N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Klassieker De succesvolle roman La Storia van Elsa Morante overtrof in 1974 alle verkoopcijfers en wordt in Italië nog steeds zo’n tienduizend keer per jaar verkocht. Een meesterwerk of een wanhoopverspreider? Een beschouwing over de reputatie van deze klassieke roman, die onlangs opnieuw in het Nederlands is uitgegeven.
Het is 1974 en van één van de grootste naoorlogse Italiaanse schrijvers, Elsa Morante (1912-1985), verschijnt La Storia. Een roman van meer dan zeshonderd pagina’s over de onderwijzeres en weduwe Ida Ramundo, die in Rome met haar twee zonen de Tweede Wereldoorlog moet zien te overleven. Het werd een megasucces – 130.000 boeken in twee maanden en na een jaar ruim 800.000 exemplaren verkocht. Het werd het best verkochte boek sinds De tijgerkat (1958) van Giuseppe Tomasi di Lampedusa en zou dat blijven tot het eclatante succes van De naam van de roos (1980) van Umberto Eco.
Maar niet alleen de verkoopcijfers van La Storia waren zo hoog. In hetzelfde jaar verschenen over en rond het boek 354 artikelen in Italiaanse kranten en tijdschriften, zowel recensies, brieven als polemieken. Een boek met een geschiedenis dus. Morante had een roman geschreven waar de lezer mee wegliep, maar politiek geëngageerde critici verweten haar te veel romantiek en halve waarheden.
De Italiaanse literatuurwetenschapper Angela Borghesi analyseerde voor haar boek L’anno della Storia 1974-1975 (2018), bijna vijfenveertig jaar na verschijning van de roman, meer dan tweehonderd van die stukken. Prachtige recensies tegenover vernietigende tirades. Volgens Borghesi is er sprake van kinnesinne, ongefundeerde kritiek en vrouwonvriendelijke vooroordelen.
Wat zegt deze literairkritische hype over De geschiedenis, deze zomer in het Nederlands heruitgegeven als ‘monument in de naoorlogse Italiaanse literatuur’?
Geschreven voor de analfabeet
La Storia is opgedragen aan ‘de analfabeet’ schrijft Morante voorin de roman. Daarom, het neorealisme trouw, veelal korte zinnen zonder ingewikkelde plots of moeilijke woorden. Letterlijk dus opgedragen aan de eenvoudige man die zich kan herkennen in de personages uit de roman. Daarna volgen enkele pagina’s historisch overzicht in jaartallen, als in een schoolboek, met daarbij de belangrijkste gebeurtenissen op het wereldtoneel. Als we aangekomen zijn bij 1941 begint de roman: Ida, eind dertig en moeder van de puber Nino, wordt verkracht door een dronken Duitse soldaat die haar opwacht in het portiek van haar huis. Dacht zij gevangen genomen te zullen worden omdat ze half Joods is, hij kwam voor de liefde. Niemand weet dat Ida een Joodse moeder heeft – ze verzweeg dat zelfs voor haar man en kinderen maar in het bevolkingsregister staat het wel.
Negen maanden later wordt Useppe geboren en aan hem ontleent de roman zijn kracht. Hij is de spil in het leven en overleven van Ida, maar zijn vroege dood verbeeldt tegelijkertijd het wrede lot van oorlogsslachtoffers.
Het leven van de ontevreden Nino daarentegen is een karikatuur van een ontevreden puber, die wil behoren tot de ‘generatie van geweld’. Als zestienjarige sluit hij zich aan bij de fascisten zonder precies te weten waar die voor staan. Hij loopt ’s avonds patrouille om de opgelegde verduistering te controleren. Waar ze licht zien branden, roepen ze dreigend in koor ‘Luce! Luceee!’ (Licht! Liiicht!) opdat bewoners het licht doven. Nino kan het niet laten om onder het raam van zijn leraar Grieks in plaats van ‘Luce’ het daarop rijmende ‘Duce! Duceee!’ te roepen omdat de leraar ervan wordt verdacht antifascist te zijn.
