N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Herdenken In een kinderlied voor 4 en 5 mei schittert de Tweede Wereldoorlog in afwezigheid, schrijft Tijmen Dokter. Het zet kinderen daarmee op het verkeerde been.
Kinderen voor Kinderen treden op tijdens de kick-off van de Koningsspelen 2020 op basisschool De Sterrenwacht in Hellevoetsluis. Foto Remko de Waal / ANP
Kinderen voor Kinderen bracht onlangs een lied uit voor 4 en 5 mei. Met het lied ‘Twee minuten stilte’ wil het koor „op een begrijpelijke manier uit[leggen] waarom we op 4 mei twee minuten stil zijn en waarom het belangrijk is om te herdenken”. Dat streven is lovenswaardig.
Het lied begint als de zangeres haar moeder tv ziet kijken. Uit de beelden („duizenden mensen op een plein/ de koning, militairen, kransen op een rij”) moet duidelijk worden dat het om de Nationale Herdenking op de Dam gaat. Het refrein vertelt vervolgens waar de herdenking over gaat: „Twee minuten stilte, voor wie er niet meer is/ twee minuten stilte, voor herdenken en gemis”.
Hier fronsen mijn wenkbrauwen. Tijdens de Dodenherdenking herdenken we, zo stelt het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, de koloniale oorlog in Indonesië en latere vredesoperaties. De laatste decennia is er specifiek aandacht voor vervolgingsslachtoffers, zoals Joden, Roma en Sinti. Het kinderkoor brengt dat met „voor wie er niet meer is” feitelijk terug tot ‘alle overleden mensen’. Oorlogsslachtoffers benoemt het lied niet – sterker nog, het woord ‘oorlog’ komt in het hele lied niet voor.
In het tweede couplet draagt een kind op de Dam een gedicht voor. Neemt de schrijver hier dan wél de moeite om het over de oorlog te hebben? Nee, hij doet precies het tegenovergestelde, hij schrijft: „over vrijheid zonder grenzen/ een wereld zonder pijn”. Geen woord over de Tweede Wereldoorlog, maar een vage, zoetsappige toekomstfantasie.
‘And’re landen’
In de bridge vliegt het lied helemaal uit de bocht. „Op and’re plekken in de wereld is de vrijheid in gevaar/ ook daarom zijn we stil, voor alle kinderen daar”. Nee, dat zijn we dus niet. De Dodenherdenking is primair voor Nederlandse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog, niet voor hedendaagse kinderen in ‘and’re landen’. Prima dat daar aandacht voor is, maar niet op 4 mei.
De Tweede Wereldoorlog is het grootste conflict en de meest dodelijke catastrofe uit de geschiedenis. Dat kinderen hier al vanaf de basisschool over leren is ongelooflijk belangrijk. Een lied van Kinderen voor Kinderen kan daaraan bijdragen, zoals het koor vaker moeilijke onderwerpen bespreekbaar maakt. Een goed lied kan op lichte en poëtische wijze zware thema’s aanraken, en aansluiten bij de belevingswereld van kinderen.
Dit lied slaat de plank echter volkomen mis. Het zegt niets over de Tweede Wereldoorlog, is op z’n minst onduidelijk over de herdachte slachtoffers en zet kinderen dus totaal op het verkeerde been als het gaat over de achtergrond en het belang van 4 mei.
Naast een inhoudelijke miskleun is het lied stilistisch ook twijfelachtig. Fouten als „een trompet begint te blazen”, kromme zinnen als „het verhaal achter de tranen/ leert nu ieder kind” en het platgetreden „samen staan we sterker” maken het lied bepaald niet sterker.
‘Twee minuten stilte’ is speciaal gecomponeerd voor een belangrijke nationale gebeurtenis, rammelt inhoudelijk aan alle kanten en zit vol kromme en foute zinnen. We hebben een waardige opvolger voor het Koningslied.
In deze eerste aflevering van B&B Vol Liefde is alles nog gezellig en leuk. Voor de zekerheid zeggen de deelnemers dat ook steeds. Het woord ‘leuk’ valt 121 keer. ‘Gezellig’ komt ook veel voor maar die heb ik niet geteld. En ‘lekker’ natuurlijk want de kandidaten zitten de eerste aflevering doorlopend te borrelen en te schransen.
