In Zeeland en Zuid-Holland geldt geen code oranje meer. Dat heeft meteorologisch instituut KNMI dinsdagavond laten weten op X. De waarschuwing blijft nog wel voor de rest van het land van toepassing, vanwege zware onweersbuien die plaatselijk gepaard kunnen gaan met windstoten van tot 100 kilometer per uur, hagel met een diameter tot wel twee centimeter en grote hoeveelheden regen.
Rijkswaterstaat heeft automobilisten op X gewaarschuwd om hun rijstijl aan te passen aan de weersomstandigheden. Het is momenteel erg rustig op de weg: volgens ANWB staat er welgeteld nul kilometer file.
Liveblog
KNMI beëindigt code oranje in Zeeland en Zuid-Holland, Rijkswaterstaat waarschuwt automobilisten
Het is de kleinste begroting, maar ook de begroting die voor de meeste ophef kan zorgen. Wat de koning doet, hoeveel geld hij en zijn echtgenote, moeder en dochter krijgen voor hun werk, wie de renovatiekosten van de paleizen betaald, wat de andere leden van het Koninklijk Huis wel of niet doen – het leverde vaak een levendig debat op.
Dit jaar lag daar een motie uit januari, aangenomen door een meerderheid van de Tweede Kamer waaronder coalitiepartijen PVV en NSC, om de koning inkomstenbelasting te laten betalen over de uitkering die hij van het Rijk krijgt. In 2025 gaat het om 2,7 miljoen euro voor koning Willem-Alexander, koningin Máxima, prinses Beatrix en prinses Amalia.
Maar de dynamiek van de week zorgde voor een ander debat. Want naast de begroting van de Koning wordt tegelijk de begroting van het ministerie van Algemene Zaken behandeld. De premier is verantwoordelijk voor beide. En waar het in voorgaande jaren meestal over de koning ging, ging het woensdag vooral heel vaak over de premier zelf.
Over zijn eerste honderd dagen, die volgens Jesse Klaver (GroenLinks-PvdA) in „ruzie, onvermogen en complete chaos” waren verlopen. Dat raakte volgens het Kamerlid „het ambt van de premier”: „Gezag herstel je niet door te zeggen dat je de baas bent.” Laurens Dassen (Volt) vergeleek Schoof met de Byzantijnse keizer Romanos IV (1067-1071) die door zijn generaals werd ondermijnd: „De echte macht was in handen van anderen.”
Tweet van Wilders
Het ging over een bericht op X van PVV-leider Geert Wilders over burgemeester Halsema van Amsterdam, en een motie eerder op de dag van PVV-Kamerlid Marco Deen, die wil dat Halsema wordt ontslagen. Was dit niet een overschrijding van de rechtstaatverklaring die de coalitie had ondertekend, wilde de oppositie weten?
Schoof zei dat het „klip en klaar” was dat het ontslag eisen van een burgemeester „veel te ver ging”. Tegelijkertijd wilde hij niet ingaan op sociale media-berichten van „individuele Kamerleden”, of daar consequenties aan verbinden. Noch wilde hij zeggen dat de grenzen van de rechtstaatverklaring waren overschreden.
Hij was, zo zei hij meerdere keren, alleen verantwoordelijk voor het gedrag van het kabinet. En nee, hij is ook niet bang voor fractievoorzitters van coalitiepartijen, zei Schoof op een opmerking van Klaver.
Toen de premier toekwam aan de beantwoording van de vragen over het Koningshuis, leek de pit uit het debat verdwenen. De kwestie van belasting noemde Schoof „superingewikkeld”. Dat was hoe zijn voorganger Mark Rutte ook jarenlang koningshuisvragen beantwoordde; iedere verandering die werd voorgesteld door de Kamer, was „geweldig complex”.
Het was heus „geen onwil” om de motie niet uit te voeren, zei Schoof. Maar wat wilde de Kamer nu: dat de koning belasting betaalt of minder gaat verdienen? Joost Sneller van D66, indiener van de motie, zei dat het hem om het principiële punt ging dat iedereen in Nederland belasting moet betalen. En 108 van de 150 Kamerleden hadden ingestemd met de motie.