Deze onschuldige actie is de enige die Morante met ons deelt. Waar Nino is als hij niet thuis is, blijft verder een raadsel. En thuis is hij zelden. Van geweld of van ondergronds verzet is geen sprake. Alleen de vierde hoofdpersoon wil in opstand komen; de anarchistische David Segre jaagt zijn ‘IDEE’ na: een revolutie die alle dwang en geweld de kop in moet drukken. Hij komt niet verder dan zijn ideaal onder invloed van veel drugs steeds opnieuw te verkondigen. Naast deze hoofdpersonen voert Morante vele andere al dan niet belangrijke personages ten tonele en niet te vergeten zichzelf. Ze is de verteller die alles zelf ook lijkt te hebben meegemaakt (‘ik herinner me dat het die dag zondag was; en ik geloof dat het juni was’) of zich laat zien in korte zinnetjes als ‘werd mij bevestigd’.
De alwetende verteller maakt van het verhaal een eenheid. Morante heeft duidelijk een keuze gemaakt over wie ze wil schrijven. Niet over de ‘rampzalige bedriegers’ waarmee ze Hitler en Mussolini bedoelt, niet over de mensen uit het verzet of de partizanen maar over gewone mensen die proberen te overleven in Rome. Geen oprechter beeld van een half Joodse vrouw met bastaardkind en tienerzoon dan dat van de zorgzame Ida op de vlucht voor vervolging.
Vanwaar dan toch die kritiek? We zouden de voor- en tegenstanders enigszins oneerbiedig, want vele geluiden zaten ergens daartussenin, in twee kampen kunnen verdelen: aan de ene kant Natalia Ginzburg, schrijver, uitgever en goede vriendin van Morante, en Cesare Garboli, literair criticus, schrijver en bewonderaar van Morante. Ginzburg noemde La Storia in haar gerespecteerde column in de Corriere della Sera ‘het boek van de eeuw’ waar ze net zo om had moeten huilen als in haar adolescentie bij de romans van Dostojevski. Ze benadrukt dat La Storia in niets onderdoet voor De gebroeders Karamazov van de Russische schrijver. Garboli noemde in zijn recensie in dezelfde krant Morante als romanschrijver ‘bijna uniek’ in de zin dat haar verhalen en verzinsels het echte leven perfect nabootsen: ‘Men leeft in de romans van Morante zoals men leeft in de werkelijkheid’. De veelzijdige Garboli, die haar ‘mocht’ portretteren – ze liet zich nauwelijks tot niet interviewen en deed niet veel media-optredens – schreef twintig jaar later een inleiding bij de herdruk van La Storia. Hij werd tevens tot executeur van haar literaire nalatenschap benoemd.
Pathetisch
De gezouten kritiek komt van het andere kamp; neorealistische schrijvers als Italo Calvino achten het niet meer van deze tijd een ‘pathetische’ roman schrijven. Een schrijver mag de lezer laten lachen of hem angst aanjagen, aldus Calvino in het opinieweekblad L’Espresso, maar ‘hem laten huilen, nee’. De politiek geëngageerde critici verwijten haar een roman zonder idealistische visie te hebben geschreven. Het is niet La Storia, fulmineert de communistische schrijver en politica Rossana Rossanda in il manifesto maar Sua Storia; een eenzijdige geschiedschrijving die slechts wanhoop verspreidt zonder de mens enig perspectief te bieden. Zij concludeert, in de geest van Calvino: kan een boek dat lezers aan het huilen maakt een meesterwerk zijn? Nee, volgens Rossanda, want dát was niet de realiteit van de oorlogsjaren, toen revolutionairen wel degelijk tegen de macht in opstand durfden te komen.
Van Morante weten we dat ze anarchist was en ‘diepe haat voelde jegens de macht en een ieder die haar belichaamt of haar vertegenwoordigt’. Het was dichter en filmregisseur Pier Paolo Pasolini die Morante zo omschreef, toen hem werd gevraagd mee te werken aan een profiel voor de Corriere della Sera bij verschijning van het boek. Overigens werd dat een heel klein profiel omdat Morantes vrienden er zonder goedkeuring van de schrijfster niet aan mee durfden te werken; uit de school klappen kon weleens het einde van de vriendschap betekenen. Zelfs haar ex-man, de schrijver Alberto Moravia (ze waren na een huwelijk van 25 jaar begin jaren zestig uit elkaar gegaan), antwoordde dat hij het eerst aan Morante moest vragen. Het antwoord kwam: Morante zei nee.
Of Pasolini haar toestemming had gevraagd is niet bekend. Met hem had ze sinds de vijftiger jaren een ‘relation passionelle’ waarover haar Franse biograaf René de Ceccatty in Elsa Morante: Une vie pour la littérature uitgebreid schrijft. Ze reisden samen (ook met Moravia) naar India, ze sparde met de regisseur over zijn films en speelde zelfs een bijrol in zijn debuutfilm Accattone.
