KNMI-baas neemt afscheid: ‘Ik ben blij dat het nog winters werd’

Gerard van der Steenhoven in De Bilt, waar afgelopen maandag nog sneeuw lag. „Nederland is qua weer echt niet zo uniek.”


Foto Dieuwertje Bravenboer

Interview

Gerard van der Steenhoven Toen Gerard van der Steenhoven baas werd van het KNMI was er veel achterstallig onderhoud bij het instituut. „Het is veel slimmer om dingen samen te doen.”

‘Of het nou 9 of 11 graden is, je moet toch een jas aan. Gemiddelde opwarming voel je niet. Je voelt het bij de extremen, die kunnen dodelijk zijn”, zegt Gerard van der Steenhoven. Sinds 2014 is hij hoofddirecteur van het KNMI en op 1 februari neemt hij afscheid van het meteorologisch instituut. Hij is blij dat het de afgelopen weken winters weer is geworden. „Want bij vijftien graden op Nieuwjaarsdag denk ik wel: het moet niet gekker worden. Ik ben heel bezorgd over klimaatverandering.”

Het klimaatbewustzijn in de samenleving is in de afgelopen negen jaar enorm gegroeid, zegt hij. „Dat ligt nu in de orde van 80 procent, blijkt keer op keer. Toen ik begon lag dat veel lager. Dat is winst. Toch onderschatten we met zijn allen hoe ernstig de klimaatcrisis is.”

Is het KNMI daar dan wel duidelijk genoeg over?

„Dat denk ik wel, en we zijn bezig het steeds duidelijker te maken. We zijn vijf jaar geleden begonnen met klimaatberichten. Vroeger had je op onze website het weer van morgen en overmorgen. Dat hebben we nog steeds, maar nu staan er ook allerlei klimaatberichten. We brengen trends in beeld en bij extreme weersituaties onderzoeken we zo snel mogelijk of het door klimaatverandering komt of niet. Wij beschouwen het als een enorme verantwoordelijkheid om het klimaatbewustzijn in alle hoeken en gaten van de samenleving te vergroten.”

Toch zien we u niet vaak in de media met uw vuist op tafel slaan om de ernst over te brengen.

„Daar moet je als KNMI mee oppassen vind ik. Als je je heel alarmistisch gaat opstellen, dan gaan mensen je in een bepaalde politieke hoek duwen of zeggen dat je een belangengroep representeert. Dat is niet in het belang van de samenleving. Wij geven objectief informatie over klimaat en weer, op basis van de beste metingen en modellen. Als wij zeggen: het is code rood, haal je tuinstoelen binnen, dan moeten mensen dat vertrouwen en gaan doen. Hetzelfde geldt voor klimaatverandering. We hebben sympathie voor mensen die actie voeren, wij zijn ook bezorgd, maar het KNMI heeft een andere rol.

„Ik kom weleens in het journaal, één keer per jaar ofzo, maar voor je het weet word je een mediafiguur in plaats van dat het gaat over het feit dat we bezorgd zijn over het klimaat. We kiezen zeer bewust om niet met één persoon naar voren te treden, we leggen liever de nadruk op de deskundigheid en ervaring van onze mensen. Voor mij is de drijfveer: hoe komen wij zo betrouwbaar mogelijk over?”

Door klimaatverandering komt er meer extreem weer aan

Toen u in 2014 begon moest er bezuinigd worden, terwijl al bekend was dat het klimaat verandert. Hoe vond u dat?

„Ik heb me daar zeer veel zorgen over gemaakt, al hadden de grootste bezuinigingen toen al plaatsgevonden. We kwamen er met de nieuwe directie geleidelijk aan achter dat er sprake was van achterstallig onderhoud. Je kunt je werk als meteorologisch instituut niet goed uitvoeren als je IT verouderd is, als je waarnemingsinstrumentatie niet meer up-to-date is en je supercomputer waar de dagelijkse weersverwachtingen op berekend worden niet tijdig vervangen kan worden.


Lees over de supercomputer van het KNMI: Om precies te weten waar de bui gaat vallen moet het KNMI keihard rekenen

„Die zorg werd versterkt door het klimaatakkoord van Parijs in 2015. We moesten klaar zijn voor een periode met veel zorgen over klimaatverandering. De wens was om ons werk veel beter te doen. Door klimaatverandering komt er meer extreem weer aan en dat betekent dat wij de samenleving vaker en preciezer moeten informeren. Daar komt een valwind, daar komt droogte, zodat mensen maatregelen kunnen nemen. Dat kan niet met verouderde apparatuur.

Toen hebben we een plan opgesteld om een early warning centre in te richten en ben ik heel vaak naar Den Haag geweest. We moeten hier iets doen, ik heb geld nodig, was de boodschap. Dat hebben we gekregen, maar het is wel drie jaar praten geweest. Pas in 2019 kwam er groen licht. We kregen een serieus budget voor zeven jaar, waarmee we zo’n honderd nieuwe mensen in dienst konden nemen.

„We hebben één keer een DDoS-aanval gehad tijdens een code oranje, toen er in december 2017 zware sneeuwval was. Toen konden we onze primaire taak niet vervullen. Als je aangevallen wordt en je weet dat je verbeterplannen nog niet gerealiseerd zijn… Ik kan je vertellen dat mijn hartslag toen ongezond hoog was. We waren maar veertig minuten uit de lucht, dat was veertig minuten te lang.

„Ik had wel meer dingen sneller willen doen, zoals aandacht geven aan Caribisch Nederland. Zeker de BES-eilanden zijn een volledig deel van Nederland, die verdienen net zulke uitgebreide klimaatscenario’s, en dienstverlening op hetzelfde niveau. Betere vulkaanmonitoring bijvoorbeeld. Het stond minder goed op het netvlies en we waren met andere dingen bezig. We hebben het uiteindelijk wel opgestart.”

