Kijk je door de bril van politieagent Dominik naar het Westland, dan zie je uitbuiting en uitzichtloosheid

„5221: sta in Monster op een fietspad bij een man en een vrouw in verwarde toestand. Staan te schreeuwen in het Pools. ‘Crazy crazy crazy.’”

Agent Dominik, stapvoets rijdend door de straten van Den Haag, buigt zich over de portofoon op zijn schouder: „5221 kom eens uit voor de 5241: „Heb je behoefte aan een Pools sprekende agent, kan ik je helpen?”

„5221: ze hebben net vervelend lopen doen tegen voorbijgangers. Vermoed dat het ons bekende stel is. Die zwerven hier al een tijdje rond. Spreken slecht Engels. Als jij kan steunen….”

„5241: Ja, ik kom eraan”.

Dominik drukt het pedaal in van zijn onopvallende surveillanceauto, een blauwe Opel Astra Turbo, en rijdt vlotjes naar de oprit van de A4 richting Monster, het Westland. Het is midden op de dag.

De 45-jarige agent, werkzaam bij de politie-eenheid Den Haag, hoort de samenleving wel eens zuchten als het over arbeidsmigranten gaat. Ruzies, openbare dronkenschap, migranten zwervend door het Westland. Burgers melden zulke overlast bij zijn politie-eenheid, maar hij merkt dat een deel van zijn collega’s er moeilijk raad mee weet. Want je gaat er als agent op af, maar je weet vaak al hoe het zal verlopen. Moeizaam gesprek vanwege de taalbarrière, gebrek aan vertrouwen. En wat je ook doet om te helpen, het voelt als „dweilen met de kraan open”.

Afgelopen winter trof Dominik samen met collega’s, onder wie enkelen van de gemeente en twee agenten uit Krakau, een ouder Pools stel aan in een tent in het bos achter de Uithof. Ze woonden er al maanden maar wilden niet weg, ondanks dat het bijna vroor, de tent in de modder stond, beiden onderkoeld waren en de man aan keelkanker leed, sondevoeding had en amper kon lopen. Ze wisten het stel de opvang in te praten. Toen Dominik laatst op de Poolse ambassade was, hoorde hij dat ze via de gemeente een huis hebben gevonden, in Delft.

Een succesje, heel af en toe. Maar kijk naar het groeiend aantal dakloze arbeidsmigranten in de regio, slapend in tentjes in parken, in portieken en in auto’s, of naar de cijfers van Oost-Europees-gerelateerde meldingen in het Westland – vrijwel dagelijks een overlast- of verkeersdelict, vaak onder invloed, of een diefstal of erger – en je ziet dat de kraan voorlopig nog niet dicht is. Integendeel.

En als je dan, zoals Dominik, poogt met de migranten in gesprek te gaan om te horen over hun omstandigheden – „kom, even buiten een sigaretje roken”, in het Pools – dan blijken ze niet alleen dader, maar ook slachtoffer. Dan blijkt dat ene delict, de overlast van een dakloze of dronken Pool, het residu van een geraffineerd economisch systeem waarin hun ellende steeds verder is ingekookt. Dat ene delict kun je dan zien als resultaat van langdurig uitknijpen en uitwringen door een deel van de uitzendbureaus waarvoor ze werken.

Arbeidsuitbuiting, dat is wat Dominik dagelijks ziet. Hij deed er onderzoek naar voor zijn onlangs afgeronde opleiding politiekunde. En hij hoopt dat de samenleving haar ogen ervoor opent, want in zijn ogen is het niets anders dan moderne slavernij.

Rendement

„Kijk, die daar zie je overal.” Rijdend naar de A4 wijst Dominik op twee busjes met Pools kenteken, geparkeerd voor een oud herenhuis. Ze zijn van een groot Pools vervoersbedrijf en veel uitzendbureaus hebben zulke busjes geleased, om hun werknemers binnen Nederland te vervoeren. Leasen vanuit Polen is goedkoper.

Kosten, daar draait het om aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Door die bril moet je kijken om te begrijpen wat je ziet.

