‘Donkerrood. Vol, stevig en rond. Een harde schil. Een zoete smaak.” Op het terras van landwinkel De Kersenhut in Cothen sommen de zussen Irma Erftemeijer en Marjan van Well op waar de perfecte kers aan moet voldoen. Ze staan op het punt een flinke hoeveelheid in te slaan. „We zijn veeleisend”, lacht Erftemeijer. Maar „zalig” is het, wanneer ze die kers eenmaal proeft.
Het kersenseizoen is in volle gang. Tussen medio juni en eind augustus oogsten telers hun fruit. Maar de sector staat onder druk. De suzukifruitvlieg is dol op de kers en aangevreten vruchten kunnen niet worden verkocht.
Kersentelers moeten flink investeren in fijnmazige netten en speciale spuiten
„Ik wil elke zomer kersen eten. Het is echt Hollands”, zegt Van Well, die ieder jaar de boomgaard in Cothen bezoekt vanuit Houten. De aantrekkingskracht zit hem mede in de korte beschikbaarheid van verse kersen. „Het is net als met asperges in het voorjaar: die móét je gewoon gehad hebben.”
Door de suzukivlieg aangetaste kersen. Foto Merlin Daleman
Vruchtvlees
Zo denken meer mensen erover, op deze zonnige dinsdag in Cothen, waar de familie Vernooij al ruim honderd jaar kersen teelt en verkoopt. Fietsers stoppen bij de kraam langs de kant van de weg, te herkennen aan een bord met een geknutselde McDonald’s-‘M’ en de tekst ‘Cherry Inn’. Ze kopen een doosje kersen, of een handje om onderweg van te snoepen. Sommigen strijken neer op het terras van de door kersenbomen omgeven winkel. Merkwaardig genoeg groeit aan geen enkele boom in de nabijheid een sappige, donkerrode kers. De grond ligt bezaaid met rotte, verdorde krenten. Het is de schuld van de suzukifruitvlieg, een insect van een paar millimeter dat een gaatje prikt in de kers en daarin eitjes legt. De larven die uitkomen, verorberen vervolgens het zachte vruchtvlees.
Zo’n tien jaar is de vlieg nu actief in Nederland, zegt Erik Vernooij (31). Samen met zijn ouders Theo en Martine runt hij het fruitteeltbedrijf, elk seizoen goed voor zo’n 175.000 kilo kersen. Hij en collega-fruittelers hebben grote problemen met het insect, dat zich in rap tempo voort kan planten. Eén vrouwtje legt een paar honderd eitjes en binnen één kersenseizoen kunnen zich tot zeven generaties vliegjes ontwikkelen.
Kersenteler Erik Vernooij bij de bomen onder het net. Foto Merlin Daleman
„Deze bomen zijn pijnlijk om te zien”, zegt Vernooij. „Ze zijn mooi als beschutting voor de terrasgasten, maar voor ons is dit een duur stukje land, zonder opbrengst.” De bomen waar hij wel kersen van oogst, staan overkapt onder tenten van fijnmazig net, waar de vlieg niet doorheen kan komen. De bomen aan het terras waren te hoog om te overkappen.
Niet dat overkappingen volstaan: telers hebben ook gewasbeschermingsmiddelen nodig om de vliegjes te weren, of om in te grijpen als het insect toch de vruchten weet te bereiken. „Het is een utopie dat je kersen kan telen zonder bestrijdingsmiddelen, hoe graag wij dat ook willen”, zegt Vernooij.
Schade
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had dit voorjaar een vervelende boodschap voor kersentelers. Afgelopen negen jaar kregen ze een vrijstelling voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen Exirel en Tracer, maar voor 2024 zou die niet meer worden verstrekt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit had geconcludeerd dat telers zich te weinig aan de regels voor toepassing hielden die milieu en leefomgeving beschermen tegen schadelijke insecticiden.
Een stevige lobby van de Nederlandse Fruitteelt Organisatie volgde. Het verbod zou het einde van de kersenteelt in Nederland betekenen. Een motie van de BBB om de middelen dit jaar toch toe te laten, kreeg steun van een Kamermeerderheid. Begin mei kwam het verlossende bericht van demissionair landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie): kersentelers mogen „nog éénmaal” hun kersen bespuiten met Tracer of Exirel, daarna alleen als de middelen officieel worden toegelaten tot de Nederlandse markt door het College voor toelating van gewasbescherming en biociden (Ctgb).