Vooral de kale Jean-Paul uit Spanje blijft maar bijschenken. „Alwéér” zegt zijn eerste date, de Rotterdamse Renate, als de gretige gastheer met een nieuwe fles cava aankomt.
In het populaire datingprogramma van RTL ontvangen de geëmigreerde bed&breakfast-uitbaters deze maandag hun eerste liefdeskandidaten. Ze mogen er een paar uitproberen, wie niet bevalt sturen ze naar huis.
B&B Vol Liefde draait goeddeels om de cringe-momenten, de mismatches, de botsingen. De kijker wil graag plaatsvervangend schamen en keihard uitlachen. Met daaronder verborgen de stille hoop dat twee mensen de echte liefde vinden. Maar dat alles bewaren de makers dit keer voor de latere afleveringen. Podcast Reality Checkt noemt dit seizoen alvast een slow burn.
Het rustige begin geeft de kijkers tijd om lustig te speculeren over wat er onder de gezellige ontmoetingen schuilgaat – al dan niet gevoed door de spoilers in het intro. Je ziet iedereen enorm zijn best doen. Maar lopen ze niet te hard van stapel? Schrikt dat de ander niet af?
Uitbundige kimono
De sensuele Ingrid op Lesbos („Ik ben geen taaie pruim”) ontvangt het zachte ei Frank. Die valt meteen voor de gastvrouw („beeldig figuurtje”) maar hij lijkt geen partij voor haar. De onzekere supermarktmanager begint bij de eerste ontmoeting meteen te huilen als hij aan zijn paard Garibaldi denkt. Frank, verman je! Daar staat tegenover dat hij een gewaagd en geslaagd cadeau voor Ingrid heeft: een uitbundige kimono die goed bij haar past. Ingrid was kapper, wat commentator Jeroen Kijk in de Vegte de woordspeling van de dag ontlokt: „Nederland was voor haar geen permanentje dus verlegde ze háár grenzen.”
Illya uit Frankrijk lijkt gecast als de a-romantische hork. „Ontbijt op bed vind ik nogal kruimelig.” Hij runt in zijn eentje een flink chateau en beent bij de rondleiding stevig voor zijn date Kim uit. „Niet rennen!” roept ze nog tegen zijn rug, maar hij verdwijnt al weer uit het zicht. Het gaat nu nog goed, Kim durft zelfs haar tatoeage aan hem te laten zien – een doodskop die haar scheiding symboliseert. De tatoeage is niet mooi maar wel lelijk. Ze werkt in een kringloopwinkel dus RTL Boulevard doopte haar ‘Kringloop Kim’.
Genoeg cliffhangers deze eerste aflevering. Waarom draagt Jean-Paul legerkleding als hij op zijn brommer door de stad sjeest? Is dat een Duitse helm die hij draagt? Waarom heeft hij overal lege vogelkooitjes hangen? Wie acht hij waardig genoeg om straks op zijn zelfgebouwde liefdestroon van plastic rozen plaats te nemen? En hoe lang blijft het nog spontaan, lekker, gezellig en leuk?
<dmt-util-bar article="4900303" data-paywall-belowarticle headline="Het nieuwe seizoen van B&B Vol Liefde begint rustig en gezellig” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/07/15/het-nieuwe-seizoen-van-bb-vol-liefde-begint-rustig-en-gezellig-a4900303″>
In plukjes kwamen de renners maandag over de finish op de Puy de Sancy, met 1.885 meter de hoogste bergtop van het Centraal Massief. Achter etappewinnaar Simon Yates arriveerde de Nederlander Thymen Arensman als de beste van de rest negen seconden later. Toen werd het gat 31 seconden, daarna 49 seconden, oplopend naar 1 minuut en 23 seconden. De eerste klassementsrenners arriveerden op 4 minuut 51. En pas 37 minuten en 47 seconden nadat Yates zijn handen in de lucht gestoken had, kwam Jordi Meeus als laatste over de finish.