Zou Dominik nu voor het herenhuis zijn auto parkeren en naar binnenlopen, dan treft hij vrijwel zeker arbeidsmigranten die het pand renoveren, mogelijk in opdracht van een uitzendbureau. De vraag is dan hoeveel ze van hun loon mogen houden en hoeveel ze moeten afstaan, voor reiskosten, pauze, ziekte of reparaties aan het huis waarin ze wonen via het bureau. Zou hij de arbeidsinspectie erbij halen om te controleren of ze verzekerd zijn, sociale lasten afdragen, zich aan de veiligheidsvoorschriften houden, dan is de kans groot dat de arbeidsinspectie een aantal boetes zou kunnen uitschrijven. Zulke zaken zijn extra kosten en bij een deel van de uitzendbureaus draait het „puur en alleen” om rendement.

Met die bril op begrijp je ook waarom Dominik bij een controle van arbeidsmigranten in hun woning naar aanleiding van een melding eens drugs op tafel vond. Amfetaminen. „Verstrekt door de coördinatoren van een uitzendbureau, om langer door te kunnen werken.”

Mensen zo goedkoop mogelijk zo hard mogelijk laten werken. That’s it.

Agent Dominik

En dan begrijp je ook waarom ze op werkplekken de machines soms sneller afstellen om de productienorm te verhogen. „Mensen zo goedkoop mogelijk zo hard mogelijk laten werken. That’s it.

Dominik doelt niet op álle 750.000 arbeidsmigranten die in Nederland werken. Niet op de vestigingsmigrant die hij zelf was toen hij in 1988 van Polen naar Nederland kwam, noch op de kennismigrant: hoogopgeleid en met een goed netwerk. En evenmin op de seizoensarbeider: de student die of het gezinshoofd dat dankzij het vrije verkeer in de EU tijdelijk in Nederland verblijft en het verdiende geld spaart voor een huis of auto in het moederland.


Lees ook

Migratiecijfers en feiten

Nee, zijn zorgen gaan over de ‘footloose’ migrant: de kwetsbaarste groep. Laag opgeleid, ongeworteld in Nederland, vaak ook in het thuisland, dikwijls jong en naïef en in zijn bestaan (inkomen, huisvesting) volledig afhankelijk van een van de 14.000 uitzendbureaus die Nederland telt en die volgens de wet zonder vergunning mensen aan het werk mogen zetten. Dan gaat het meestal om laagbetaalde, fysieke en ongeschoolde arbeid in de land- en tuinbouw, de bouwsector en de logistiek.

Je vindt dit type migranten in heel Nederland. Polen, Bulgaren, Roemenen. In het Westland, met veel glastuinbouw, werken volgens de officiële cijfers in totaal ruim 12.000 arbeidsmigranten, al zullen dat er in werkelijkheid veel meer zijn, want lang niet alle uitzendbureaus schrijven hun werknemers in bij de gemeente, ondanks de wettelijke verplichting. Van de migranten in het Westland wonen er officieel 4.500 in de gemeente zelf, zoals in speciale huisvesting, ‘Polenhotels’. Het overgrote deel woont in Den Haag, dikwijls in oude arbeiderswoningen toegewezen door een uitzendbureau, soms met zes tot tien onbekenden tegelijk, mannen en vrouwen door elkaar, soms voor 700 euro in de maand, per persoon, per kamer. Huizen met lekkages, schimmel, tocht, kapotte verwarming en elektra die bloot ligt.

„Als ik hier nu zou aankloppen,” zegt Dominik, een laatste blik werpend op het herenhuis voordat-ie het gaspedaal dieper intrapt richting Monster, „is de kans groot dat deze werknemers helemaal niets zullen verklaren. Dat ze verwijzen naar hun coördinator, die precies weet wat-ie wel en niet kan vertellen. En best kans dat ze ook geen identiteitsbewijs kunnen tonen.” Dat is soms afgepakt door een uitzendbureau, weet Dominik. „Krijgen ze pas terug als het werk af is.”

„5241 kom eens uit voor de 5221: „Waar ben je nu?”

Dominik buigt zich over de portofoon.”

„5241: Ik rij nu de A4 op.”

„5221: Begrijp uit het verhaal van de Poolse man en vrouw dat ze samen ‘bezig’ waren in de bosjes toen er mensen langsliepen. Dat vonden ze niet prettig en toen begonnen ze te schreeuwen. Ik stuur je de locatie.”

„5241: Ik ben er zo.”

Agent Dominik pleit voor infiltratie om de praktijken van malafide uitzendbureaus te onthullen.