Maar het was diezelfde Pasolini die ook een zeer kwetsende recensie – in twee afleveringen zelfs – schreef over La Storia in het weekblad Tempo. Opvallend genoeg vergelijkt ook hij, net als Ginzburg kort daarvoor, het eerste deel van La Storia met De gebroeders Karamazov van Dostojevski. Dat deel vindt hij mooi, prachtig zelfs. Maar dan volgt de kritiek: de personages, behalve dat van Ida, zijn volgens hem gekunsteld, Morante verdiept zich niet in hun psyche en ze weidt veel te veel uit met verhalen over onbelangrijke bijfiguren. Ze heeft eigenlijk drie boeken in één geschreven, waarvan hij alleen het eerste de moeite waard vindt. Nee, ze had er nog een jaar of twee op moeten zitten broeden, aldus de criticus.
Morante verbreekt daarop in augustus 1974 het contact met hem. Een jaar later wordt Pasolini vermoord op een strand in Ostia – Morante schrijft een gedicht (‘Pierpaolo, amico mio’) voor hem waarin ze afscheid van hem neemt als ‘vriend’.
Klassieker
Hoe kan een zo omstreden roman uitgroeien tot een klassieker die, volgens de uitgever, in Italië nog steeds zo’n 10.000 keer per jaar wordt verkocht? In die verkoopcijfers zit een deel van het antwoord: het boek was op verzoek van Morante aantrekkelijk in de markt gezet voor 2.000 lire (een liter melk kostte 260 lire in die tijd) en zelfs bij de krantenkiosken langs de weg verkrijgbaar. Al voor verschijning liet de uitgever een paginagrote advertentie voor het boek in de krant plaatsen. Nu zouden we spreken van goede publiciteit, toen werd zoiets als not done beschouwd.
Er zullen lezers zijn geweest die de roman ondanks of dankzij de ophef in de media gingen lezen, anderen werden door mond-tot-mondreclame het boek ingetrokken.
Morante had al twee romans geschreven die heel goed waren ontvangen; haar even levendige als fantasierijke debuut Leugens en tovenarij dat in 1948 verscheen en pas vorig jaar voor het eerst in het Nederlands werd vertaald. Voor haar tweede roman, Het eiland van Arturo, kreeg Morante in 1957 als eerste vrouw in Italië de belangrijke Premio Strega. De verwachtingen bij de nieuwe roman waren in ieder geval hooggespannen.
Lees ook: Groots debuut Elsa Morante nu eindelijk vertaald
Veel jongeren zullen zich halverwege de jaren zeventig in Italië even verveeld hebben gevoeld als Nino. Er was toen bijna elke dag wel ergens een staking en de maffia tierde welig. Je zou de politiek geëngageerde recensenten van toen willen toeroepen: beoordeel La Storia op zijn literaire merites. Kristalhelder proza sleept de lezer mee tussen bezorgdheid van moeders, bezetenheid van jongeren, barbarij van oorlog en bedwelming van geesten – zo voelde de Tweede Wereldoorlog dus voor gewone mensen in Rome. Een gelijkenis met De gebroeders Karamazov van Dostojevski was bijvoorbeeld het zeer uitgebreid vertellen van verhalen over de hoofdpersonen en daar net zo gemakkelijk weer van afdwalen naar andere personages.
Overigens had Dostojevski net als Morante zowel felle tegenstanders als voorstanders. Bij de nieuwe vertaling van De gebroeders Karamazov door Arthur Langeveld, schreef Bas Heijne in deze krant: ‘De romans van Dostojevski hebben veel kritiek te verduren gekregen. Maar de nieuwe vertaling van De broers Karamazov bewijst eens te meer: wie Dostojevski geen groot schrijver vindt, heeft niet veel van het leven begrepen’.
Dat de roman van Elsa Morante in de internationale top 100 staat van ‘belangrijkste boeken uit de wereldliteratuur’ samengesteld door de Noorse Verdensbiblioteket, is meer dan terecht. Dat heeft geen van de in dit stuk genoemde auteurs haar na kunnen doen. Behalve Fjodor Dostojevski die vier keer in de lijst voorkomt met onder andere De gebroeders Karamazov.