N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het zijn van die dagen waarop ik, als ik buiten ben, onbewust mijn oren spits. Hoor ik al een flard muziek? Mijn adem dampt recht omhoog. Windstil is het. Geluid draagt ver op zulke dagen. Het zijn van die dagen die je dragen. Dagen van glas. De zon, het schuine licht. De belofte van muziek aan de rand van het dorp, van de ijsbaan die open is.
Ik schaatste op houtjes. Noren mocht niet, daarvoor was ik nog te jong. Jaloers op klasgenoten die wel noren hadden, probeerde ik harder, nog veel harder tijdens de schoolschaatsuren die we hadden. Ik had de houtjes het liefst onder mijn schoenen gebonden, want onder laarzen had je zoveel speling en zo weinig grip. In schoenen met houtjes eronder krijg je ijskoude voeten, maar wie kan dat schelen, als je zo veel harder gaat.
Bij de start was het rennen op die houtjes, net zoals ik schaatsers op tv zag doen. Ik was beter dan de pindakaasreclame, ik gleed en glierde, telkens maar harder tot ik vloog. Ik werd dan ook geen boer. En geen schaatser. Maar dat wat ik nu ben. De twijfel aan wie dat is, aan wat ik doe en of dat goed genoeg is – de twijfel die ieder mens wel kent – verdwijnt op dagen als deze. Dagen waarop longen zich beter lijken te vullen, het ademen dieper lijkt te gaan.
Het zijn van die dagen die mijn hoofd kalmeren. Dagen waarop alles even zo simpel lijkt als toen. Ik ben niet iemand van vroeger was alles beter. Eenvoudiger, dat was het wel. De grootste zorgen waren de veters van mijn houtjes. Van die oranje veters, met bevroren rafels aan het eind. Ze gleden tijdens het schaatsen van lieverlee telkens weer los. Ik strikte en herstrikte. Strakker, nog strakker. En dan schaatste ik weer weg.
Het zijn van die dagen waarop schaatsbanen waar je nooit eerder van hoorde, hun best doen voor de eerste natuurijsmarathon. Vroeger was dat Veenoord, ik woonde daar vlakbij. Nu is het Burgum in Friesland. Dixies en hooibalen langs de kant. Gary Hekman schaatste vroeger vast ook op houtjes, in strenge winters misschien wel bij sluis De Haandrik – dat kan bijna niet anders als je in Gramsbergen geboren bent.
Een naam vol onverzettelijkheid vind ik het: Gary Hekman. Een kerel als een stier zo groot en sterk. Natuurijsschaatsen is geen schaatsen, hoor ik zijn coach Roy Boeve zeggen. Het is niet druk opzoeken, druk opbouwen. Het is geen schaatsen op techniek. Het is stampen, het is stoempen. Je longen vullen, je hartslag de hoogte in. Precies waar Gary zo goed in is.
Het zijn van die dagen die naar braadworst, bier en chocomelk ruiken als je op een ijsbaan bent. Dagen van wolken die roze kleuren in de schemering. Lampjes die vroeg aangaan. Prikkende vrieskou, glinsterogen, reikende halzen. In elke bocht klappen de schaatsen een daverend applaus. De eerste marathon op natuurijs is gevaarlijk, irritant, koud en smerig, zegt Gary. Behalve als je wint.
Het zijn de dagen van Gary Hekman. Met bot geschaatste ijzers glijdt hij in Burgum als winnaar over de finish. Hij leek wel Bambi, lacht hij achteraf. Misschien herkende hij het gevoel van zijn houtjes, van vroeger. Die eeuwig botte rothoutjes, die zorgden voor de mooiste dagen van het jaar.