De Koerdische autoriteiten in het noordwesten van Syrië hebben zondag bekendgemaakt de nieuwe Syrische overgangsregering onder leiding van president Ahmed al-Sharaa niet te erkennen. Dat melden internationale persbureaus. Al-Sharaa presenteerde zaterdag de overgangsregering, die het land de komende vijf jaar moet besturen. Hij benoemde 23 ministers en blijft zelf aan het hoofd staan van het kabinet.
De Koerdische leiders uiten kritiek op de samenstelling van de regering. Volgens hen vertegenwoordigt de regering niet de „diversiteit en pluraliteit” van de Syrische bevolking. Ze voelen zich daarom niet gebonden aan de besluiten van de nieuwe regering.
Koerden vormen de grootste etnische minderheid in Syrië. De regering telt weliswaar één Koerdische minister, maar die komt niet uit het door de Koerden bestuurde gebied in het noorden. Ook de andere minderheidsgroepen in het land — de christenen, druzen en alawieten, de religieuze minderheid waar voormalig dictator Bashar al-Assad toe behoorde — zijn elk met één minister vertegenwoordigd. Geen van deze ministers kreeg echter een invloedrijke portefeuille: de belangrijkste posten gingen naar vertrouwelingen van Al-Sharaa.
Lees ook
Gevlucht voor het geweld in Syrië. ‘Ze riepen dat we varkens waren’
Het Franse hof van beroep denkt in het hoger beroep van Marine Le Pen in de zomer van 2026 een uitspraak te kunnen doen. Dit betekent dat er een kans bestaat dat ze alsnog mee zal kunnen doen aan de presidentsverkiezingen van 2027. Dat melden Franse media dinsdag.
Eerder leek die mogelijkheid uitgesloten. Le Pen kreeg maandag vier jaar cel (waarvan twee voorwaardelijk en twee met een enkelband uit te zitten) en een vijfjarig verbod op verkiesbaarheid opgelegd wegens het verduisteren van Europees geld.
Omdat het verbod op verkiesbaarheid gelijk inging, zou Le Pen hoogstwaarschijnlijk niet mee kunnen doen aan de presidentsverkiezingen van 2027, omdat er breed vanuit werd gegaan dat een hoger beroep niet voor die tijd afgerond zou zijn.
Nu het hof bekend heeft gemaakt in de zomer van 2026 uitspraak te willen doen, kan de onverkiesbaarheid van Le Pen enkele maanden voor de presidentsverkiezingen nog van tafel geveegd worden. Dat is alleen het geval als de rechter in hoger beroep besluit Le Pen een andere straf op te leggen.
Ondertussen blijft het bewijs tegen Le Pen ook in hoger beroep even omvangrijk, wat vrijspraak onwaarschijnlijk maakt. Wel is het denkbaar dat de rechter in hoger beroep het verbod op verkiesbaarheid in stand houdt, maar dat niet onmiddellijk laat ingaan. Dan zou Le Pen enkele maanden voor de verkiezingen tegen de uitspraak in cassatie kunnen gaan bij de hoogste rechter. Zolang die zaak dan loopt, kan zij in 2027 op het stembiljet staan.
Mocht ze daarna president worden, kan ze volgens Frans recht tijdens haar ambtstermijn zelfs niet meer worden veroordeeld. Die immuniteit eindigt volgens de Franse grondwet een maand na afloop van een presidentstermijn.
Het parlement debatteert donderdag over het vuurwerkverbod, waarna er volgende week dinsdag gestemd wordt. In aanloop naar het debat stuurde PVV-staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu Chris Jansen een inschatting van de compensatiekosten naar de Tweede Kamer.
Afhankelijk van wanneer het verbod daadwerkelijk ingaat, komt Jansen uit op een compensatie van tussen de 0 en 150 miljoen euro. Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland (BPN) komt uit op een compensatiebedrag van 895 miljoen euro, veel hoger dus. Waar komen die verschillen door?
Anders opgebouwd
Als het komende jaarwisseling al verboden wordt om vuurwerk af te steken, denkt staatssecretaris Jansen uit te komen op een compensatiebedrag van tussen de 100 miljoen en 150 miljoen euro. Dat is een vergoeding voor de inkomsten die wegvallen in 2025 en 2026 en een compensatie voor kosten die al gemaakt zijn, zoals vuurwerk dat al ingekocht is.
