Koeien in de kelder en een paard in de tuin

Huis Bonck Het zestien meter lange huis in Hoorn uit de vroege zeventiende eeuw bood comfort, huiselijkheid en privacy. En het had een gang, heel modieus.

Foto Arjan Bronkhorst

Vaak wordt de voorgevel van een traditioneel huis vergeleken met een gezicht, waarbij de deur de mond is en de ramen de ogen. Maar met zijn vrijwel geheel uit ramen bestaande onderpui doet de voorgevel van Huis Bonck aan de Vluchthaven in Hoorn eerder denken aan een abstract-geometrische compositie van een of andere kunstenaar van De Stijl. Doordat de rode boogdeur om raadselachtige redenen niet precies in het midden staat, vormen de liggende en staande ramen en raamlijsten een asymmetrische compositie van rechthoeken en verticale en horizontale lijnen. Maar wie eenmaal binnen is en in het ruime, vijf meter hoge voorhuis met het curieuze houten ‘hangkamertje’ staat, waant zich in een schilderij van Pieter de Hooch. Zet in gedachten twee vrouwen bij de grote kast en de linnenpers die rechts in het met daglicht overgoten voorhuis staan, en je krijgt De Hoochs Binnenhuis met vrouwen bij een linnenkast uit 1663 voor je geestesoog.

Huis Bonck, een van de schaarse, bijna onveranderde 17de-eeuwse huizen in Nederland, werd gebouwd in opdracht van de Hoornse koopman Bonck. Die kocht in 1622 een lange, smalle kavel op de landtong tussen de Karperskuil en de Nieuwe Haven en liet daarop zijn pakhuis met woonruimte bouwen. Dit moest aan enkele richtlijnen voldoen voor rooilijn, breedte, goothoogte en materialen (stenen muren en pannen daken). Huis Bonck werd een dijkhuis met een houten skelet en een lengte van maar liefst 16 meter. De woonruimte bevindt zich in het achterhuis op de iets verhoogde begane grond, de kelder eronder komt aan de achterzijde uit op een grote tuin.

Foto Arjan Bronkhorst

Lang heeft Bonck niet kunnen genieten van zijn woonwerkhuis, waar hij met zijn vrouw woonde. Al in 1624, het jaar van oplevering, overleed hij, waarschijnlijk aan de pest. Na zijn dood deed Huis Bonck onder meer dienst als stadsboerderij, met de koeien in de kelder en een paard in de tuin. Desondanks is er wonderlijk weinig aan veranderd. De grootste ingreep was de sloop van de bovenste etage in de 19de eeuw, waarbij de trapgevel werd vervangen door een eenvoudige topgevel en een rechte daklijst.

Het idee thuis

Met zijn grote lengte is Huis Bonck een typisch Nederlands stadshuis waar volgens de Canadese architectuurhistoricus Witold Rybczynski in de 17de eeuw het huis een home werd. In Home. Short history of an Idea laat hij zien hoe de smalle, lange huizen met grote ramen op de benedenverdieping in het toen meest verstedelijkte land ter wereld een thuis werden, dat niet alleen privacy bood maar ook comfort en huiselijkheid.

Foto Arjan Bronkhorst

Voor zijn stelling dat in Nederland het huis in korte tijd veranderde van een huis waar gewoond én gewerkt werd in een huis waarin alleen het gezinsleven zich afspeelde, was Rybczynski vooral aangewezen op de interieurschilderijen van Nederlandse schilders als De Hooch en Vermeer – intacte Nederlandse huizen uit de 17de eeuw zijn er tenslotte bijna niet. Maar omdat niet altijd duidelijk is of de schilders echte of geïdealiseerde interieurs schilderden, kon hij er niet iedereen van overtuigen dat ‘het idee thuis’ in korte tijd zijn vervolmaking vond in de burgerlijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Foto Arjan Bronkhorst

Rybczynski kende Huis Bonck niet. Dit was in 1986, toen hij Home publiceerde, nog het eigendom van de kunsthistoricus John de Visser die het had laten restaureren. In 1998 schonk De Visser het huis aan de Vereniging Hendrick de Keyser die het, voor zover mogelijk, terugbracht in oorspronkelijke staat en in 2017 openstelde voor het publiek. Maar had Ryczynski Huis Bonck gekend, dan had hij het vast en zeker beschreven als een huis waar de eerste stappen werden gezet op weg naar een thuis met verschillende, voor één doel bestemde vertrekken die de privacy boden die een middeleeuwse ‘zaalhuis’ niet kende. Zo is het voorhuis van Huis Bonck, waar bezoekers met de deur in huis vallen, een verlengstuk van de straat. In deze half publieke ruimte ontving Bonck niet alleen zijn gasten en zakenrelaties maar werd ook gewoond en gewerkt. Maar het houten hangkamertje, dat is opgehangen aan de (plafond)balken en bereikbaar is via een steile spiltrap, diende als ‘comptoir’ oftewel kantoor. In deze op een kajuit lijkende kleine, lage ruimte kon Bonck in alle rust zijn zaken afhandelen.

Foto Arjan Bronkhorst

Bij het hangkamertje bevindt zich nog een kleine, monofunctionele kamer die, voorzien van een bedstee, diende als slaapkamer.

Modieuze gang

Ook in het achterhuis, het enige vertrek in Huis Bonck dat werd verwarmd en waar de bewoners kookten (boven het haardvuur), aten, verpoosden en sliepen, rukte de privacy op. Om te voorkomen dat huisgenoten en bezoekers vanuit het voorhuis door het achterhuis moesten lopen om in de tuin te komen, heeft het achterhuis iets gekregen dat Rybczynski in Home een middel tot meer privacy noemt: een gang.

Foto Arjan Bronkhorst

In het begin van de 17de eeuw was het aanleggen van gangen in de mode in Nederland, zo blijkt uit een spotdicht van Roemer Visscher (1547-1620): ‘Klaas timmerde een huis / Volgens Amsterdams gebruik / Op een erf van ongeveer dertien voet breed / een voorhuis, een keuken / een stookplaats, een regenbak / waaraan een kamer beschoten en bekleed / tamelijk kostbaar, zoals het hoort / En opdat hij die van doorloop zou bevrijden / scheidde hij er opzij een doorgang af / En kijk eens hoe mooi het resultaat is: Klaas maakte een gang en heeft hij er twee.’

Anders dan het nieuwe huis in Amsterdam had Huis Bonck nog geen afzonderlijke keuken. Maar met 5,5 meter is het wel breder dan de dertien voet (bijna vier meter) van de Amsterdamse huizen in Visschers gedicht, zodat het Hoornse achterhuis niet bestaat uit twee gangen maar uit een smalle gang en een riant vertrek van ongeveer 4,5 bij 8 meter.

Info: www.hendrickdekeyser.nl/museumbezoek/huis-bonck-Hoorn