Belastingvrijdom
Maar niet alle Kamerleden gaat het om de blauwe envelop, sommigen willen niet „brutering maar halvering”. De PVV diende een amendement in op de begroting om het inkomen van de koning komend jaar te bevriezen. „Er is irritatie in het land dat de koning er warmpjes bijzit, en de gewone man met tranen in de ogen afrekent bij de kassa”, zei Kamerlid Marco Deen. Zijn voorstel riep bij andere Kamerleden zoveel vragen op dat hij beloofde eerst advies te vragen bij de Raad van State over of zo’n amendement wel kan.
Voor een verandering van de zogeheten belastingvrijdom is in elk geval een grondwetswijziging nodig, en daarvoor is een twee derde meerderheid in beide Kamers vereist én verkiezingen. „Voor we dat pad met elkaar willen doorlopen, moet de Kamer zich daarover uitspreken. Het moet helder zijn waar we aan werken”, zei premier Schoof. Hij raadde de Kamer aan zelf met een intitiatiefwetsvoorstel te komen.
Bij het andere heikele punt kocht Schoof eveneens tijdwinst. De afgelopen maanden was er discussie over de maatschappelijke functies van leden van het Koninklijk Huis, die soms botsten met kabinetsbeleid. Zo ontstond er onrust op het ministerie van Financiën over de manier waarop prinses Laurentien opereerde als voorzitter van de Stichting (Gelijk)waardigherstel, die toeslagenouders bijstaat. Verschillende Kamerleden hadden het over „onwenselijke situaties”.
Schoof erkende dat er „inherente spanning” is tussen het feit dat Laurentien, net als haar echtgenoot Constantijn en straks ook de prinsessen Alexia en Ariane, een eigen inkomen moeten verdienen, maar „waarbij hun handelen gevolg kan hebben voor het kabinet”. Ze vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid, wat betekent dat de premier verantwoordelijk is voor wat ze doen en zeggen.
„Het is complexe materie”, zei Schoof ook hierover. En: „Ik zou graag ruimte willen om hierop te reflecteren.” Die kreeg hij.
Lees ook
Wie is er verantwoordelijk voor de rollen van Laurentien?
Het is druk in de Lange Elisabethstraat. Studenten zijn op weg naar de universiteit, een man wurmt zich met zijn BMW langs een hoogwerker. Gehaast komt wethouder Eelco Eerenberg (Ruimtelijke Ontwikkeling, D66) aangefietst, met voorop een kinderzitje met Nijntje-knuffel. Hij verontschuldigt zich voor zijn vertraging. Er moest nog een kind naar de sportdag worden gebracht.
Utrecht wil bouwen – móet bouwen. De stad verwacht tussen 2024 en 2040 te groeien van 374.000 naar 450.000 inwoners. In het Utrecht van de toekomst moet iedere inwoner binnen tien minuten wonen van winkels en voorzieningen als een huisarts of school. Maar hoe zet je tienduizenden extra woningen snel neer, zonder over tien of twintig jaar spijt te hebben van wat er allemaal is gebouwd, en waar? Een stad vol blokkendozen en andere ‘lelijke’ functionele architectuur, dat is het doembeeld van de gemeente.
Nu ligt er een stedenbouwkundige visie, waarin de gemeente vastlegt aan welke voorwaarden nieuwe gebouwen en grootschalige renovaties moeten voldoen. Stedenbouwkundige bij de gemeente Utrecht Sanneke van Wijk en wethouder Eerenberg laten deze ochtend – op de fiets – plekken in de stad zien die in het verleden goed, of juist minder goed zijn gelukt. Te beginnen in de Lange Elisabethstraat.
LOCATIE 1Herenmodezaak Broekman
Boven herenmodezaak Broekman zijn twaalf appartementen gebouwd. Een goed voorbeeld van stedelijke verdichting, vindt Van Wijk. „Boven winkels zit nu nog vaak opslagruimte, terwijl je daar ook woningen kunt toevoegen. Zo krijg je meer inwoners op hetzelfde oppervlak.” De gekozen steensoort past in het straatbeeld. Ook wijst ze op de gevel, die grotendeels open is: „Voorbijgangers moeten in een straat lopen die aangenaam is. Dichtgeplakte gevels met reclame van de winkel zorgen voor een gevoel van onveiligheid.”
„Hoe geef je de stad liefde, hoe maak je de stad?”, vraagt Eerenberg. „Veel beleid gaat over hoeveel woningen erbij moeten, welk percentage sociale huur er moet zijn, hoe groot en hoe hoog gebouwen mogen zijn”, vertelt de wethouder. „We willen een stad die niet alleen groeit, maar ook fijn blijft. Het is het verschil tussen een plek waar je kunt leven en spelen, en een plek waar je alleen kunt wonen.” Daarom dus die stedenbouwvisie.
