Kijk dan toch! Dit prentenboek is méér dan een geslaagde roep om aandacht

Een groot formaat prentenboek met de titel Kijk dan toch! dat een warm pleidooi is voor beter kijken en meer zien, en dat vorig jaar dan toch aan je aandacht is ontsnapt – daar zit een zekere ironie in. Al helemaal nu bekend is dat de Vlaamse makers van het boek, illustrator Sebastiaan Van Doninck en schrijversduo Elvis Peeters, kans maken op de prestigieuze Boon voor jeugdliteratuur, die 26 maart wordt uitgereikt. Wat deze nominatie sowieso duidelijk maakt, is dat dat we de (boeken)wereld kennelijk allemaal door een andere bril aanschouwen, en dat wat de een ziet niet altijd hetzelfde hoeft te zijn als wat de ander ziet.

Toevalligerwijs is dit precies ook het uitgangspunt van dit licht filosofische prentenboekenverhaal, waarin een onnozele pad wordt uitgenodigd door een bedachtzame slak om samen met haar uit te zien naar het ‘iets’ dat die dag staat te gebeuren. De pad stemt in, waarna de slak op een boomstronk klimt en verwachtingsvol in stilte voor zich uitkijkt. Maar de pad is ongedurig. Bedoelt de slak de mierenstoet die voorbijtrekt, was dat de grote gebeurtenis? Zijn het de twee kibbelende mussen? Of is het soms de wiegende distelbloem waarop een bij neerstrijkt? ‘Ik zie niks’, zegt de pad herhaaldelijk tot ergernis van de slak. ‘Kijk dan toch’, verzucht die op haar beurt. Ondertussen stijgt de zon steeds hoger, totdat het avondlicht de hemel in lichterlaaie zet en het bos in een kleurenexplosie van rood, oranje en geel onderdompelt.

Van Doninck, die vorig jaar met Morris van Bart Moeyaert ook al op de shortlist van de Boon stond, werkt knap toe naar dit visuele hoogtepunt. Zijn lichtspel met zon en schaduw geeft de met zwierige streken gemaakte prenten een fascinerende dynamiek. Geholpen door de poëtische, klankrijke tekst van Peeters nodigen ze uit tot goed kijken. De weegbree, de rode bes in het zonlicht, een opvliegende merel: flora en fauna roepen ontegenzeggelijk een gevoel van verwondering op. Mooi is ook hoe als de zon zakt, niet alleen de kleur maar ook de taal steeds sprankelender wordt. Eerst, als de nevel optrekt, strekt het zonlicht zich uit. Vervolgens ‘springen spikkeltjes licht van hier naar daar’. En uiteindelijk ‘huppelt en wipt/ en danst het licht’ dat ‘lijkt wel te zingen,/ ook al hoor je het niet./ Zo vrolijk schijnt het.’

Kijk dan toch! is echter meer dan een kleurrijke lofzang op de schoonheid der natuur en een geslaagde roep om aandacht daarvoor. De onderliggende tragiek van het verhaal, dat eindigt met een humorvolle twist, zit ‘m in de manier waarop de pad en de slak zittend op de stronk langs elkaar heen praten en – net als Becketts zwervers uit Wachten op Godot – eigenlijk geen oog hebben voor wat de ander ziet. Aan het einde van de dag begrijpt de pad echt niet waarop hij nou heeft zitten wachten. ‘Ik heb niks gezien’, bromt hij misnoegd. Evenzeer kun je je afvragen of de slak de wereld om zich heen wel zo goed in zich heeft opgenomen: wachtend op het gouden uur zat ze de hele dag ‘met haar kop in de wolken’, en alles wat de pad heeft zien krioelen in, op en onder het struikgewas is aan haar voorbijgegaan.

De miscommunicatie en het wederzijdse onbegrip tussen de dieren geven het verhaal een terloopse, vrolijk makende spanning, wat niet onbelangrijk is in een kinderboek dat zich zozeer richt op de esthetische ervaring. Daarbij helpt het dat Van Doninck de pad en slak een treffende mimiek heeft meegegeven en echte karakters van ze heeft gemaakt. De weifelende en ongeloofwaardige blik van de pad die met letterlijk uitpuilende ogen de omgeving afspeurt, spreekt boekdelen. Humorvol zijn ook de hoog gesteelde ogen van de slak die haar ervan weerhouden haar blik bij te stellen. Zo valt er veel meer te zien in Kijk dan toch! dan aanvankelijk gedacht.