De eerste bergetappe van deze Tour de France sloeg het peloton in honderd stukjes. Niet alleen was het warm en bedrukt in het binnenland van Frankrijk, met liefst zeven beklimmingen van de tweede categorie en eentje van de derde categorie die zorgden voor bijna 4.500 hoogtemeters golfde het vanaf de start constant op en neer.
Met de etappe van maandag luidde organisator ASO het tweede deel van de Tour in. De eerste negen dagen waren een feestje voor sprinters, puncheurs, en ontsnappingsartiesten, maar dat is voorbij. Vanaf nu zijn de klimmers aan de beurt.
Van de resterende elf ritten zijn er vijf een bergetappe – vier eindigen bergop – en er komt komende vrijdag een klimtijdrit voorbij. Het peloton rijdt donderdag de Pyreneeën in, wanneer de finish op de Hautacam ligt. Op zaterdag volgt de eerste van een aantal buitengewoon zware ritten met de klassieke combinatie van de Tourmalet en de Col d’Aspin, gevolgd door een klim van de buitencategorie naar skioord Luchon-Superbagnières. In de derde week volgen nog de Mont Ventoux en twee Alpenetappes, met als uitschieter de ruim 26 kilometer lange klim naar de top van de Col de la Loze op 2.304 meter hoogte.
Geletruidrager Tadej Pogacar hier in tweede positie, tijdens de etappe van maandag. Foto Anne-Christine Poujoulat / AFP
Geschrokken
Mathieu van der Poel, een van de smaakmakers in de eerste Tourweek met zijn ritzege, meerdere dagen in het geel en deelnemer aan twee lange ontsnappingen, bekende maandagochtend geschrokken te zijn van het resterende parcours. „Ik keek vanochtend voor het eerst in het routeboek en ik had gedacht dat er toch nog een paar iets makkelijkere etappes bij zaten. Maar het wordt bijna elke dag een zware klimrit.”
Het is even schakelen, erkent ploegleider Christoph Roodhooft van Alpecin-Deceuninck, de Belgische ploeg die niet alleen met Van der Poel de eerste Tourweek kleurde maar ook met Jasper Philipsen de eerste rit won en de eerste gele trui pakte. „We kijken niet echt naar de bergetappes”, zei Roodhooft vooraf aan de tiende etappe. „We richten ons op de etappes waarin we kansen voor onze ploeg zien. Voor de rest is het de dagen zo zuinig mogelijk doorkomen.” Dat is het lot van een klassiekersploeg, zei Van der Poel. „In de bergen hebben wij niets te zoeken.”
Het zal overleven worden de komende weken, zegt ook Steven de Jongh, ploegleider bij Lidl-Trek met groenetruidrager Jonathan Milan. „Dat weet je van tevoren als je met een sprinttrein komt. Het is op tijd binnenkomen en klaar.” De Amerikaanse ploeg heeft in de Deen Mattias Skjelmose nog een troef voor in de bergen. „Als de andere jongens hem hier en daar kunnen helpen, zullen ze dat doen”, zegt De Jongh. „Maar het zal heel zwaar worden.”
Loodzwaar
Voor andere ploegen en renners gaat de Tour gevoelsmatig juist beginnen. „Het is een leuke Tour geweest tot nu toe, maar ik begin er nu pas een beetje warm voor te lopen”, zegt Sepp Kuss, de Amerikaanse rasklimmer van Visma-Lease a Bike (LAB).
Bij de Nederlandse ploeg hebben ze naar de komende weken uitgekeken; in hun ogen is het hooggebergte, met lange beklimmingen, hoge temperaturen en ijle lucht, de enige plek waar klassementsleider Tadej Pogacar verslagen kan worden. Met Sepp Kuss, Matteo Jorgenson, Simon Yates en Jonas Vingegaard hebben ze een „hele sterke ploeg bergop”, zegt ploegleider Grischa Niermann. „En voor Jonas komt met de lange beklimmingen nu het deel dat hem beter ligt.”