Gaat het verbod pas rond Oudjaarsdag 2026 gelden, dan komt de compensatie volgens de staatssecretaris uit rond de 50 miljoen euro. Dat is dan vooral een tegemoetkoming voor de misgelopen verkopen volgend jaar. Bij een nog latere ingangsdatum van het verbod is compensatie niet waarschijnlijk, schrijft Jansen: dan kan het als (verboden) staatssteun gezien worden.
Afgelopen jaarwisseling werd er volgens BPN voor 118 miljoen euro aan vuurwerk verkocht, een recordbedrag. De brancheorganisatie vindt het bedrag van de staatssecretaris veel te laag. „Wij schrokken ook van het bedrag toen we de kosten van een direct vuurwerkverbod op een rij zetten”, zegt Leo Groeneveld van de belangenorganisatie. „De voorraad die nu al in Nederland ligt en nog onderweg is, moet bij een verbod vernietigd worden. Dat moet door een gespecialiseerd bedrijf gedaan worden en alleen voor de vernietiging bedragen de kosten al 250 miljoen euro.”
Alleen al de vernietiging van het opgeslagen vuurwerk kost 250 miljoen euro
Volledige schadeloosstelling
In de optelsom van BPN zitten ook de kosten die gemaakt zijn voor het bouwen van veilige opbergruimtes voor vuurwerk en de testen die gedaan zijn voordat nieuwe vuurwerkproducten op de markt konden komen. „Elk bedrijf heeft een waarde”, zegt Groeneveld. „Als je als vuurwerkbedrijf geen vuurwerk meer mag verkopen, wordt die waarde in één keer nul. Die 895 miljoen euro is een volledige schadeloosstelling waarbij er rekening mee wordt gehouden dat vuurwerkbedrijven niets meer waard zijn.” Met dat bedrag krijgen ondernemers volgens de belangenorganisatie „de gelegenheid om iets nieuws op te bouwen met hun personeel en hun gebouwen.”
Erg waarschijnlijk is het niet dat de vuurwerkbranche daadwerkelijk zo’n hoog bedrag aan compensatie kan verwachten. BPN heeft op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de kostenposten bij een vuurwerkverbod op een rij gezet. Het ministerie heeft die vervolgens „juridisch en beleidsmatig” getoetst.
Het is niet voor het eerst dat de verkoop van een bepaald product verboden wordt. Zo mogen supermarkten sinds 1 juli vorig jaar geen sigaretten en pakjes shag meer verkopen. Zij kregen daar geen compensatie voor, onder andere omdat het verkoopverbod al lang van tevoren was aangekondigd.
Hoog ondernemersrisico
Staatssecretaris Jansen lijkt het vuurwerkverbod op een vergelijkbare manier te bekijken. Volgens hem bestaat er „in deze branche een groot ondernemersrisico” – risico dat dus door bedrijven zelf gedragen wordt. De discussie rond een landelijk vuurwerkverbod speelt immers al jaren, waarbij het maatschappelijk draagvlak voor een verbod door de jaren heen is toegenomen. „Dat maakt dat de mogelijkheid op een verbod in zekere zin voorzienbaar was”, schrijft de staatssecretaris in zijn brief.
De vuurwerkbranche kan opgedeeld worden in verkooppunten en importeurs. De ongeveer 850 verkooppunten doen vuurwerk vaak naast hun reguliere bedrijfsactiviteiten – tuincentra bijvoorbeeld, of fietsenwinkels. Het aantal verkoopppunten daalt al sinds 2004, toen strengere regels gingen gelden rond de opslag en verkoop van vuurwerk. Volgens BPN waren er toen rond de duizend vuurwerkwinkels.
„Het verkopen van vuurwerk is voor ons een leuke extra, maar we kunnen ook zonder”, zegt Fabian Klinkenberg. Zijn familie heeft een groothandel en webwinkel in Japans serviesgoed. Al zeventien jaar richt hij daarnaast rond de jaarwisseling in een hoek van het magazijn een vuurwerkwinkel in. Een verbod hing al jaren in de lucht. Als je een beetje slim bent, houd je daar rekening mee.”