Inpakken van de kersen. Foto Merlin Daleman
Adema gaf die vrijstelling af op basis van nieuwe gegevens over de naleving van alle regels voor het bespuiten. Zonder een specifieke periode te benoemen, stelde Adema dat „in het verleden” 92 procent van de kersentelers niet voldeed aan de eisen. Ze bespoten bijvoorbeeld te vaak hun vruchten, hadden geen overkapping of gebruikten niet de voorgeschreven spuiten, waardoor de insecticiden via de bodem in het grondwater terecht konden komen. Dat aantal was in 2023 al afgenomen tot 42 procent, stelde de minister.
Lees ook
Hogere snoeikunst geeft peren van een pond
In de kersenboomgaard in Cothen wordt door tientallen mensen druk geoogst. Een deel doet dat als zomerbaantje, ook zijn er twee Poolse families die al zo’n twintig jaar naar Nederland afreizen om te helpen. Ze staan op hoogwerkers tussen de bomen in de tenten, waarvoor Vernooij een paar jaar terug 3,5 kilometer aan netten aanschafte. Hij erkent dat sommige telers fouten hebben gemaakt bij het bespuiten, maar zegt zelf aan de regels te voldoen. Zo gebruikt hij driftreductiespuiten, „zodat al het middel op de boom komt en niks op de grond”.
Fijnmazige netten, speciale spuiten: Vernooij heeft flink moeten investeren om de suzukivlieg te bestrijden. „Als grote teler vind ik het niet erg om die kosten te maken. Voor kleine telers is het lastiger”, zegt hij. Immers, al zonder de fruitvlieg te moeten bestrijden, is het telen van kersen aan de prijs. Een boom kost weliswaar zo’n 14 à 15 euro, maar voordat deze kersen oplevert, ben je drie jaar verder „en tegen die tijd zijn ook honderden bomen doodgegaan door natte voeten vanwege het regenachtige voorjaar”, aldus Vernooij.
Wel in België en Frankrijk
Voor volgend jaar maakt de teler zich zorgen. „Ik investeer tonnen en tonnen. Als ik dan niet mag bespuiten, is stoppen het gevolg.” Daarnaast noemt Vernooij het „wrang” dat dezelfde middelen wel mogen worden toegepast op onder meer bessen en uien en dat ze in België en Frankrijk wel zijn toegestaan. „De Nederlandse kersenteelt was voor fabrikanten van gewasbescherming tot nu toe te klein om een dure toelatingsprocedure te doorlopen.”
De boomgaard van Erik Vernooij in Cothen. Foto Merlin Daleman
De fabrikanten van Exirel en Tracer hebben inmiddels alsnog aanvraagprocedures voor de inzet van hun middelen in de kersenteelt ingediend bij toelatingsinstantie Ctgb, of ze staan op het punt dat te doen.
Maar de tijd dringt: „Toelating kan binnen een halfjaar, mits we de juiste informatie binnenkrijgen”, aldus een woordvoerder van het Ctgb.
Sluipwesp
Ook moeten de telers rekening houden met partijen die zich verzetten tegen het gebruik van pesticiden, zoals het Pesticide Action Network (PAN). In mei deed de organisatie een oproep aan de Europese Commissie om de „sluiproute” voor kersentelers te beëindigen. De Commissie wees het netwerk op nationale juridische procedures. „Daar hebben we – ook omdat het seizoen al voorbij is – nog geen werk van gemaakt”, aldus Hans Muilerman van PAN.
Een nieuwe exoot uitzetten ter bestrijding van de suzuki ‘kan vreselijk misgaan’
Telers als Vernooij vestigen hun hoop op innovaties, waardoor ze minder of zelfs geen bestrijdingsmiddelen meer zouden hoeven gebruiken. Herman Helsen onderzoekt aan Wageningen University meerdere oplossingen. Met name de introductie van een specifieke soort Aziatische sluipwesp kan een „bouwsteen” zijn, denkt hij. „Onze eigen sluipwespen staan een beetje machteloos tegenover de suzukivlieg. Maar deze wesp lukt het in Zuidoost-Azië om een grote hoeveelheid van de eitjes van de suzukivlieg te parasiteren.”