Toeschouwers bij de finish in Le Mont-Dore, afgelopen maandag. Foto Anne-Christine Poujoulat / AFP
Maar ook bij UAE Team Emirates-XRG hebben ze zich goed voorbereid op de loodzware tweede helft van deze Ronde van Frankrijk. „De laatste week in de Alpen wordt het zwaarst”, zei kopman Pogacar al voor de Tour begonnen was. „Maar we hebben een goed trainingskamp op hoogte gehad in aanloop naar de Tour en ik heb er vertrouwen in dat ik klaar ben voor de zware, zware dagen.” Pogacar zei blij te zijn dat er nu „eindelijk een echte bergetappe” op het programma stond. „De afgelopen dagen waren zelfs de vlakke etappes zwaar.”
„Ik denk dat de renners tot nu toe elke dag intens vonden”, beaamde ook ploegbaas Mauro Gianetti afgelopen weekend, doelend op de altijd aanwezige stress in het peloton, voortdurende strijd om goede positionering en het razendsnelle tempo waarin vrijwel elke etappe verreden werd. Máár, zei de Zwitser, waar in de afgelopen etappes vooral de tactiek van belang was, komen nu de „fysieke” ritten. „De voorgaande ritten was concentratie belangrijk, nu worden de benen dat.”
Feestje voor de Fransen
Bij hoge uitzondering werd er op de tweede maandag van de Tour gekoerst. De rustdag (dinsdag) was een dagje opgeschoven, zodat er op quatorze juillet, de nationale Franse feestdag, gefietst kon worden. Vanaf ’s ochtends was het een feestje voor de Fransen, toen de Franse ploegen één voor één, achter elkaar, het podium op mochten. Groupama-FDJ, Cofidis, TotalEnergies, Decathlon AG2R. Bij elke aankondiging nam het aantal decibellen toe, intussen werden vanuit de reclamekaravaan Franse vlaggen het publiek in gegooid.
Tijdens de eerste bergetappe van deze Tour waren maandag de helikopters de hele dag hoorbaar in het finishdorp Le Mont-Dore. De renners reden een rondje door de Chaîne des Puys, de lange rij van uitgedoofde vulkanen in het Centraal Massief.
Op de Franse nationale feestdag had de Tourorganisator een parcours neergelegd waarop van alles kon gebeuren – en dat gebéúrde ook. Al vroeg vormde zich er een kopgroep van meer dan twintig renners, achter het peloton namen de sprinters snel plaats in de grupetto – de groep achterblijvers.
Het peloton, met klassementsleider Pogacar, tijdens de tiende etappe die werd gereden door het Centraal Massief. Foto Anne-Christine Poujoulat / AFP
Lenny Martinez, de Franse klimmer voor wie het parcours gemaakt leek, kreeg in de ochtend zoveel media-aanvragen dat zijn ploeg besloot een video op te nemen en die te verspreiden. De kleine Fransman liet in het begin van de etappe meteen zien waarom hij als favoriet werd gezien. Van de grote groep vluchters kwam hij telkens als eerste boven op de eerste vijf beklimmingen, waardoor hij woensdag in de bollentrui mag rijden.
Daarna namen anderen het over. Ben Healy, Michael Storer, Ben O’Connor, Arensman en Simon Yates bleven bij elkaar, tot Yates zich met een demarrage in de laatste kilometers duidelijk de sterkste toonde. Achter hem werd Arensman knap tweede. Healy beloonde zich dankzij de grote voorsprong van de kopgroep met de gele trui, de eerste Ier met de leiderstrui in de Ronde van Frankrijk sinds Stephen Roche in 1987.
In het peloton probeerde Visma-LAB intussen Pogacar te bestoken met aanvallen van Jorgenson en Kuss, maar de Sloveen gaf geen krimp. Met Vingegaard in zijn wiel kwam hij als negende over de streep. Pogacar staat nu 29 seconden achter op Healy, van wie de verwachting is dat hij in de ritten in het hooggebergte uit de top van het klassement wegzakt.
Eerst douchen
Voor het overgrote deel van het peloton is dat al gebeurd. „Unnnghhh”, klonk het uit de mond van Meeus, de nummer laatst van de dag, toen hij kreunend bij de bus afstapte. De nummer twee, Arensman, kneep in de remmen, klikte zijn schoenen uit, zette zijn helm af en verdween meteen de bus in. Eerst even douchen en bijkomen.