Op een aantal vlakken hebben wij ook expertise die anderen niet hebben

Het KNMI is de afgelopen jaren meer gaan samenwerken met Europese meteorologische instituten. Waarom?

„Europa is cruciaal. Ik heb de band met andere landen geïntensiveerd en initiatief genomen tot samenwerkingen. De weersystemen, die je ook op de kaartjes in het weerbericht ziet, hebben typisch de omvang van half Europa. Het heeft vaak helemaal geen zin om dingen voor Nederland alleen te berekenen. Als je wil weten of een hittegolf straks de Veluwe gaat treffen, dan moet je weten wat voor weer het nu boven Florida of het Midden-Oosten is.

„De langetermijnweersverwachting maken we al veertig jaar samen met dertig andere Europese landen. Vanaf deze zomer gaan we ook de dagelijkse verwachting samen doen met IJsland, Denemarken en Ierland. We hebben hier dan geen eigen supercomputer meer, de gezamenlijke computer staat in IJsland. Ook het weermodel is dan gemeenschappelijk.

„Het is veel slimmer om dingen samen te doen. Als je een factor twee preciezer wilt zijn in je berekeningen, dan heb je een factor zestien grotere computer nodig. Dat is zo’n grote computerinspanning. Ook de deskundigheid die anderen inbrengen is een belangrijk argument. In theorie kun je alles wel als Nederland alleen gaan doen, maar dan moet ik naar de minister om te vragen of mijn budget met een factor tien omhoog kan. Terwijl het voor hetzelfde budget kan als je het samen doet.”

Geeft Nederland zo niet te veel autonomie uit handen?

„Ik denk zo niet, zo denkt geen enkele meteoroloog. Het weer is iets mondiaals, en Nederland is qua weer echt niet zo uniek. Die samenwerking hebben we vanuit Nederland juist gepusht omdat we daarmee de verwachtingen voor Nederland kunnen verbeteren.

„Iedereen wil graag samenwerken, je hebt elkaar nodig. Op een aantal vlakken hebben wij ook expertise die anderen niet hebben. Die techniek van klimaatattributie die ik noemde, bij een weersgebeurtenis bepalen of de kans op die gebeurtenis door klimaatverandering groter is geworden of niet. Daar is Nederland samen met Oxford leidend in, daar ben ik echt trots op. Van oudsher zijn we ook goed in satellietwaarnemingen van sporengassen [die in kleine hoeveelheden voorkomen] zoals stikstof, kooldioxide en methaan. Ik heb dat willen versterken.”


Lees een interview met Geert Jan van Oldenborgh, die aan de basis stond van de wetenschap van klimaatattributie. Hij overleed in oktober 2021.

In hoeverre zijn onderzoekers van het KNMI autonoom in hun onderwerpkeuze?

„Ons onderzoek moet bijdragen aan onze weer- en klimaatproducten, de samenleving moet er iets aan hebben. Elk jaar komen onze onderzoekers met ideeën. Weerstations op particuliere balkons koppelen aan ons weermodel bijvoorbeeld, of met AI weersverwachtingen per postcodegebied maken. Maar we gaan geen onderzoek doen aan een of ander fenomeentje omdat ze dat hier op de derde verdieping interessant vinden. De kans dat een project gekozen wordt over een onderwerp waar we al goed in zijn is groter dan dat we een onderwerp oppakken waarin een ander land duidelijk leidend is.”

Het KNMI is ook het instituut voor seismologie, is de aandacht daarvoor bij jullie ook gegroeid?

„Voor ons was het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2015 daarin van belang, waarin werd gezegd dat in de communicatie de noden van de Groningse bevolking meer centraal moeten staan. Dat hebben we gedaan. De tijd tussen dat er een beving plaatsvindt en dat die op onze site staat is teruggebracht naar enkele minuten. Dat gaat grotendeels automatisch, de weerkamer leest wel mee want die is 24 uur per dag bemand. Bij een kleine beving in de nacht, kijkt de seismoloog de volgende ochtend naar de details.”

Onze mensen die in de media komen trainen we op omgang met politiek getinte vragen

Klimaat en aardbevingen liggen gevoelig in de publieke opinie. Wordt het KNMI weleens bedreigd zoals sommige andere instituten?

„Dat valt heel erg mee. Er worden weleens lelijke dingen over onze mensen gezegd op sociale media na een mediaoptreden. Maar het is niet te vergelijken met wat het RIVM rond corona te verduren kreeg. We proberen onze medewerkers ook uit de wind te houden, we willen dat ze zich unverfroren kunnen uitspreken.”

In het meerjarenplan las ik dat jullie je bewust zijn van het politieke vergrootglas waaronder het KNMI ligt, wat bedoelen jullie daarmee?

„Nu is het niet meer zo aan de orde, maar in sommige jaren werden er wel eens Kamervragen gesteld naar aanleiding van onze berichten. Sommige politieke partijen hebben een ander idee over klimaatverandering dan wij. Dat is niet dramatisch, in de zin van dat de bewindspersonen het altijd voor ons hebben opgenomen: het KNMI is onze kennisbasis, kom daar niet aan.

„Onze mensen die in de media komen trainen we op omgang met politiek getinte vragen. De meeste interviews zijn prettig van toon, dan delen ze hun kennis over droogte of zeespiegelstijging. Maar ze moeten bedacht zijn op vragen waarmee ze in een politieke hoek worden geduwd. Dat is niet bedoeld om informatie achter te houden, het gaat om ongemakkelijke situaties te voorkomen en om te zorgen dat ze een volgende keer net zo graag hun kennis delen.”