Die wesp uitzetten in Nederland is alleen niet zonder risico. „Je introduceert toch een nieuwe exoot. Dat kan vreselijk misgaan”, zegt Helsen. Het kan ten koste gaan van inheemse insecten of planten. „Om een exotische sluipwesp te mogen loslaten, moeten we aantonen dat die specifiek de suzukifruitvlieg bestrijdt. Grote studies zijn al afgerond, we proberen nu gedaan te krijgen dat de overheid de introductie goedkeurt.”
Ook andere opties, zoals het uitzetten van gesteriliseerde mannelijke fruitvliegjes die de voortplanting voorkomen, zijn kansrijk. De gecastreerde mannenvliegen verdrukken dan de aanwezige vruchtbare mannenvliegen, waarop de vrouwtjes geen eitjes meer leggen. Maar alle praktische bezwaren wegnemen en oplossingen volledig introduceren, kost jaren. „Het zal best lastig worden om de suzukivlieg volgend jaar te bestrijden zonder gewasbeschermingsmiddelen”, aldus Helsen.
Op het terras in Cothen hopen de zussen Erftemeijer en Van Well dat een oplossing wordt gevonden. Een zomer zonder kersen kunnen zij zich niet voorstellen: „Het milieu is belangrijk, maar kersen horen gewoon bij Nederland”, zegt Erftemeijer. Of ze nog een taart gaat bakken met de kersen die ze meeneemt? „Nee hoor. Gewoon afspoelen en opeten.”
Lees ook
De vanzelfsprekendheid waarmee Japanners de kersenbloesem bewonderen staat onder druk
Ze gaan de natuur „een handje helpen”. Onderzoekers en natuurbeschermers vertrekken zondag vanuit Den Oever voor ongeveer een week naar een van de talloze natuurgebieden van de Noordzee, de Doggersbank. Ze gaan bepalen of en waar nieuwe riffen kunnen groeien op de zandbank. Bijvoorbeeld door paardenmossels uit te zetten, want op hun lege schelpen kunnen rifbouwers, zoals oesters, groeien. En zo kan het onderwaterleven biodiverser worden.
De zandbank verkeert in slechte staat, stelt Emilie Reuchlin uit Zandvoort, directeur en medeoprichter van Stichting Doggerland, die aan de expeditie deelneemt. „Wij bestrijden overtredingen van de wetgeving voor mariene natuurbescherming met juridische interventies. En het gebrek aan ambitie met natuurherstelprojecten”, stelt de stichting op haar site.
In de delen van de Doggersbank waar wordt gevist, bestaat de bodem uit zand. Na het omwoelen herstelt die zich snel
Op het strand van Zandvoort vertelt zeebioloog en politicoloog Reuchlin over haar interesse voor de zee. „Ik heb een groot hart voor alles wat leeft in zee. Voor wat zichzelf niet kan beschermen. Als je als duiker oog in oog staat met een zeehond of octopus, ga je daar anders naar kijken. We doen de zeeën onrecht aan. Alles moet wijken voor de mens.”
Ze noemt als voorbeeld de term ‘bruinvisverstoringsdagen’. Daarmee wordt in nota’s over de Noordzee aangegeven hoelang en wanneer herrie mag worden gemaakt bij het heien of seismisch onderzoek als bruinvissen daar last van hebben. „Wij bepalen op welke dagen je mag drillen en je bruinvissen kapot mag blazen met geluid. Dat drukken we uit in cijfers. We kijken welk deel van een populatie we kunnen vernietigen. Totaal onrechtvaardig.”
Illustratie
Brussel
De stichting heeft vorig jaar, samen met internationale partners en de stichting ARK Rewilding Nederland, de inmiddels afgetreden minister Femke Wiersma (Natuur en Visserij, BBB) verzocht te handhaven tegen bedrijven die met sleepnetten vissen op het Nederlandse deel van de Doggersbank, die ook in Engelse, Duitse en Deense wateren ligt. De Engelsen hebben drie jaar geleden al sleepnetvisserij op de Doggersbank verboden. „Dat voorbeeld zou Nederland moeten volgen”, zegt Reuchlin.