Dat belooft nog wat voor de komende dagen, niet alleen qua strijd bovenin het klassement maar ook qua afzien voor de rest van het peloton. Van der Poel kondigde maandag vast aan er het beste van te gaan maken. „Hopelijk heb ik een beetje goede benen, dan kan ik nog een beetje genieten van het publiek en de beklimmingen en is het best leuk in de grupetto. Eigenlijk bekijk ik het maar als een lastige fietsvakantie.”
Na de excuses voor het Nederlandse slavernijverleden zou „geen punt, maar een komma” volgen, zei demissionair premier Mark Rutte (VVD) in 2022. En in zijn navolging tientallen lokale bestuurders. Begin deze maand nog bood de burgemeester in Helmond tijdens Keti Koti excuses aan voor de „directe verwevenheid met de, grotendeels op slavernij berustende, handel in koloniale waren”. Zijn woorden waren „geen eindpunt. Het is een nieuwe start”.
In Deventer verwees de burgemeester naar het gegeven dat tot slaaf gemaakten de achternaam ‘Deventer’ kregen, waarmee „de naam van een trotse en vrije stad werd gegeven aan mensen zonder rechten en mensen die geen aandacht of bescherming kregen. Aan onvrije mensen” en ook hij bood excuses aan: „We kunnen de historie niet herschrijven, maar we kunnen wel met ons denken en ons handelen het nu en de toekomst bijsturen.”
Als het bij excuses blijft, wat betekent dat dan voor de volgende generaties?
Vóór Helmond en Deventer hebben bijna dertig gemeenten en acht provincies onderzoek laten doen naar hun koloniale verleden. Excuses werden gemaakt door de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam (2021), Den Haag en Utrecht (2022), Tilburg, De Bilt, Haarlem, Middelburg en Vlissingen (2023), Arnhem, Groningen, Zaanstad en Dordrecht (2024).
Zelfs in Almere, dat sinds 1975 bestaat, zei de burgemeester in 2023 sorry: „Van mens tot alle mensen, tot alle nakomelingen van tot slaaf gemaakten.” In de stad wonen veel nazaten. Burgemeester Hein van der Loo refereerde aan premier Rutte: „Dat excuus was niet om een boek dicht te slaan. Niet om een punt te zetten achter onze vermaledijde geschiedenis.”
Subsidie
Maar waar bestaat de komma van Rutte uit? Tijdens de nationale herdenking op 1 juli in Amsterdam zei een aantal sprekers dat er veel beloften waren gedaan, maar nog weinig beleid zichtbaar was.
Er is een landelijk ‘bewustwordingsfonds’ van 200 miljoen euro, waarvan de helft is bedoeld voor maatregelen ter bestrijding van discriminatie en kansenongelijkheid, de andere helft voor projecten die „begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en de verwerking daarvan” bevorderen. Daarvoor kan vanaf volgende maand subsidie worden aangevraagd.
Er wordt ook een Nationaal Slavernijmuseum opgericht in Amsterdam – op initiatief van de gemeenteraad, die in 2017 een motie daartoe aannam. Vlissingen en Middelburg (vanwaaruit 70 procent van alle Nederlandse slavenschepen vertrokken) en de provincie Zeeland hebben geld vrijgemaakt voor de komst van een kenniscentrum over het slavernijverleden.
Maar de projecten, het museum en het kenniscentrum zijn er nog niet.
Lees ook
Onverbloemd over het verleden vertellen
Wandkleden
Wat wel op lokaal niveau zichtbaar is, zijn tientallen – veelal culturele en maatschappelijke – initiatieven. Van slavernijwandelingen tot -monumenten, van educatieve programma’s tot dialoogsessies en stadsgesprekken.
In een loods naast een bouwmarkt in het Haagse Laak is te zien wat de komma kan inhouden. Vier reusachtige grijze doeken staan opgespannen, het begin van wat een wandkleed van 35 bij 2,5 meter moet worden, naar ontwerp van Marcos Kueh. Een tafel ligt vol met vilt, draden en stoffen in uitbundige kleuren. Op de grond liggen mallen waarop al delen van de afbeelding werden genaaid.