Foto’s: Merlin Daleman

Wassen bij het wc-fonteintje

Natuurlijk, deze arbeidsmigranten komen hier vrijwillig, omdat ze met een uurloon van pakweg 12 à 13 euro nog steeds flink meer verdienen dan in Polen. En er zijn ook bonafide uitzendbureaus die zuinig zijn op hun werknemers. Maar Dominik vraagt zich af of migranten beseffen in welk systeem ze terecht kunnen komen. Of ze weten welk all inclusive-wereldje de malafide bureaus voor ze geschapen hebben. En of ze eigenlijk wel uit dat wereldje kúnnen stappen. „Volledige beheersing van iemands bestaan, dat noem ik slavernij.”

Dominik noteerde voor zijn onderzoek ook de ervaringen van zijn collega’s van het politieteam Westland. Die troffen tien migranten in een huis met één badkamer, die zich alleen konden wassen in het fonteintje van de wc. Migranten die woonden in een huis met een slot op de thermostaat, met daarop een briefje: max 16 graden en wie het slot verbreekt 250 euro boete. Een jonge vrouw, bewusteloos in een kas waar de temperatuur meer dan 40 graden was.

Tien migranten met één badkamer, en een slot op de thermostaat op 16 graden

Er is angst om de omstandigheden aan te kaarten, vertelden migranten in interviews aan Dominik. De 39-jarige Agnieszka werkte bij een aardbeienteler eens 48 uur achter elkaar zonder pauze. Maar zij durfde er niets van te zeggen, uit angst het werk te verliezen. De 34-jarige Maria verpakte voorheen bloemen aan een gammel tafeltje in een koude ruimte en had zich opgewerkt tot teamleider bij het uitzendbureau. Ze werd weggestuurd toen ze zwanger werd. Al kan het altijd nog erger, zoals haar collega die na een bedrijfsongeval direct werd ontslagen en uit huis gezet. Haar spullen werden door het uitzendbureau gedumpt in het ziekenhuis waarmee elke vorm van onderzoek naar het ongeval werd voorkomen. Of neem de 60-jarige Adam, werkte 23 jaar bij hetzelfde overslagbedrijf, 60 uur in de week, kreeg nooit salarisverhoging, jarenlang geen reiskostenvergoeding en ook zijn overuren werden amper uitbetaald. Zit nu ziek thuis.

Salarisverhoging durven de migranten sowieso niet te vragen, angstig voor ontslag. En ook over de ziektekostenregeling, door de uitzendbureaus, lang niet altijd goed geregeld, durven ze niet te beginnen. Noch over inhoudingen van salaris. Vrouwen krijgen te maken met seksuele intimidatie door leidinggevenden, maar wat zeg je daarvan als het je baan én huis kan kosten? Eén vrouw durfde geen vrij te nemen voor de uitvaart van haar vriend, om dezelfde redenen.

Jaloezie op Oekraïners

Onderling gaat het er soms hard aan toe, vertellen de geïnterviewden. Er is nijd om in de gunst van de chefs te komen, in de hoop op een beter salaris, promotie of privileges. Jaloezie op de Oekraïners, veelal jongemannen gevlucht voor de oorlog, die aan dezelfde loopband staan maar die een huis krijgen van de gemeente en worden bevoordeeld door het uitzendbureau omdat dit weet dat de Nederlandse overheid hen zal beschermen.

En dan dus de angst, vertelden ze Dominik unaniem, voor de tot coördinator opgewerkte Polen van de uitzendbureaus. Vaak jonge vrouwen die jegens hun werknemers „meedogenloos” kunnen zijn en die hen om het minste duwen, slaan, uitschelden. Of dreigen met huisuitzetting of ontslag.

„Heel simpel,” zegt Dominik vanachter zijn stuur. „Als ik jou uit de drek haal, wil jij nooit meer in de drek terug.” Deze coördinatoren, of teamleiders, zijn de nét iets beter opgeleide migranten die ook het Nederlands een beetje beheersen. Nét niet geschikt voor de reguliere arbeidsmarkt, maar al wel zo gegroeid dat ze kritisch zouden kunnen zijn over het uitzendbureau. „Door hen teamleider te maken, met een laptop, een telefoon van de zaak, een auto en duizend euro extra in de maand, maakt zo’n bureau handig gebruik van ze. Die coördinatoren willen zelf ook nooit meer terug naar de lopende band. Die doen er alles aan om hun verworven positie te behouden.” En zo blijft het systeem in stand.

