een dwarsweg duik ik onder de A12 door, loop langs Hondendagopvang Happy Roedel en een handel in houten pallets. Bij een prachtige eikenlaan, het Oudenrijnsepad, besluit ik de gok te wagen en het bord doodlopende weg te negeren. Uiteraard loopt de weg dood, maar een modderige werkweg voert me met een bocht in de richting van vinexlocatie Leidsche Rijn. Aan het einde verspert een roestige pijp de weg, ik loop eromheen en sta bij de grote witte tenten die de banen van tennisvereniging PVDV overdekken – Plezierig Vermaak Door Vriendschap.
Gevoel van triomf
Nog een laatste viaduct, dat tot mijn geluk niet onder de snelweg doorvoert, maar royaal eroverheen, waardoor ik voor het eerst vrij zicht heb op het knooppunt en op de mond van de Leidsche Rijntunnel. Nou ja, bijna vrij zicht, want er hangt een stalen net dat dwazen ervan moet weerhouden auto’s te bekogelen. Aan mijn linkerhand ligt een oude asfaltcentrale, maar niet lang meer, want ook hier zal een woonwijk verrijzen – de stad rukt steeds verder op naar de knoop.

Foto Dieuwertje Bravenboer
Rechts ligt, pal tegen de snelweg aan, nóg een hondenopvang, deze heet Banjer. En dan ben ik terug in de gestroomlijnde wereld van kantorenpark Papendorp. Ik loop langs het gebouw met het gat en na veertien kilometer sta ik weer op het startpunt.
In de bus terug kan ik een gevoel van triomf niet onderdrukken: Oudenrijn is bedwongen. Niet alleen in fysieke zin is de wereld waar je kunt wandelen groter geworden, maar ook mentaal: het knooppunt is niet langer het exclusieve domein van de auto. Verlekkerd laat ik de kaart met snelwegen door mijn hoofd gaan: welke knoop wordt de volgende?