De tocht gaat verder naar de Zijdebalen, waar ooit de Utrechtse zijdefabriek stond. Van Wijk legt uit dat aan de hand van het visiestuk projectontwikkelaars en inwoners al vroeg in het bouwproces kunnen letten op de impact van hun plannen op de stad. „Je hebt in Utrecht wel de commissie Omgevingskwaliteit, maar die beoordeelt de plannen pas als ze al grotendeels vaststaan. Dan kunnen vaak alleen de details nog worden aangepast.”
LOCATIE 2Zijdebalen
Een woontoren steekt zo’n acht verdiepingen boven het gebouw ernaast uit. Op straat liggen fietsen. „Als het hier waait is het akelig, een windgat”, zegt Van Wijk. Wil Utrecht de hoogte in, dan kan een ontwikkelaar beter kiezen voor ‘getrapte bouw’. „Als je de bovenste verdiepingen ‘teruglegt’, verder van de straat, ten opzichte van de rest, dan neemt de overlast van wind af. Daarnaast voelt het vriendelijker, de toren valt niet over je heen.”
Het naastgelegen appartementenblok lijkt het toonbeeld van de hedendaagse stedelijke woonvorm: een groene, gemeenschappelijke binnentuin zorgt voor een oase van rust. Maar schijn bedriegt, zegt stedenbouwkundige Van Wijk: „Bewoners vinden de akoestiek niet goed, waardoor de plek weinig gebruikt wordt.” Een les voor toekomstige bouwprojecten, vindt ze.
Even lijkt de fietstocht voortijdig te eindigen. De deur naar de groene binnenplaats van het appartementenblok is dichtgevallen. Terwijl een meegefietste landschapsarchitect op zoek gaat naar een uitweg, valt Eerenbergs oog op Lego in een raamkozijn. „Daar woont vast de stedenbouwkundige van de toekomst”, grapt hij. Al snel komt de architect terug, hij heeft een poort gevonden.
Toen Utrecht in 2021 de Ruimtelijke Strategie voor 2040 presenteerde, kon niet iedereen zich daarin vinden. Sommige inwoners vonden dat de gemeente te gemakkelijk aannam dat de stad met tienduizenden mensen zou groeien. Hoewel een petitie voor een referendum over de verdichting van de stad niet de benodigde tienduizend handtekeningen haalde, drong de kritiek door bij politici in het stadhuis. De gemeente zou te weinig oog hebben voor het behoud van de leefbaarheid van de stad, en bovendien inwoners te weinig hebben betrokken.
Nu heeft de gemeente extra aandacht gehad voor participatie door Utrechters, met enquêtes en „diverse verdiepende gesprekken”. Volgens Van Wijk heeft dat vier stelregels opgeleverd voor stadsontwikkeling. De mens moet voorop staan, er moet ruimte zijn voor „rust, ruis en reuring”, de omgeving moet groen en aangenaam zijn en er is ruimte voor ontmoeting. Voortuintjes bij nieuwbouw zoals in de Laan van Chartroise moeten daaraan bijdragen.
LOCATIE 3Ondiep
De ruimtelijke structuur van volkswijk Ondiep werd begin vorige eeuw ontworpen door de beroemde architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934). Langs de Laan van Chartroise staat een lang lint aan nieuwbouw, met elementen van de kenmerkende Amsterdamse school. Behalve het oog voor detail en de ramen gericht op de straat roemt Van Wijk ook de zogeheten „intermediaire zone” tussen de woning en de openbare ruimte. De huizen hebben een klein voortuintje van een paar vierkante meter, waar bewoners een bankje kunnen plaatsen of juist tegels kunnen wippen voor meer groen. „Zo’n ruimte zorgt voor ontmoeting”, stelt ze. „Anders ga je van buiten meteen naar binnen.”
De focus op kwaliteit kan in stedenbouw ook ongewenste effecten hebben. Hoe meer eisen of beperkingen, hoe hoger de kosten. Voor een projectontwikkelaar kan het reden zijn om af te zien van de bouw van een groot wooncomplex. Van Wijk erkent dat mogelijke gevolg: „Het zal misschien duurder uitvallen, maar de woningen gaan wel honderd jaar mee. In die tijd moet de stad leefbaar blijven.” Bovendien, stelt ze, veel van de eisen worden de afgelopen jaren al gesteld bij inmiddels opgestarte projecten in Utrecht.