Missies

Dominik zit pas vijf jaar bij de politie en het was voor hem wel even wennen. Hij is ex-militair en heeft zich bij Defensie in twintig jaar tijd opgewerkt tot hoofdofficier. Hij ging op missies naar Afghanistan en Irak en moest voorwaarts – niet achterwaarts– door een kogelregen om de dreiging tegen zijn eigen eenheid te stoppen. En plots zat-ie weer in de schoolbanken tussen de 19-jarigen en kreeg hij op straat te maken met de noden van de gewone man. Burenruzies, fietsongelukken, de gebroken heup van tante Sjaan.

In twintig jaar diensttijd had hij geleerd elk gevoel weg te drukken. Hij was gestript van zijn persoonlijkheid, zijn eigen moraal en geweten. Dat is nodig om jezelf als militair ondergeschikt te maken aan de opdracht, als lid van een eenheid handelingen te verrichten die je in een normaal leven nooit verrichten zou.

Karakters, daarin zit ook de kracht

Agent Dominik

Maar bij de politie geldt het tegenovergestelde. De politie drijft juist op verschillen in persoonlijkheid. Nodig, juist om die burenruzies te slechten. „Karakters, daarin zit ook de kracht.” Hij lag er een tijdje uit en kreeg van de psycholoog de diagnose ‘moral injury’: ontwrichting van je morele kompas.

Wat telt, wat telt écht? Die vraag houdt Dominik sindsdien bezig. Op zoek naar een nieuwe koers stelde hij zijn kompas af op ‘de menselijke maat’: de omstandigheden waarin iemand tot zijn delict komt. Zo scherp, dat het wel eens tot discussie leidt met collega’s. Want wat te doen als je in een woning twee Polen stijf van de heroïne op bed aantreft, met tussen hen in een baby? Direct zodanig escaleren dat de baby, volgens de moeder haar „laatste strohalm”, in een pleeggezin belandt? Of geef je deze ouders nog een begeleide kans? En is het nuttig om een notoir dronken Pool die loopt te schreeuwen telkens weer op de bon te slingeren, tot de boetes zo hoog oplopen dat-ie geen kant meer op kan?

Dominik kan best kritisch zijn, ook over zijn eigen politieorganisatie. Hij geldt als een pain in the ass – „al wordt die houding gelukkig juist gewaardeerd”. Hij stelt hardop vragen, ook aan collega’s. Hoe kun je als agent de burger het beste helpen? Wat is dat, ‘het beste’? Juist met arbeidsmigranten, levend in een parallelle wereld die ook de politie deels onbekend is, is een antwoord op die vraag best lastig.

Kassen en kerktorens

„Ja, bingo.” Na kilometers rijden langs kassen en kerktorens stopt Dominik zijn auto aan de weg tussen een bloemkweker en een paardenstal. Rechts, op een fietspad naast een bosschage, staat een motoragent naast het Poolse stel. Een flinke vent, kaal, gespierd en gekleed in alleen een blauwe zwembroek met ananassen erop, en een vrouw in felgeel shirt, beteuterd ernaast.

Dominik loopt er rustig op af.

Jak mogę pomóc?

Die vraag alleen al – hoe kan ik helpen? – is dikwijls genoeg om de Poolse gemoederen wat te bedaren. Helpen? Polen zijn helemaal niet gewend dat een agent ze wil helpen. Die kennen alleen de Poolse politie die hard kan zijn en in hun ogen onbetrouwbaar, zoals de politie dat was in de tijd van het communisme, toen ze ook als een soort van inlichtingen- en veiligheidsdienst optrad. Een Poolse arbeidsmigrant, ook al wordt-ie geslagen door zijn leidinggevende, zal zelf nooit aan de bel trekken. Die houdt de politie liever overal buiten. Dat zit diep.

Met grote armgebaren begint de Poolse man, walmend van de alcohol, een spraakwaterval tegen Dominik.

Agent Dominik op zijn ronde in het Westland. „Jak mogę pomóc?”, vraagt hij. Hoe kan ik helpen?

Foto’s: Merlin Daleman

Dobra”, knikt Dominik, zijn armen over elkaar. „Dobra.” „Dobra.” Goed. Goed.

„Ken je hem?” Hij wendt zich tot de motoragent.

