De behoefte ontstond rondom het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, dat vanaf 1 juli 2023 liep. Binnen de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) „leefden vragen” over het eigen koloniale verleden. In september zal een driejarig onderzoek beginnen naar dat verleden.
Rondom dat herdenkingsjaar zijn meer onderzoeken opgezet. De Universiteit Leiden onderzoekt welke financiële belangen bestuurders en wetenschappers hadden in plantages. Naar het Huis Oranje-Nassau loopt een onderzoek sinds 2023. En eerder al verschenen onderzoeken naar onder meer Utrecht (2021) en Rotterdam (2020).
Nu volgt dus het KNAW, dat een combinatie is van geleerdengenootschap, adviesorgaan voor de overheid en een bundeling van wetenschappelijke instituten. Het was een uitdaging om onderzoekers te vinden zonder verbinding aan het KNAW, waar ook bijvoorbeeld de onderzoeksinstituten NIOD en IISG onder vallen.
De oorsprong van de organisatie ligt in 1808, toen koning Lodewijk Napoleon de voorloper oprichtte, het Koninklijk Instituut. Dat gebeurde in die tijd in meer Europese landen: overheden richtten onderzoeksinstituten op om de wetenschap vooruit te brengen.
„Het verleden”, zegt een woordvoerder van het instituut, „werkt door in het heden en het wordt tijd dat we daar naar kijken. Is de wetenschap meerstemmig en rechtvaardig genoeg?” Gesprekken met huidige medewerkers van het KNAW zullen daarom ook onderdeel van het onderzoek worden.
‘Alle delen van het Rijk’
Dát de KNAW een koloniaal verleden heeft, ligt al vast in de taakomschrijving die het instituut in 1855 hanteerde. Eén van de vier opdrachten bestond uit „het vormen van een middelpunt van samenwerking tussen geleerden in alle delen van het Rijk”, waarmee, legt historicus Klaas van Berkel uit, gedoeld werd op de Nederlandse koloniën. Zo werden er onderzoekscorrespondenten benoemd, publicaties verzorgd op basis van veldwerk in de koloniën, expedities uitgerust naar de koloniën, en de oprichting van wetenschappelijke organisaties in Nederlands-Indië werd gestimuleerd.
Klaas van Berkel, emeritus-hoogleraar geschiedenis, publiceerde in 2008 zijn meerjarige onderzoek naar twee eeuwen geschiedenis van de KNAW. Hij vermoedt niet dat de organisatie „zo’n sterk koloniaal verleden heeft dat het bestuur er excuses voor zal moeten maken”. Hij maakt een onderscheid tussen de leden van het instituut, die vanwege hun staat van dienst benoemd werden, en het daadwerkelijke handelen van het instituut zelf. De KNAW functioneerde volgens Van Berkel in de negentiende eeuw nog vooral als een stempel van goedkeuring voor onderzoek, en niet zozeer als uitvoerend onderzoeksorgaan.
Het externe onderzoeksteam zal geleid worden door wetenschapshistoricus Laurens de Rooy, directeur van Museum Vrolik. Hij hoopt met het onderzoek naar het wetenschapsinstituut, dat zich als „nationale hoeder” van de wetenschap profileert, inzicht te krijgen in hoe het verleden doorwerkt in het heden.
Behalve materiele aspecten als gebouwen, collecties en objecten, is het onderzoek naar de KNAW er een naar ideeën. Het resultaat zal dus niet op financieel gewin gericht zijn, zoals bij het onderzoek dat De Nederlandsche Bank in 2022 liet doen naar de betrokkenheid bij het slavernijverleden, waaruit bleek dat de bank op drie manieren betrokken was bij de koloniale slavernij.
Onderzoeksleider Laurens de Rooy: „Dit onderzoek gaat ook om de vraag: welke rol speelde de koloniale context in de totstandkoming van wetenschapsbeelden en wetenschapsidealen die we nu nog steeds hebben?” En op welke andere manieren de koloniale wetenschap doorwerkt in het heden.
Grondstoffen en expedities
Eén van de onderzoeksgebieden waar het team van wetenschappers zich op zal richten zal ‘racialisering’ en exclusie in de wetenschap zijn. Historicus Van Berkel: „In de negentiende eeuw is er veel onderzoek gedaan naar verschillen in lichaamskenmerken, waarvan het meest bekend de schedelmetingen zijn. Daar doet zich de vraag voor: deden mensen dat als KNAW-lid of bijvoorbeeld als hoogleraar in Amsterdam? Ik ben niet geneigd te denken dat de KNAW daarin een initiërende rol heeft gespeeld, maar het kan dat ik iets over hoofd zie. De KNAW leeft natuurlijk niet in een vacuüm. Mensen hadden bepaalde vooroordelen en basisgedachten over hoe de menselijke soort in elkaar zat en wilden dat graag bevestigd zien.”
Een andere richting in het onderzoek is de rol van de wetenschap in ‘extractie’, of, zoals De Rooy het uitlegt: „De verbinding tussen de wetenschap en economische motieven in koloniale context.” Daar droeg onderzoek bij aan vraagstukken als: waar haal je bepaalde grondstoffen vandaan, welke wetenschappelijke kennis heb je daarvoor nodig? Dan kun je denken aan, suggereert De Rooy, expedities die dienden om zowel de kennis te vergroten als om te achterhalen waar grondstoffen vandaan te halen zijn. Maar het gaat ook om kennis van de plaatselijke bevolking die wel werd gebruikt, maar niet of nauwelijks werd erkend. Ten slotte gaat het over het meenemen van kunstvoorwerpen en van wetenschappelijke collecties.
Het is onmogelijk om „de hele koloniale geschiedenis” rondom de KNAW te onderzoeken, zegt De Rooy aan de telefoon. En dus zal hij met zijn onderzoekers in casussen werken. Ze nemen, bijvoorbeeld, een gebouw als uitgangspunt, of een onderzoeksschip, of een persoon, of een commissie.
De „belangrijkste koloniaal” die historicus Van Brakel alvast wil noemen: F.A.F.C. Went (1863-1935), een Utrechtse botanicus die begon op een onderzoeksstation op een suikerplantage in Nederlands-Indië en „eindigde als oppermachtig hoogleraar” en president van de KNAW.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135633994-91cc03.jpg|https://images.nrc.nl/V3U62f8KS0IPe5-sxPZfrvtXbp8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135633994-91cc03.jpg|https://images.nrc.nl/wSxmwjEFvqXei6ZWGIOM6QhUEpk=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data135633994-91cc03.jpg)
Friedrich (Frits) August Ferdinand Christian Went op een schilderij uit 1921 van Hendrik Haverman. Foto Stichting Academisch Erfgoed
