De jury die de Theo Thijssen-prijs 2024 heeft toegekend aan kinder- en jeugdboekenschrijver Edward van de Vendel, prijst hem niet uitsluitend om de „uitzonderlijk hoge kwaliteit van zijn werk”, maar ook om zijn „houding”. De geëngageerde, initiatiefrijke en verbindende manier waarop Van de Vendel zijn schrijverschap invult, is een houding die „de hele jeugdboekenwereld verder helpt, en misschien wel de hele literaire wereld”.
De driejaarlijkse oeuvreprijs, ter waarde van 60.000 euro, is de jeugdliteraire pendant van de P.C. Hooft-prijs en de hoogste erkenning voor Nederlandse kinderliteratuur.
Dat Edward van de Vendel (1964) al decennia geldt als vooraanstaand kinderboekenauteur, toont zijn palmares: hij publiceerde sinds 1996 meer dan honderd boeken, ontving tweemaal de Woutertje Pieterse Prijs en veertien keer een Zilveren Griffel – en vorig jaar ook eindelijk de Gouden Griffel, voor zijn kinderboek Misjka. Hij excelleert in vele vormen, van prentenboek tot adolescentenpoëzie, en hij verzette literaire bakens: hij deed kinder- en jongerenpoëzie tintelen, hij trok de levensverhalen van bijzondere jongeren de literatuur in, hij schreef hoogwaardige non-fictie voor kinderen over de okapi, wiskunde, het Eurovisie Songfestival en queer-zijn. Ook initieerde hij vele samenwerkingen met veelbelovende jonge schrijvers en illustratoren, hij bedacht een boekenserie voor beginnende lezers en ontwikkelde nieuwe literaire vormen, zoals het stripgedicht.
Nieuwe paden
Een kinderboekenschrijver, zo toont Van de Vendels werk steeds, heeft net een andere positie dan een ‘gewone’ schrijver. Hij is niet alleen een schrijver van boeken, maar ook een schrijver voor kinderen – met een buitengewone interesse voor dat publiek. Maar de ware jeugdliteraire kunst is om daarbij niet aan artistieke inzet in te boeten of het publiek minder serieus te nemen. Het beste kinderboek was niet óf literair óf populair, maar authentieke literatuur die communiceert met kinderen. Met die opvatting baande hij nieuwe paden.
Lees ook
De tintelende taal van Edward van de Vendel gun je vele generaties nieuwe lezers
Dat kwam ook voort uit zijn eerste grote succes, de hartstochtelijke jeugdroman De dagen van de bluegrassliefde (1999), die poëtisch was van taal én grote betekenis had voor jonge gays, die er herkenning en erkenning in vonden. Dat engagement zette Van de Vendel voort in De gelukvinder (2008), een migratieverhaal waarvan een jonge Afghaanse asielzoeker, Anoush Elman, de co-auteur was. Hun vriendschap leidde vijftien jaar later bovendien nog tot het bekroonde Misjka, dat subtiel licht werpt op de nasleep van een asielprocedure.
Verbinding is behalve Van de Vendels houding ook zijn thema: zijn werk toont het geluk dat die verbinding oplevert. De werkelijkheid inspireert hem, de energie van zijn taal doet de tekst fonkelen en die kaatst zo ook weer een beetje harmonie terug naar de wereld. Het geheim van die methode-Van de Vendel: ‘Iets met draagkrachtverschuiving/ en onverwachte aandachtshydrauliek’, zo luidt althans het advies in het gedicht Wat je moet doen als je moeder huilt. Oftewel: liefde en warmte. Het resultaat: ‘Mama giet eindelijk/ geen verdriet meer op de dingen/ en buiten begint de zon/ Griekse liedjes te zingen.’
Lees ook
Wat dit nijlpaard je kan leren over kinderpoëzie