Draden van ons Nederlandse slavernijverleden, heet het project. In Groningen, Zeeland, Utrecht en Overijssel maakten vele vrijwilligershanden al wandkleden, in elke provincie naar een eigen ontwerp van een lokale kunstenaar, passend bij de slavernij- en koloniale geschiedenis van die streek. Die kleden worden nu tentoongesteld. In Noord-Brabant, Gelderland en Zuid-Holland wordt nog genaaid.
In Leiden was iemand die afkomstig was van de [Molukse] Banda-eilanden. Zij wilde de specerijenroute in een stuk stof verwerken
Onder begeleiding van Caroline Grootenboer zijn deze dinsdagmiddag in Laak drie vrouwen bezig. Soms zijn er wel twintig paar handen aanwezig, zegt Grootenboer. „Je bouwt met elkaar aan iets, ondertussen leer je elkaar kennen en kom je in aanraking met het thema.” Er is een Surinaamse vrouwengroep die meeborduurde, mbo-leerlingen, een Schilderswijkse vrouw liet bloemen op een stof printen. In de Lakenhal in Leiden werd genaaid, in de Oude Kerk in Delft, in wijkcentra in de hele provincie. Vooral door vrouwen en „een paar mannen”.
Het Zuid-Hollandse wandkleed begint links met de afbeelding Hulde der Koloniën, die ook op de Gouden Koets staat en onderdanen uit de toenmalige koloniën toont die de Nederlandse maagd allerlei goederen aanbieden. Daarnaast het Academiegebouw van de Universiteit Leiden en het Mauritshuis in Den Haag. Rechts een groot schip, met het Oost-Indische Huis in Delft en de VOC-haven van Rotterdam. In het midden twee nazaten van tot slaaf gemaakten, uit de Oost en de West, die elkaar de hand reiken.
Grootenboer vertelt enthousiast over het project, laat foto’s zien op haar telefoon. „In Leiden was iemand die afkomstig was van de [Molukse] Banda-eilanden. Zij wilde de specerijenroute in een stuk stof verwerken.”
Voor het Academiegebouw van Leiden staan Afrikaanse tot slaaf gemaakten. Veel vrijwilligers nemen eigen stof mee, zoals die voor de oranje lendendoek.
Foto Bart Maat
Jane Tevreden uit Laak nam ook eigen stof mee, om daarmee de lendendoek van een van de tot slaaf gemaakten te maken. In een diepvrieszakje liggen de oranje stroken op tafel. „Panje, dat is de Marronnaam van de stof”, zegt ze. Rita uit Benoordenhout, die niet met haar achternaam in de krant wil, helpt Tevreden de lendendoek vast te spelden op het grote doek.
Rita hoorde over het project in het Kunstmuseum. Eveline Zijlstra uit Scheveningen, de andere vrijwilliger deze middag, hoorde erover van haar schoonzus die meedeed in Delft. Zijlstra is al dagen bezig om de pilaren van het Mauritshuis te punchen, een borduurtechniek om reliëf mee aan te brengen.
Tevreden kwam via een vriendin: „Dit is ook mijn geschiedenis, ik vind het fijn mijn steentje bij te dragen.” Ze lacht: „Toen we in de Grote Kerk in Den Haag zaten, zaten we bijna op het graf van een slavenhouder. Als mijn voorouders dat hadden kunnen zien!”
Lees ook
Met duizenden mensen wandkleden maken: gemeenschapskunst vindt een weg naar buurthuizen en musea
Daadkracht
Het is niet alsof tijdens het borduren „constant over het slavernijverleden wordt gesproken”, zegt Ricardo Burgzorg. Dat was ook niet zijn bedoeling, toen hij in opdracht van de stichting Groninger Kerken in 2022 het wandkledenproject bedacht. Hij vertelt over een bijeenkomst die hij bijwoonde waar twee witte vrouwen zeiden ‘o, daar gaan we weer’ toen het over slavernij ging. „Ik wilde dat mensen zich op een indirecte manier konden verhouden tot het onderwerp, door iets dat leuk is om samen te doen. Als je meedoet, ga je zelf vragen: waar gaat dit over?”