De Doggersbank, een ondiep deel van de Noordzee van ruim driehonderd kilometer lengte, is aangewezen als Natura 2000-gebied. Dat verhindert niet dat in het Nederlandse deel zonder vergunning of „passende beoordeling” over schade aan de natuur mag worden gevist. De minister wees dat verzoek tot handhaving eerder af. Er is geen vergunning nodig, dus het is geen overtreding, zo redeneerde ze. En ik „heb ook niet de bevoegdheid om […] daartegen handhavend op te treden”.
De organisaties stapten naar de rechter en wachten nu op een zitting. Wel kondigde het kabinet vorig jaar aan dat 28 procent van de Doggersbank voor sleepnetvisserij wordt gesloten. Maar: „Voor aanvullende maatregelen is goedkeuring vanuit Brussel nodig. Deze wordt eind 2025 verwacht”, meldt een woordvoerder van het ministerie.
Dat de sleepnetvisserij de natuur op de Doggersbank schaadt, staat voor actievoerders en natuurbeschermers als een paal boven water. Reuchlin: „Er wordt al sinds de achttiende eeuw met sleepnetten gevist. Grote vissen als blauwvintonijn, heilbot, roggen en haaien verdwenen grotendeels. Veel is opgevist. Grote delen werden volkomen vernield. Het is een woestijn.”
De zee. Foto Danny Copeland
Natuurwaarden
De vissers ontkennen dat. „Onze visserij heeft wel effect, maar de schade is nihil”, zegt woordvoerder Durk van Tuinen van de Vissersbond. „In de delen van de Doggersbank waar wordt gevist, bestaat de bodem uit zand. Na het omwoelen herstelt die zich snel. Graaf op het strand een kuil en laat de zee eroverheen gaan, dan zie je dat de kuil snel weer verdwijnt.” Dat omwoelen is nodig om platvis – vooral schol en tong – in de netten te krijgen. Van Tuinen: „Ze komen niet vanzelf.”
De visstand is volgens de Vissersbond goed. „Dit is rijke visgrond. Ieder jaar worden de standen beoordeeld en wordt bepaald hoeveel gevangen kan worden, zonder dat de visstand in gevaar komt en visserij duurzaam blijft. Moet Nederland een natuurgebied dat twee keer zo groot is als de Veluwe daarvoor sluiten? Het is belangrijk goed te kijken welke delen extra bescherming nodig hebben en waar gevist kan worden. Juist vissers hebben baat bij een gezonde Noordzee”, aldus Van Tuinen.
Met sleepnette vissen is alsof je eekhoorns gaat vangen door met een ploeg alle bomen om te trekken
Dat de sleepnetvisserij de natuur niet zou schaden, wordt tegengesproken door Reindert Nijland, universitair hoofddocent moleculaire mariene ecologie aan Wageningen University. Hij gaat ook mee op expeditie, niet om actie te voeren, maar om onderzoek te doen. Daartoe neemt hij een biodiversity sensing box mee, een metalen kooi met camera’s, een hydrofoon voor het registeren van geluiden en sensoren die genetisch materiaal van dieren in het water kunnen signaleren. Nijland: „Alleen de eerste duikers zien veel grote vissen, want die zwemmen vervolgens weg. Met deze sensoren kun je uit het water dna-materiaal verzamelen van al het leven.”
Nijland is er niet van overtuigd dat de Doggersbank nu eenmaal een zandbank is met relatief weinig natuurwaarden. Natuurlijk bestaat vooral veel biodiversiteit rondom scheepswrakken, met kleurrijk zacht koraal zoals dodemansduim. Maar op plaatsen van de Doggersbank waar niet wordt gevist, waar geen gas wordt gewonnen of windmolens worden gebouwd en waar weinig schepen varen, „kunnen prachtige onderwaterriffen ontstaan” aldus Nijland. Van schelpdieren en zandkokerwormen bijvoorbeeld. „Die kunnen mooie structuren maken.”