De wethouder vreest niet dat ontwikkelaars zullen afhaken en projecten in andere steden zullen verkiezen boven bouwen in Utrecht. „Spelregels helpen ontwikkelaars ook: het zorgt voor meer samenhang in de omgeving, en minder gedoe bij de bouw.” Of de gemeentelijke visie zal leiden tot minder burgers die bezwaarprocedures starten vanwege woningbouwplannen in hun achtertuin? „Dat weet ik niet. Er zal altijd een laatste bezwaarmaker zijn die naar de Raad van State stapt.”
LOCATIE 4Wisselspoor
Op het oude bedrijventerrein van de NS, vlak bij Utrecht Centraal, verrijst een nieuwe woonwijk, Wisselspoor. „Een gebied dat altijd gesloten was, wordt nu bij de stad betrokken”, zegt Van Wijk. Het is er autoluw, elementen van oude industrie zijn hergebruikt en bewoners hebben de vrijheid gekregen om woningen met een aansprekende architectuur neer te zetten. Even verderop wordt wat meer de hoogte in gebouwd, met daarbij dertig procent sociale huur.
De fietstocht eindigt bij het stationsgebied, waar de torens de lucht in klimmen. Eerder stelde Utrecht al een hoogbouwvisie vast, waarin per stadsdeel is vastgelegd tot welke hoogte mag worden gebouwd. 105 meter, bijna de hoogte van de Domtoren, is daarbij het maximum, een enkele uitzondering daargelaten. „Vanaf 2005 was the sky the limit, nu zijn we weer iets strenger”, zegt Van Wijk.
LOCATIE 5Stationsgebied
„Als de stad verdicht, is dat een kans voor woningzoekenden en een zorg voor huidige bewoners”, zegt Eerenberg naast de groene gevel van nieuwbouwcomplex Wonderwoods. „Maar als de hele wijk er groener van wordt, dan is de weging van mensen al anders. We moeten weg bij discussies die alleen gaan over hoeveelheden en percentages.”
Woontoren Wonderwoods is volgens Van Wijk het schoolvoorbeeld van hoogbouw. Het dertig verdiepingen tellende gebouw is trapsgewijs gebouwd, is klimaatadaptief en er groeit een hectare aan groen langs de gevel. Ook de skyline van het stationsgebied is volgens haar een voorbeeld: „Je wilt bouwen op verschillende hoogtes, waardoor de stad echt een compositie wordt.”
„Sinds ik mij met stedenbouw bezighoud, zie ik overal interessante ontwikkelingen. Ook op vakantie moet ik altijd even dat ene wijkje in”, zegt wethouder Eerenberg. Dan stapt hij weer op de fiets. Op naar de volgende afspraak.
Gemeenten hebben nauwelijks zicht op het aantal dakloze arbeidsmigranten in hun stad. Vaak wíllen gemeenten dat ook niet weten, uit angst dat er nog meer druk komt te staan op het zorg- en huisvestingsaanbod in de stad. De meeste dakloze arbeidsmigranten maken daar ook geen gebruik van. Ze leven vaak in auto’s, stacaravans, hotels of vakantiewoningen. Dat blijkt uit de tweede ‘alternatieve daklozentelling’ in zes regio’s met 55 gemeenten: Iedereen telt mee, dat woensdag is gepubliceerd.
De telling vond plaats in de regio’s Breda, Hart van Brabant, Holland Rijnland, Westelijke Mijnstreek, Gelderland-Zuid en West-Friesland. Aan deze zogeheten ETHOS-telling (European Typology of Homelessness and Housing Exclusion) onder verantwoordelijkheid van de Hogeschool Utrecht en het Kansfonds, deden 377 ‘telorganisaties’ mee, waaronder gemeentelijke diensten, maatschappelijke opvangorganisaties, huisartsen en woningcorporaties.
Een derde van de getelde volwassen dak- of thuislozen is vrouw. Zij verblijven vaak met hun kinderen bij familie of vrienden, in een tijdelijke opvang of in een vakantiewoning of stacaravan. De ETHOS-tellingen moeten op termijn de CBS-data over dakloosheid aanvullen. Begin 2009, het eerste jaar waarin het CBS cijfers over het aantal daklozen publiceerde, waren dat er volgens het CBS zo’n 18.000. Voor het merendeel zijn het mensen met een psychiatrische aandoening of verslavingsproblematiek. Over 2023 telde het CBS ruim 30.000 dak- en thuislozen.
