Koloniaal verleden was meer dan alleen slavernij

Geschiedenis Hindostanen willen geen excuus en roepen niet om herstelbetalingen. Ze willen eigen herdenkingen van de koloniale tijd. Competitie met Afro-Nederlanders is niet nodig, schrijft

Detail van het Rotterdamse slavernijmonument van kunstenaar Alex da Silva.
Detail van het Rotterdamse slavernijmonument van kunstenaar Alex da Silva.

Foto Hans van Rhoon/ANP

Het afgelopen jaar buitelden Nederlandse overheden en bedrijven over elkaar om excuses te maken voor het koloniaal verleden in het Caraïbisch gebied. Maar het is niet duidelijk of het jaar 2023 – waarin honderdzeventig jaar Chinese immigratie, honderdzestig jaar afschaffing van de slavernij en honderdzeventig jaar Hindostaanse immigratie in Suriname wordt gevierd – in het teken staat van de koloniale geschiedenis of van de slavernij. Afro-Nederlanders hebben het vooral over de slavernij, terwijl Chinezen, Hindostanen en Javanen spreken over een breder koloniaal verleden. Het is een heuse controverse waarin Nederlandse instellingen een beslissende rol spelen.

Afro-Nederlanders lijken erop uit te zijn om het lijden van slaven zoveel mogelijk erger voor te stellen dan het stelsel van contractarbeid. Te beginnen met de duur van de slavernij die niet in 1863, maar in 1873 zou zijn afgeschaft. Daarmee wordt de duur van het slavenleed met tien jaar verlengd. Zelfs koning Willem-Alexander en premier Mark Rutte (VVD) verkondigen in hun toespraken het onjuiste verhaal dat de slavernij tot 1873 heeft geduurd.

Contractarbeiders

Voor alle duidelijkheid: slavernij en contractarbeid zijn beide onderdeel van de koloniale geschiedenis, maar vormen twee verschillende arbeidsstelsels. Anders dan de contractarbeider was de slaaf een goed dat gekocht en verkocht kon worden en levenslang het bezit was van de planter. Slaven konden niet, zoals al dan niet onder (kortdurend) contract zijnde arbeiders, worden afgestoten en aangetrokken wanneer de plantage daar behoefte aan had. Slaven konden wel worden vrijverklaard. Rond 1863, het jaar van de afschaffing, was ongeveer een derde van de slaven door hun meesters al vrijverklaard. De verlenging van de duur van de slavernij zet dus weinig zoden aan de dijk.

De behoefte van Afro-Nederlanders om de verschillen met Hindostanen te benadrukken door het slavenleed te maximaliseren komt ook tot uiting in de stelling van de Amsterdamse radiomaker Iwan Leeuwin recent in Het Parool die stelde dat „de contractarbeiders […] met luxe stoomboten [zijn] overgebracht naar Suriname”. Je zou bijna denken dat deze arbeiders samen met de Britse elite op cruise waren.

In Afro-Surinaamse en -Nederlandse kringen circuleert het hardnekkige verhaal dat Hindostanen grond en geld hebben gekregen bij hun vestiging in Suriname, terwijl de vrijverklaarde slaven aan hun lot zouden zijn overgelaten. Maar reeds in 1842 bood het koloniale gouvernement vrijverklaarde slaven een stuk grond aan rondom Paramaribo waarop zij groenten konden verbouwen en pluim- en hoornvee konden houden. Als zij dat naar tevredenheid van het bestuur hadden gedaan, ontvingen zij een premie van vijfhonderd gulden. Dat is wat anders dan de honderd gulden die de Brits-Indische arbeiders meer dan een halve eeuw later (vanaf 1895) ontvingen bij de vestiging als boer.

Afro-Nederlanders worden ondersteund in hun streven om het slavenleed te maximaliseren

Afro-Nederlanders worden ondersteund in hun streven om het slavenleed te maximaliseren. Een belangrijk deel van de Nederlandse academische geschiedschrijvers, de media (vooral de televisie), ambtenarij, politiek en museale instellingen is meegegaan in de reductie van kolonialisme tot slavernij. De maximalisering van het slavenleed heeft enkele honderden miljoenen opgeleverd, vooral bedoeld om de slavernij te herdenken, de afschaffing te vieren en de maatschappelijke doorwerking te adresseren.

Hoe die doorwerking er precies uitziet is moeilijk vast te stellen. Gelet op de sterke belangstelling voor Afro-Nederlanders vanuit wetenschap, media, politiek en kunsten is de beweerde achterstelling zelfs ongeloofwaardig. De innige omarming van Afro-Nederlanders is ook af te lezen aan hun betrokkenheid bij de talloze commissies die de regels ontwerpen voor subsidies om viering, herdenking en ‘herstel’ mogelijk te maken.

Excuuscultuur

In dit verband is de Nederlandse hang naar het maken van excuses opmerkelijk, niet alleen vanwege de snelheid waarmee het maken van excuses bestuurscultuur is geworden, ook niet vanwege de schaal waarop de excuuscultuur zich heeft gemanifesteerd, maar vooral door de beperking van het koloniaal verleden tot slavernij en de royale financiële middelen die daarbij zijn uitgetrokken. Je kan je afvragen: waarom geen eis tot excuus en financiële compensatie gericht aan de Afrikanen die mensen gevangen namen en als slaven verkochten?


Lees ook: Excuses voor slavernij dreigen op een mislukking uit te lopen

Als reactie benadrukken sommige Hindostanen de overeenkomsten en propageren dat contractarbeid een nieuwe vorm van slavernij is. Dat is een onhoudbaar standpunt omdat de twee stelsels zowel juridisch als economisch niet vergelijkbaar zijn. Maar de kritiek van Afro-Nederlanders dat Hindostanen willen meeliften op hun succes is de zoveelste misser in deze discussie. Hindostanen willen geen excuus, roepen niet om herstelbetalingen, maar willen evenals de Afro-Nederlanders hun eigen herdenkingen. Het is geen competitie, al valt op dat zowel de publieke aandacht als de financiële middelen eenzijdig gealloceerd worden ten behoeve van de Afro-Nederlanders. Wat hier steekt is dat andere groepen in de koloniale geschiedenis niet worden gezien, het negeren van hun aanwezigheid in Nederland en de miskenning van hun behoefte om de eigen geschiedenis en identiteit vorm te geven.