Met andere woorden: zonder sleepnetten zouden oesters en wormen een kans krijgen om riffen te bouwen. Nijland: „Maar die soorten worden door de visserij kapotgemaakt. Kijk, door met grote boomkorren [een sleepnet voor de platvisvisserij] over de bodem schrapen, maak je dingen stuk. Het is alsof je eekhoorns gaat vangen door met een ploeg alle bomen omver te trekken.”
Emilie Reuchlin van Stichting Doggerland: „Als je als duiker oog in oog staat met een zeehond of octopus, ga je anders kijken.” Foto privéarchief
Schol
De visserij, stelt Nijland, heeft het biologische systeem veranderd. „De bodem wordt vaak verstoord dus zitten daar zitten allerlei soorten die daartegen kunnen. Die zich snel voortplanten, snel groeien, met een korte levenscyclus. Van die soorten kunnen platvissen als de schol dan weer eten. Zo krijg je dus best veel vis. Maar is dat het grote, stabiele ecosysteem dat je wil hebben? Waar ook de blauwvintonijn zwemt? Walvissen? Nee, dat is iets anders.”
Het liefst zou Reuchlin álle schadelijke activiteiten in de Doggerbank laten verbieden. „Wat als we deze kraamkamer van soorten voor de gehele Noordzee helemaal met rust zouden laten? Zonder gasboringen, windmolenparken, zandwinning, scheepvaartverkeer en vooral zonder sleepnetvisserij. Dan krijgt de zee de kans zichzelf te herstellen. Alle ingrediënten daarvoor zijn nog aanwezig. Het is tijd voor een andere relatie met de zee.”
Je zou de Noordzee en het zeeleven eigenlijk moeten beschouwen als van zichzelf, als een levend systeem met eigen belangen en stemmen, meent Thijs Middeldorp, directeur van de Ambassade van de Noordzee. „Wij zetten ons af tegen het wereldbeeld waarin de natuur wordt beschouwd als de achtergrond waartegen het menselijk leven zich afspeelt, als een deelbelang, dat tegen andere belangen zoals de visserij wordt afgewogen, in plaats van als iets met een eigen stem.”
De ‘ambassade’ wil ook het veelal technocratische gesprek over de Noordzee en de Doggersbank „toegankelijker” maken, via onder meer een platform waarin wetenschappers, kunstenaars en juristen nadenken over betere vertegenwoordiging van de zandbank. En waar ze zich inzetten voor een brede dialoog over het gebied. „Zodat democratischer over de zee kan worden besloten.”
Lees ook
Garnalenvissers mogen nog twintig jaar blijven vissen in Natura 2000-gebied. ‘Maakt het kabinet ons niet blij met een dooie mus?’
Het is donderdagochtend, half tien, fatbikewinkel La Souris in Den Haag is nét open. De muren, de deuren, de vloer, alles is hip zwart. Veertien klanten vormen een rij richting de balie met feloranje logo. Het is warm. Een man van begin twintig is als eerste aan de beurt. Hij wil een V20 Pro en belt ondertussen met zijn vader. „Ja, met een extra zitje”, zegt hij. „En een tasje voor je telefoon.” Het is even stil. „Ja, het mag”, zegt hij opgetogen tegen de verkoper. Die zegt: „Met een slot erbij kom je uit op 1.250 euro.”
Een dag later, dezelfde winkel, nu rond vier uur. In de hal staan ruim vijftig klanten, in rijen van twee. Het is nog warmer. Klanten staren verveeld naar de strakke rijen fatbikes. De meeste zijn van Chinese makelij, aan de ene kant van de zaak staat de OUXI V8, aan de andere de QMWheels V20. Je herkent ze aan hun dikke banden, robuuste stalen frame, extra lange zadel en de grote koplamp met tralies. Een man – „ik sta hier al 45 minuten” – komt voor een minifatbike. Hij wijst: „Daar in de hoek staat-ie.” Voor kinderen vanaf 1 meter 40. „Leuk in het blauw voor mijn zoon.” Hij belde vanmorgen met de klantenservice om het ding te bestellen maar er waren dertig wachtenden voor hem. „Iedereen wil er blijkbaar een.”