Dat is ook de ervaring van Wilma Broeseliske in Delft. Daar bundelden diverse organisaties sinds 2023 de krachten. „Een kwartiermakerscommissie had Keti Koti in 2023 georganiseerd, en we zeiden: we gaan gewoon door, in de breedte en niet alleen rond 30 juni en 1 juli”, vertelt ze. „Je moet hoofd, hart en daadkracht aanspreken: kennis opbouwen, samen spreken en samen dingen doen.”
Het project ‘Draden van ons Nederlandse slavernijverleden’ wil mensen samenbrengen en het bewustzijn over de geschiedenis stimuleren.
Foto Bart Maat
Het wandkleed is geïnspireerd op glas-in-loodramen in kerken.
Foto Bart Maat
Het Zuid-Hollandse wandkleed wordt in meerdere steden gemaakt, uiteindelijk worden de stukken samengebracht tot één wandkleed van 35 meter bij 2,5 meter hoog.
Foto Bart Maat
Het uit zich in Delft in stadsgesprekken, een cyclus van geschiedenislessen, en dit jaar door een toneelstuk door jongeren dat Na de komma heet. Helen Skinner van Stichting Lespeki, die het script schreef, vroeg hen waar ze tegenaan lopen. „Ze vertelden over discriminatie en pesterijen op basis van huidskleur. Wat ze wilden veranderen voor de toekomst is dat mensen elkaar corrigeren als dat gebeurt.”
De excuses van de burgemeester (in 2023) hebben veel betekend, vertelt Skinner. „Er is zoveel gebeurd met mijn voorouders. Maar als het bij excuses blijft, wat betekent dat dan voor volgende generaties?”
Zowel Skinner als Broeseliske zegt dat het essentieel is dat de gemeente initiatieven (financieel) ondersteunt. En ze verwijzen allebei naar een volgens hen indrukwekkende toespraak van wethouder Joëlle Gooijer (Jeugd, Ouderen, Inclusief Samenleven, ChristenUnie), die voor de voorstelling van de jongeren zei dat ze hun adviezen „met open oren en hart in ontvangst” zou nemen. „Want het is hun toekomst die we samen vormgeven. Laat vanavond geen los moment zijn. Laat het een schakel zijn in een keten van bewustwording, verbinding en verandering.”
Later dit jaar komt de gemeente Delft met concreet beleid over inclusief samenleven, gelijke kansen en het erkennen van het gedeelde verleden.
Slagkracht
Peggy Wijntuin, betrokken bij gemeentelijke onderzoeken en initiatiefnemer van onder meer het slavernijmonument in Rotterdam, zegt dat ze diverse ‘komma’s’ ziet. Maar ook zij zegt dat „slagkracht” nodig is – van zowel betrokken burgers als bestuurders. Excuses noemt ze „een eerste stap, ze moeten wel geladen worden”.
Belangrijk is volgens Wijntuin de lokale aanpak: „Als het goed is, gaat het per stad anders.” Ze vertelt dat er in Rotterdam 1,7 miljoen euro is uitgetrokken om achterstelling en discriminatie te bestrijden met maatregelen in onder meer het gemeentelijk apparaat zelf, in het onderwijs, op de arbeids- en woningmarkt. „Dat hoort elke stad te doen. Anders blijft het bij symboliek.”
Ze vertelt over een gemeente die wél geld had uitgetrokken voor onderzoek, maar geen ruimte had vrijgemaakt in de begroting „om vervolgens aan de slag te gaan”. „Het onderzoek biedt een objectief verhaal op basis waarvan je mensen kan betrekken bij de geschiedenis van hun grondgebied. Vervolgens is het zaak te kijken wat die feiten hebben veroorzaakt.” Geschied-én-is, zegt Wijntuin met nadruk: „Het verleden werkt door in het heden, de gevolgen zijn ongelijkwaardigheid en institutioneel racisme.”
In Groningen, Zeeland, Utrecht en Overijssel maakten vrijwilligershanden al wandkleden. In elke provincie maakte een lokale kunstenaar een ontwerp dat betrekking heeft op de geschiedenis van die streek.