Lees ook
Dakloosheid neemt toe, vooral onder vrouwen en jongeren. Hoe is het in de ‘ramvolle’ opvang?
Maar over het werkelijke aantal dak- en thuislozen bestaat al jaren discussie. Al voor de coronacrisis en de toenemende woningnood kwam er een nieuwe, snel groeiende groep bij: de economisch daklozen, zelfredzame mensen zonder verslavings- of psychische problemen. Hoeveel er daarvan zijn, weet niemand: in de statistieken waren ze tot nu toe niet zichtbaar. Die zijn ook beperkt. Het CBS baseert zich op gegevens van de daklozenopvang, het aantal daklozen dat bijstand ontvangt en het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Volgens experts zijn de schattingen van het CBS daardoor veel te laag, hun schattingen lopen op tot minstens 100.000 verborgen daklozen.
Spookarbeiders
Vorig jaar stelde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) al dat de kennis over het daklozenprobleem zo beperkt is dat er lokaal nauwelijks effectief beleid te maken valt. Gemeenten hebben te weinig gegevens, of mogen die om privacyredenen niet met derden delen. Vorig jaar mei telden 96 organisaties in de regio’s rond Oss en Den Bosch, volgens die ETHOS-methode, zo’n vijftienhonderd daklozen. Toen bleek, net als nu, dat het aantal dakloze vrouwen veel hoger is dan de CBS-cijfers tot dan toe aangaven (29 procent versus 18 procent van het CBS). Ook bleek toen, voor het eerst, dat de meeste dak- en thuislozen niet op straat of in de opvang leven, maar minder zichtbaar zijn en verblijven bij vrienden, familie, in een auto, garage of stacaravan.
Dat is ook nu in het tweede telonderzoek het beeld. Ongeveer een derde van de getelde volwassenen (in totaal 6.000) verblijft bij familie of kennissen; een vijfde in auto’s, schuren, tuinhuisjes of andere plekken die formeel niet geschikt zijn om in te wonen. Dak- of thuisloze arbeidsmigranten, zo’n 35 procent van het totale aantal dat op straat leeft, zijn vooral afkomstig uit Polen, Bulgarije of Roemenië. Ze staan vaak nergens ingeschreven, waardoor er ook nauwelijks zicht is op hun leefsituatie. „Formeel zijn ze niet eens in Nederland”, zo wordt een provinciaal medewerker in het onderzoek geciteerd. „Zo hebben we veel spookburgers: spookarbeiders die overal buiten vallen.” Veel gemeenten erkennen dat probleem, zo wordt in het onderzoek vermeld. „Maar ze hebben onvoldoende mogelijkheden voor handhaving, alternatieve huisvesting of ondersteuning.”
Versnipperd beleid
Van de mensen die wel op straat leven, zo leert de telling, is 35 procent EU-burger met een niet-Nederlandse nationaliteit. Het overgrote deel van deze mensen is volgens betrokken professionals (voormalig) arbeidsmigrant, wat strookt met eerdere cijfers. Volgens de onderzoekers is het „bijzonder moeilijk” om zicht te krijgen op de groep dak- en thuisloze arbeidsmigranten in de laatstgenoemde leefsituaties. Volgens de onderzoekers is er ook weinig zicht op het aantal dak- en thuislozen op campings en vakantieparken. De meeste mensen die er noodgedwongen verblijven schrijven zich er niet in en toezicht of beleid is vaak „versnipperd over gemeentelijke afdelingen”. Vaak gaat het om caravans of huisjes die helemaal niet geschikt zijn om in te wonen. „Je zakt er zo door de vloer heen”, zegt een gemeentemedewerker. „Daar wonen mensen met een grote rugzak die soms ook ziek zijn. Het is niet uit te leggen dat je mensen daar laat wonen.”
Volgend jaar volgt een derde telling volgens de ETHOS-methode. Dan wordt ook in kaart gebracht hoeveel dak- en thuislozen er in grote steden als Amsterdam en den Haag zijn en waar ze verblijven.
Lees ook
Steeds meer jongeren in de knel, gemeenten draaien op voor stijgende kosten van jeugdzorg