„Een stuiterballetje. Onder invloed, dat sowieso.” Wilfred, de motoragent, vertelt dat hij het stel al een tijdje door Monster ziet zwerven. Ze sliepen in een tentje bij de begraafplaats in het centrum en in een auto met Nederlands kenteken – „van een vriend, zeiden ze”. Ze werden telkens weggestuurd, dus gisteren hadden ze hun tentje hier opgezet, naast het fietspad. „Ik heb ze toen gezegd dat ze hun tentje moesten opruimen.” Wijzend naar de bosjes: „Daar lag het helemaal vol met stront en wc-papier, dat lijkt nu opgeruimd.”

Firma?” Dominik wendt zich weer tot de Poolse man, die direct zijn woordenvloed vervolgt. „Stress! Stress!” De man vertelt dat hij zijn ID-bewijs is kwijtgeraakt en daarom niet meer kan werken voor een uitzendbureau. Als hij over vijf weken weer een nieuwe krijgt van de Poolse ambassade, bezweert hij, gaat-ie weer op zoek naar werk.

Bekend verhaal, weet motoragent Wilfred, die zulke types wekelijks tegenkomt. „Ze gaan drinken, veroorzaken overlast, raken hun baan kwijt, belanden op straat, gaan nog meer drinken en zo gaat het van kwaad tot erger.” Maar hij weet ook: nu op de bon slingeren voor wildkamperen, openbare dronkenschap en afval dumpen op straat, „ze helemaal kapot te schrijven”, heeft weinig nut. „Ik heb liever dat ze naar de opvang gaan.”

Demper op de realiteit

Zoekend naar een verklaring voor zulke overlast moet Dominik soms denken aan zijn eigen diensttijd en hoe hij en zijn kameraden na vijf maanden op Afghanistan-missie een paar dagen stoom afbliezen op een Grieks eiland voordat ze weer terug konden naar huis – anders was de overgang te groot. Het kon er op dat eiland best heftig aan toe gaan. Al die spanning, opgebouwd in dat lichaam na vijf maanden de tanden op elkaar.

En precies diezelfde spanning denkt hij soms terug te zien op de gezichten van de arbeidsmigranten. In de busjes op de A4 waarin ze ’s middags van het werk naar huis worden gereden, door een chauffeur die er zelf ook al tien uur aan de lopende band op heeft zitten. Aan een picknicktafel achter hun telefoon, alleen op de parkeerplaats van zo’n Polenhotel. Busje, werk, busje, eten. Van ’s ochtends 4 tot ’s middags 16. Om 20 uur naar bed en om 4 weer op. Thuis en op je werk dezelfde mensen om je heen, al-tijd dezelfde mensen. Weinig vertier, amper ontspanning, geen afwisseling.

Dat leven, die malaise, leidt tot de neergang die vermoedelijk ook dit Poolse stel hun baan en huis heeft gekost. Het is de achterliggende oorzaak van vrijwel alle meldingen van ruzies en vechtpartijen, soms zelfs (poging tot) doodslag of zelfmoord – zover kwam het in het Westland afgelopen jaren al een aantal keer.

Busje, werk, busje, eten. Van ’s ochtends 4 tot ’s middags 16

Vaak was dat na overmatig alcoholgebruik. In Polen heeft alcohol een nobele betekenis. Wie met elkaar drinkt, gaat nadien voor elkaar door het vuur. ‘Piłem z nim’, is een bekende gezegde. ‘Ik heb met hem gezopen.’ Teken van ultiem vertrouwen. Daar wordt drinken gezien als een deugd, maar hier gebruikt de arbeidsmigrant diezelfde drank om te vluchten, denkt Dominik. Als demper op de realiteit.

„Kurwa! Kurwa! Kurwa!” Hoer! Hoer! Hoer! Beschuldigend wijst de Poolse man naar zijn vriendin, die gepijnigd met twee handen op haar zij rondloopt. Ze heeft last van nierstenen, vertelt ze, maar ze wil niet naar de dokter. Geen verzekering. De man vertelt intussen tegen Dominik vol verontwaardiging wat hen zojuist is overkomen. Ze hadden seks in de bosjes en toen was er een voorbijganger die hen had gefilmd. En nu wil zij geen seks meer met hem! „Kurwa!

