Kris Lauwerys schreef een boeiend boek over drie Weense vrouwen die uit het keurslijf van hun tijd braken

Ze is een vrouw van een schilderij uit 1902. Met rode krullen, een kort neusje, gloeiende konen en een weelderige jurk met paarse slingers die stromen over een groene ondergrond met gele blokjes en rondjes. En dan is er nog die sjaal met groen, blauw, roze en geel. Hij waait de lucht in, terwijl de vrouw er met haar linkerhand in haar zij zo ontspannen bij staat. Die vrouw is Emilie Flöge, de schilder Gustav Klimt, die een moeizame liefdesrelatie met haar heeft.

Emilie Flöge (1874-1952) is een van de hoofdpersonen in Van licht naar duisternis. Drie vrouwen in Wenen (1900-1938), het geslaagde non-fictiedebuut van Kris Lauwerys. Als een van de weinige vrouwen in het Weense fin de siècle weet Flöge zich te bevrijden uit het keurslijf dat haar burgerlijke omgeving haar opdringt door voor een bestaan als mode-ontwerpster te kiezen. Samen met haar twee zussen begint ze in 1904 een modesalon. Iedere vrouw die er in Wenen toe doet, laat kleding bij hen maken. De ruim vallende gewaden van de Gezusters Flöge zijn revolutionair en doen velen de knellende corsetten van het archaïsche keizerrijk vergeten.

Behalve dat Emilie Flöge (1874-1952) voor Klimt poseerde, was er weinig over haar bekend. Dat veranderde toen enkele decennia geleden op een veiling zo’n vierhonderd brieven, postkaarten en telegrammen van Klimt aan haar opdoken. Voor Lauwerys was die vondst het uitgangspunt voor zijn boek, waarin hij op originele wijze de sociaal-culturele geschiedenis van Wenen tussen 1900 en 1938 vertelt. Hij doet dat aan de hand van de vrouwenemancipatie, de opkomende Joodse bourgeoisie, de onderwijshervormingen en de strijd van de sociaal-democraten voor betere levensomstandigheden van de arbeiders.

Intieme correspondentie

Lauwerys’ tweede hoofdpersoon is de Tsjechische Milena Jesenská (1896-1944), die beroemd zal worden door haar briefwisseling met Franz Kafka. Als linkse journaliste zet ze zich als geen ander in voor de vrouwenemancipatie, hoewel ze maar met moeite los kan komen van haar dominante man Ernst Pollak, een overspelige bankbediende met literaire ambities.

In Praag is ze naar het meisjesgymnasium geweest, een schooltype dat in Oostenrijk, waar alleen jongens naar het gymnasium mogen, nog niet bestaat. Door die opleiding is ze zeer belezen. Als in 1918 het Habsburgse Rijk uiteenvalt en het vrouwenkiesrecht wordt ingevoerd en vrouwen geen tweederangs burgers meer zijn, gaat Milena reportages over sociale misstanden schrijven voor het Tsjechische weekblad Tribuna. Ook vertaalt ze werk van Kafka. Ze is er zo van onder de indruk dat ze met hem begint te corresponderen en hem overhaalt om haar in Wenen te bezoeken.


Lees ook

Het Wenen van Freud was het laboratorium van de moderne tijd

Sigmund Freud redigeert het manuscript van Der Mann Moses und die monotheistische Religion.

Lauwerys gebruikt ook Milena’s geschiedenis om het grotere verhaal te vertellen. Zo koppelt hij Kafka’s toenemende interesse voor het jodendom en het zionisme aan het virulente antisemitisme in Oostenrijk, met als dieptepunt de pogrom na de Anschluss van 1938. Maar de rode draad blijft toch Milena’s liefde met de aan angsten lijdende Kafka. Lauwerys beschrijft die zo intens, dat je het er benauwd van krijgt.

Slavin en secretaresse

Lauwerys’ derde hoofdpersoon, Veza Canetti (1897-1963), is de meest tragische in zijn boeiende, helder geschreven boek. Juist omdat ze van een vrijgevochten, jonge en linkse intellectueel de slavin wordt van haar man, de zeven jaar jongere Elias Canetti. Veza is een selfmade intellectueel, die Engelse literatuur vertaalt en de halve Shakespeare uit haar hoofd kent. Op de dag van hun huwelijk in 1934 spreken ze met elkaar af dat Canetti in seksueel opzicht zijn gang mag gaan. Vanaf dat moment stelt ze zich op als zijn surrogaat-moeder en secretaresse. En hoewel ze jaloers is op zijn maîtresses, hoopt ze daarmee zijn literaire talent te kunnen aanmoedigen.

Nog wranger is dat Canetti Veza in zijn autobiografie nergens de eer geeft die ze verdient. Hij verzwijgt zelfs dat ze de co-auteur is van zijn beroemde boek Massa en Macht uit 1960. Pas in 1990 zal hij dat, min of meer gedwongen, alsnog onthullen.

Veza heeft ook nog de pech dat ze haar werk na 1933 schrijft. In Oostenrijk zijn dan reactionaire politici aan de macht, die niets ophebben met vrouwen, linkse journalisten en Joden. En Veza is alledrie. Publiceren kan ze dan ook vergeten. Gelukkig heeft Lauwerys haar nu met zijn boek aan de vergetelheid ontrukt.