De fatbike is razend populair. Volgens de RAI Vereniging werden er vorig jaar ruim 111.000 verkocht, maar niet alle verkopers zijn aangesloten bij deze belangenorganisatie. Volgens fatbikehandelaren die NRC sprak, rijden er naar schatting inmiddels 300.000 rond in Nederland. Er is behoorlijk wat kritiek op het gedrag van veelal jonge fatbikers. Ze voeren hem op, scheuren met 50 kilometer per uur, rijden asociaal, zitten er soms met z’n drieën op en veel bestuurders zitten ondertussen ook nog op hun telefoon. Het aantal ongelukken steeg dan ook, artsen trokken meermaals aan de bel. De politie schafte 250 extra rollerbanken aan en nam begin dit jaar 10.000 opgevoerde fietsen in beslag. Omdat hij zo populair is, is de fatbike een gewild object voor dieven.
Verkeersveiligheidsorganisaties pleiten voor een helmplicht en een leeftijdsgrens van veertien jaar. Maar dat is niet simpel. Fatbikes vallen onder de gewone e-bikes, ze gaan officieel maximaal 25 kilometer per uur en hebben een motorvermogen van 250 watt. Een helmplicht wil de politiek de ‘gewone’ e-bikers niet aandoen. Een aparte voertuigcategorie voor de fatbike, met eigen regels, heeft waarschijnlijk weinig zin. Fabrikanten zouden hun modellen eenvoudig kunnen aanpassen om de regels te omzeilen, zei toenmalig minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) begin dit jaar. Hij was voor strenge handhaving. Toch loopt inmiddels een nieuw onderzoek naar mogelijke regels voor de ongekend populaire fatbike.
En ondanks alles, gaat de verkoop als een malle, zegt Armando Muis (34). Hij is de eigenaar van La Souris, met 22 winkels in Nederland en 3 in België marktleider. Twee jaar terug, toen de helmplicht ervoor zorgde dat de scooterverkoop halveerde, begon hij met de verkoop van 240 fatbikes en dat aantal groeide rap. Hij laat op het hoofdkantoor in Doetinchem alle cijfers zien. De bestverkochte fatbikes zijn de V20 en de V8. Vorig jaar gingen er in totaal, dus van alle modellen, 3.300 per maand weg, nu ruim 6.000. En de groeit zet door. In 2024 steeg zijn omzet met 42 procent tot 48,5 miljoen euro. Dit jaar komt hij naar schatting op 70 miljoen uit „en hebben we in een jaar circa 100.000 fatbikes verkocht.”
Muis heeft naar eigen zeggen 60 procent van de markt in handen. Die andere 40 procent is verdeeld over veel kleine aanbieders, die zich ook vooral op de V8 en V20 richten. Er zijn ondernemers die fatbikes via Marktplaats of Snapchat verkopen. Sommige hebben alleen een site, andere een site én een fysieke verkoopplek, zoals een kelderbox, een loods, een belwinkel of een kraam op de markt. Er zijn een paar iets grotere ondernemers, met bedrijfspanden en showrooms.
Opvallend: grote reguliere fietsenwinkels verkopen veelal geen fatbikes. Uit een kleine rondgang blijkt dat velen twijfelen aan de kwaliteit van de elektrische fietsen en hun vingers er niet aan durven te branden. „Wij hebben het wel even geprobeerd”, zegt Bert Graaf (24), zoon van de eigenaar van Berts Wielershop, een familiebedrijf in Den Haag dat al vijftig jaar bestaat. „Maar het was geen succes.” Graaf wilde „meegaan met de trend” en bestelde dertig fatbikes van twee verschillende merken. De remmen waren slecht en de accu’s gingen snel kapot, zegt hij. „Veel klanten kwamen met klachten terug. Ze mochten van ons hun fatbikes inruilen voor gewone elektrische fietsen.”