„Een compensatie van één keer de jaaromzet lijkt me realistisch voor verkopers”, zegt Klinkenberg. Hij snapt wel dat de ongeveer tien vuurwerkimporteurs en -groothandelaren die Nederland telt, meer compensatie verwachten. Voor hen is vuurwerk de kern van hun bedrijf, waardoor ze zwaarder getroffen worden door een verbod.
De politieke twist tussen coalitiepartijen PVV, VVD en BBB en het kabinet over het twee weken eerder vrijlaten van gevangenen is dinsdag beslecht in het voordeel van de regering. Voor de tweede week op rij staakten in de Tweede Kamer de stemmen over een motie die Justitie-staatssecretaris Ingrid Coenradie (PVV) gebood haar noodplan niet uit te voeren. Daarmee is de motie definitief niet aangenomen.
Voor Coenradie ligt daarmee de weg open om gedetineerden maximaal twee weken eerder vrij te laten. Zelf zou ze de „rotmaatregel” liever ook niet nemen, vertelde Coenradie de afgelopen weken aan iedereen die het wilde horen. Maar ze staat nu eenmaal met haar „rug tegen de muur”.
Het is crisis bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Sinds 2012 zijn er in Nederland 26 gevangenissen gesloten en verdwenen er zo’n 2.600 voltijdsbanen bij DJI. Omdat Nederland strenger straft en het aantal veroordeelden de afgelopen jaren groeide, is er voor veel van hen nu geen plek in de cel. Ruim vierduizend veroordeelden lopen vrij rond in afwachting van het ondergaan van hun celstraf. Ook voor duizenden mensen die hun taakstraf niet uitvoerden of een boete niet betaalden en daarom vervangende hechtenis moeten ondergaan, is geen cel.
Acht op een cel
Afgelopen december werd de situatie zo penibel dat Coenradie ‘code zwart’ uitriep: zowel de gevangenissen en huizen van bewaring, als de cellen op het politiebureau zitten vol. Daardoor is er geen doorstroom mogelijk. Wordt er geen lucht gecreëerd, dan moeten verdachten die door de politie worden gearresteerd weer worden vrijgelaten.
Terwijl op termijn nieuwe (nood)gevangenissen soelaas kunnen bieden, moest Coenradie voor nu kiezen tussen twee kwaden. En omdat ze het vrijlaten van verdachten uit politiecellen nog onwenselijker achtte dan het twee weken eerder vrijlaten van een specifieke groep gedetineerden, koos zij voor het laatste.
Dit tot woede van haar eigen PVV, die strenger straffen en een zo sober mogelijk gevangenisregime voorstaat. ‘No way’, zo viel partijleider Geert Wilders zijn staatssecretaris publiekelijk af. PVV-Kamerlid Emiel van Dijk opperde om desnoods acht gevangenen samen op een cel te plaatsen als ze maar niet eerder vrij kwamen. Dat Coenradie de afgelopen maanden alle mogelijkheden had onderzocht om nog celruimte te winnen, maakte op de PVV, VVD en BBB onvoldoende indruk. Dat zij het vanwege de veiligheid van het personeel onverantwoord achtte om nog meer personen samen op een cel te zetten dan al gebeurt, evenmin.
Lees ook
Hoe PVV-beloftes botsen met de werkelijkheid
De drie coalitiepartijen schaarden zich vorige week achter een motie van BBB-Kamerlid Marieke Wijen-Nass om het vroeger-vrijlaat-plan niet door te voeren. Het komt niet vaak voor dat coalitiepartijen een bewindspersoon op dergelijke wijze klem proberen te zetten, zeker niet een bewindspersoon uit de eigen partij. En hoewel Coenradie voor de vervroegde vrijlating formeel geen instemming van de Kamer nodig had, zou een tegenstem haar en het kabinet en in lastig parket hebben gebracht.
Dankzij politieke rugdekking van oppositiepartijen als PvdA-Groenlinks, SP, D66, CDA en coalitiepartner NSC komt het niet zo ver. Zij brachten allemaal stemverklaringen dat zij ook niet willen dat gevangenen eerder vrij komen, maar zien dat Coenradie – met de veiligheid van het personeel in gedachten – geen andere keuze heeft. CDA’er Derk Boswijk was niet de enige die het ‘pootje haken’ van Coenradie „onverantwoord en onvolwassen” noemde.
Lees ook
Wilders matigt zijn toon over de volle gevangenissen, en over Coenradie