Kleine kroniek van kale koppen

Door alle eeuwen en culturen heen staan (lange) haren voor macht en kracht, voor aantrekkelijkheid en vruchtbaarheid. Kaalheid valt minder eenduidig te verklaren. Het kan een teken zijn van reinheid, zowel letterlijk (vrij van hoofdluis en ander ongedierte), als figuurlijk (vrij van zonden, zuiver levend naar het voorbeeld van een god of goeroe). Kaal kan staan voor arm en kaalgeplukt, het kan ook een teken van rouw zijn. Vijf keer kaal in cultuur-historisch perspectief.

1. Kaal in de Bijbel

De Bijbel is, zoals bekend, een boek vol mythes en metaforen. Een beroemd kaal hoofd dat hierin figureert, is dat van de Joodse vechtersbaas Simson.

Van nature heeft Simson een weelderige bos haar. Daarin schuilt zijn verbluffende spierkracht. Het is een goddelijk wonder, dat hem onoverwinnelijk maakt in zijn strijd tegen een vijandig volk, de Filistijnen. Tegelijk heeft Simson ook een ernstige zwakte: zijn libido. Hij vrijt met Filistijnse vrouwen, onder wie Delila. Zij ontfutselt hem het geheim van zijn harige krachtbron, waarna Simson op een ochtend met een kaal geknipt hoofd, slap als een vaatdoek, wakker wordt.

Hoe dit afloopt? Lees het zelf, in het Bijbelboek Rechters (hoofdstuk 16). De moraal van dit verhaal kan hier wel veilig volgen, als een universele les uit talloze ‘fantastische’ vertellingen: (goddelijke) levenskracht wortelt in diep geloof, maar een mens moet daarmee wel zorgvuldig omspringen, zo niet: dan maak je jezelf kwetsbaar, naakt en kaal – ‘en ga je naar de Filistijnen’.

2. Kale filosofen

De Griekse arts Hippocrates (ca. 460-377 v.Chr.) vond het vreselijk dat hij kaal werd. Om zijn haaruitval te bestrijden, smeerde hij een papje op zijn hoofd van opium, mierikswortel, rode biet en duivenpoep. Althans: dat is de mythe, die op internet eindeloos is gekopieerd, in talloze wereldtalen.

Betrouwbare historische bronnen ontbreken over het uiterlijk van Hippocrates, en daarmee over zijn schedel, met of zonder haar. In zijn omvangrijke oeuvre heeft deze oervader van de westerse geneeskunde welgeteld één zin gewijd aan een kalend hoofd, en dan specifiek van vrouwen. Zijn advies aan hen was: ‘Wikkel een natte doek om het hoofd, met daarin komijnzaad, of uitwerpselen van duiven, of geplette radijs, of [wrijf het in] met geplette ui, of biet, of brandnetel.’

Filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) zou een vergelijkbare raad hebben gegeven, en dan aan kalende mannen: ‘Smeer urine van geiten op het hoofd.’ Het is onzeker of dit werkelijk aan hem toe te schrijven is. Pas ver na zijn dood hebben zijn leerlingen dit neergeschreven in een bundel, Problemata, met vele honderden levensvragen en de antwoorden die Aristoteles zou hebben gegeven.

Aristoteles

3. Kale heersers

Adviezen over zulk soort smeersels hebben een trend gezet in later eeuwen, met anekdotes over heersers die hun kaalheid probeerden te verbloemen en/of bestrijden. Over de Romeinse keizer Julius Caesar (100-44 v.Chr.) wordt vaak geschreven dat hij een lauwerkrans (gevlochten van laurierbladeren) op het hoofd droeg om zijn wijkende haargrens te verhullen. De Engelse koning Hendrik VIII zou zijn haaruitval bestreden hebben met een lotion van honden- en paardenpies. Bevestiging voor sappige details als deze is niet te vinden in betrouwbare historische bronnen.

Julius Caesar

4. De niet- kale koning

De beroemdste kale koning uit de Westerse geschiedenis was niet kaal. Zijn bijnaam, Karel de Kale (823-877), komt voort uit een familieruzie om de erfenis. Kaal betekent hier: armlastig, kaal als een geplukte kip.

Karel de Kale was een kleinzoon van keizer Karel de Grote (ca. 747-814), die heerste over een groot deel van Europa. Als erfgenaam en koning heerste ‘de kleine kale’ slechts over een deel van het huidige Frankrijk. Zijn drie halfbroers hadden eerder grotere en rijkere stukken van de keizer geërfd.

Deze ongelijke verdeling van de nalatenschap wekte de woede van de moeder van Karel, Judith van Beieren. Zij bond de strijd hiertegen aan, maar die leverde weinig op. Zo kwam Karel al op zesjarige leeftijd aan zijn bijnaam De Kale.

De weinige afbeeldingen van Karel die tijdens zijn leven zijn gemaakt, tonen hem met een harige schedel. In overgeleverde brieven wordt hij beschreven als een mooie man, sterk als een beer, dapper, vrijgevig, slim en vlot van tong. Of hij dit werkelijk allemaal was, is zeer de vraag. Over álle koningen en heersers werd in de middeleeuwen in die termen geschreven.

Karel de Kale

5. De wel-kale koning

Pokken, gonorroe, tyfus, malaria – noem een besmettelijke ziekte, en de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) heeft die onder de leden gehad. Bijkomend ongeluk was dat de Zonnekoning beschikte over een batterij lijfartsen, die hem voortdurend bestookten met darmklisma’s en aderlatingen, waarbij ze hem – tot overmaat van ramp – ook nog medicijnen met allerlei snufjes chemicaliën, waaronder kwik, toedienden. Waarschijnlijk waren de bijwerkingen nóg erger dan de kwalen. De ijdele vorst moest het bovendien, al vóór zijn twintigste jaar, bekopen met ernstige haaruitval.

Een kaalgeschoren schedel was geen optie. Het zou (overigens op feiten gebaseerde) geruchten voeden over de seksuele potentie van de koning. Dan maar een toevlucht genomen tot het andere uiterste: een pruik.

Lodewijk zou trendsetter worden, met een mode-accessoire die haar weg zou vinden naar alle Europese paleizen en landhuizen. De 18de eeuw is later de geschiedenisboeken in gegaan als de pruikentijd. De ‘schande’ van kaalheid viel ermee te verdoezelen, maar voor velen werd het middel erger dan de kwaal. Torenhoge pruiken drukten zwaar op de schedels, met hoofdpijnen en huidirritatie tot gevolg – om maar te zwijgen over stofnesten en ongedierte die zich in het nephaar nestelden.

Lodewijk XIV
Foto’s Getty, ANP