Konden mensen vroeger beter tegen de kou dan nu?

Je zou niet met ze willen ruilen, met de armere Nederlanders in vroeger tijden. Lompen aan het lijf, versleten schoeisel, en jongens jaarrond in korte broek. De winters waren ook nog eens kouder dan nu, de huizen minder comfortabel. Leden deze mensen kou? Of konden ze er beter tegen dan wij?

Irene Stengs van het Meertens Instituut heeft een interessante observatie. Dit instituut onderzoekt alledaagse cultuur in Nederland. „Wij stellen ons de hel nu voor als gloeiend heet”, zegt ze. „Maar zeker tot in de 13de eeuw zagen de mensen de hel ook wel als een ijskoude plek, zoals Dantes hel. Dit laat wel iets zien van hoezeer mensen leden onder koude.”

Haar collega Peter Jan Margry voegt wat nuanceringen toe. „Mensen hebben een groot aanpassingsvermogen, en de kennis om hulpmiddelen te ontwikkelen. Daardoor hebben ze altijd overal kunnen wonen, ook op de koudste plekken.”

Naveltruitjes

Kou lijden was in Europa vroeger vooral een armoedekwestie, denken beide onderzoekers. Tegenwoordig is het ook een cultuurverschijnsel. Margry: „Mensen kunnen elkaar beïnvloeden in hoe koud en hoe warm ze iets vinden. Italianen trekken al in oktober hun dikke jassen aan en zwemmen al snel niet meer in zee. Men heeft daar dus een heel andere perceptie van wat koud is dan wij, alsof ze dat zo hebben afgesproken.”

Bij ons speelt juist het tegenovergestelde. „Op straat zie je van die jonge meiden met naveltruitjes als het hartstikke koud is”, zegt Margry. „Zij hebben het heus wel koud, maar ze kiezen ervoor om aan die mode mee te doen.” Hetzelfde geldt voor de huidige kortenbroekenrage onder westerse jongemannen, voegt Stengs toe.

Wordt er eigenlijk onderzoek gedaan naar die percepties? „Niet dat ik weet”, zegt Margry. „We halen natuurlijk wel veel informatie uit dagboeken. Je leest daarin niet vaak specifiek dat mensen het koud hadden. Ik denk dat ze die kou als een gegeven beschouwden.”

Wouter van Marken Lichtenbelt is hoogleraar ecologische energetica en gezondheid in Maastricht. In november verscheen zijn boek Van rillen tot zweten, over lichaamstemperatuur bij mens en dier. Ook hij denkt dat verwachtingen een rol spelen, en dat je mentaal aan kou kunt wennen. „Darwin zag dat al bij de inheemse Vuurlanders. Die droegen nauwelijks kleren, bij 5 graden in de regen, en leken het prima naar hun zin te hebben.”

Fysiologische gewenning

Maar er bestaat zeker ook fysiologische gewenning, weet Van Marken Lichtenbelt. Hij publiceerde in 2014 een opmerkelijke studie over bruin vet: een bijzonder vettype dat warmte genereert, en dat je vooral bij knaagdieren ziet. Mensen zouden dit bruine vet na de babytijd verliezen. Van Marken Lichtenbelt en collega’s toonden aan dat ook volwassenen het hebben – maar wel minder naarmate ze meer ‘gewoon’ vet hebben. En méér naarmate ze meer aan kou worden blootgesteld. „Dat mensen nu gemiddeld minder bruin vet hebben dan vroeger, kan dus best verklaren dat ze het nu sneller koud hebben.”

Onlangs onderzocht hij proefpersonen die dagenlang in T-shirt en korte broek in een ruimte van 15 graden verbleven. „Het lichaam stelt zich daarop in”, vertelt hij. „Het rustmetabolisme stijgt met tientallen procenten. Deels dankzij dat bruine vet, dat we in tien dagen zagen verdubbelen. Maar vooral de spieren blijken warmte te genereren, ook zonder te rillen.”

Erg comfortabel klinkt dat niet. „Dat valt wel mee. Mensen rapporteerden al na een paar dagen meer comfort – hoewel het sterk per persoon verschilde.”



Leeslijst