Dobra. Dobra.” Dominik knikt rustig mee. Misschien, zegt hij, is seks in het openbaar ook niet zo slim. Filmen in Nederland is toegestaan, en als ze naar de opvang gaan zijn er in ieder geval geen pottenkijkers. En moet zijn vriendin niet toch naar de dokter?

De Poolse man wuift alles weg. „Ik ga aangifte doen tegen de voorbijganger!”

De uitzichtloosheid. Waarom gaan deze mensen niet zelf terug? Die vraag heeft ook Dominik zich wel gesteld. Maar wat is in hun thuisland het perspectief? Velen komen uit het noordoosten van Polen, een agrarisch gebied met veel werkloosheid en zonder veel voorzieningen – die zijn niet voor niets vertrokken. En het definitieve antwoord kreeg hij twee jaar terug, toen een verslaafde Pool zelfmoord had gepleegd en Dominik de familie moest verwittigen. Het lichaam repatriëren naar Polen? Nou, zei zijn broer, maar dan moet ik de familie uitleggen dat hij verslaafd was en zelfmoord heeft gepleegd? „Dat trekt onze moeder niet”. „Kun je de overlijdensakte niet aanpassen aub?” De Polen zijn een trots volk, en wie naar het buitenland trekt, schept verwachtingen. „Als dat dan niet lukt…”

Slachtofferschap

Wat Dominik vooral ziet is dat de arbeidsmigranten hun omstandigheden ‘gewoon’ gaan vinden. Normalisatie van het slachtofferschap, dat vindt hij het meest zorgwekkend. Dat ze niet eens beseffen dat ze slachtoffer zijn. Geïsoleerd en vastgedraaid in hun eigen gedachten, totdat ze de situatie niet meer overzien.

Samen met collega’s heeft Dominik geregeld flyers uitgedeeld op straat, in het Pools, Bulgaars, Turks, Moldavisch, Roemeens. ‘Krijg je wel genoeg salaris?’ ‘Wat betaal je voor je huisvesting?’ Om arbeidsmigranten bewust te maken van hun situatie. Veel meer kan de politie voorlopig niet doen. En er is goed contact met de Poolse ambassade, met Poolse welzijnsorganisaties, met de gemeenten, werkgeversorganisaties, de rijksoverheid en vakbond. Maar ook de malafide uitzendbureaus hebben aan de voorkant alles prima geregeld. Keurige ontvangstbalie, kantoorplant, glimmend wagenpark. En aan de achterkant kom je niet zo snel.

Dominik pleit in zijn onderzoeksbevindingen onder andere voor meer gerichte politieacties, zoals infiltratie. Maar vooral voor meer prioriteit, want daar ontbreekt het aan. Al begrijpt hij ook waarom: „Zolang de Nederlandse consument geen 15 euro wil betalen voor zijn bakje tomaatjes, zijn telers aangewezen op goedkope arbeidskrachten en op de praktijken van deze uitzendbureaus. Zo werkt de economie.” En tegelijkertijd houdt hij zijn hart vast, want bij een politiecontrole vorig jaar in een arbeidsmigrantenhotel in Wassenaar, troffen de politie en arbeidsinspectie op de tweede verdieping een flinke groep Noord-Afrikanen aan. Illegale arbeidskrachten van buiten de EU. Nóg rechtelozer en nóg goedkoper. „Ik wil niet weten…”

Zware jongen

Een lach op het gezicht van de Poolse man. Dominik had de tatoeage op z’n schouder herkend: twee strepen en een ster; een majoorsrang en teken dat-ie ooit als zware jongen in een Poolse gevangenis heeft gezeten. Zijn collega checkt intussen of-ie gezocht wordt, maar nee, geen signalering. En dan geeft de man Dominik een hand en Wilfred een boks. „Voor het eerst in m’n leven dat ik de politie de hand geef”, zegt-ie erbij in het Pools. Hij belooft naar de opvang te gaan – „Tak. Tak.” Ja. Ja. – en samen met zijn vriendin zoeken ze nu wat blikjes bij elkaar om in te leveren voor statiegeld. „Kamerade!”, roept-ie, op weg naar de Lidl.

De spullen in de bosjes ruimen ze later op. Het tentje, een reiskoffer, parfum, drie paar schoenen, een handtas, een onderbroek, eetverpakkingen, een peperbus, een pot Franse mosterd en verderop, hangend over een tak, het werkshirt van een uitzendbureau.