Vijftig Oekraïense vluchtelingen
Mensen die een V20 of V8 kopen via kleine handelaren kunnen vaak kiezen of ze die in de doos thuisbezorgd krijgen en zelf in elkaar zetten, of de fiets ‘rijklaar’ kopen. Armando Muis levert de fatbikes altijd kant-en-klaar af. Hij laat in Doetinchem de werkplaats zien waar 65 monteurs, onder wie vijftig Oekraïense vluchtelingen, in twee ploegen van ochtends vijf tot ’s avonds half twaalf „staan te beuken”. Ze zetten zo’n tweehonderd tot driehonderd fatbikes per dag in elkaar. Monteurs halen de halve fietsen uit enorme dozen, hangen ze aan beugels en schroeven wielen, trappers en spatborden vast. Anderen zijn druk met de bedrading, displays en controleren de software. De mannen zijn omringd door rijen fatbikes, „5.800 stuks om precies te zijn”.
Muis pakt het professioneel aan, maar hoe kan het dat iemand, legaal, vanuit een garage een paar exemplaren kan verkopen van een product dat je normaal gesproken alleen in grote hoeveelheden rechtstreeks per container uit het buitenland kan laten komen? Dat komt doordat de Chinese producenten van de V20 en de V8 het anders aanpakken: die produceren op voorraad en verschepen zélf volle containers naar magazijnen verspreid over Europa. Van daaruit verkopen ze aan kleine ondernemers kleine aantallen.
Ideaal, zegt Hugo (21) van Basic Fatbikes (die vanwege privacyredenen niet met zijn achternaam in NRC wil). „Je hoeft geen container vol af te nemen en je hebt geen groot startkapitaal nodig.” Hij begon anderhalf jaar geleden vanuit zijn woning. „Ik schafte er vijf aan en verkocht ze via Marktplaats.” Daarna huurde hij een garagebox, inmiddels verkoopt hij de fatbikes via een website en een bedrijfspand op een industrieterrein in Voorburg. Het rolluik van zijn pand is omhoog. Binnen liggen stapels dozen, op een werkbank ligt gereedschap om de fatbikes in elkaar te zetten. Er is een kleine balie voor de paar klanten („de meesten bestellen online”) die langskomen. Een rij met V8- en V20-modellen staat voor de deur. „Nu koop ik wél een hele container.” Er gaan volgens hem circa 450 fatbikes per maand de deur uit.
En ja, de vraag neemt nog steeds toe, zegt Hugo. En het aantal aanbieders ook. „En dat drukt de prijs.” De meeste verkopers vragen rond de 1.000 euro voor een V8 of V20, hij ook. Maar sommige handelaren, zoals die op de Haagse markt of de Bazaar in Beverwijk, bieden de fietsen aan voor 650 euro. „Ze verpesten de markt. Iedereen moet nu zakken met de prijs en de marge wordt steeds kleiner.”
Paar duizend euro
Dat zien andere aanbieders ook. Neem Tom van Dieren (27), eigenaar van Fatbikeskopen.nl, die eveneens anderhalf jaar geleden in de fatbikebranche stapte en nu een site en tien showrooms heeft. Hij richt zich vanwege de stuntprijzen van de V20 en V8 op een ander segment fatbikes. Duurdere varianten, van meer kwaliteit, zegt Van Dieren, van merken als Knaap, Stoer, Tomos en Ruff Cycles. Het zijn fatbikes van soms wel een paar duizend euro. Zijn bedrijf verdient ook aan onderhoud en service. „We zijn dag en nacht bereikbaar via WhatsApp en werken samen met 350 fietsenmakers waar klanten hun fatbike kunnen laten onderhouden.” Hoeveel fatbikes hij verkoopt, wil hij niet kwijt. „Maar we hebben een prima omzet.”
De lage marges op de V8 en V20 hebben Samir Bahida (32) van Sache Bikes ertoe gebracht om niet alleen fatbikes, maar ook onderdelen te verkopen. Ook hij begon in een kelderbox met vijf fatbikes, inmiddels runt hij met een compagnon twee bedrijven. Vanuit een klein pand in Zoetermeer verkopen en repareren ze fatbikes. Vanuit een opslagloods van 800 m2 in Zoeterwoude verkopen ze onderdelen als remschijven, banden, displays, kettingen en koplampen. Bahida levert naar eigen zeggen aan bijna vierhonderd winkeliers en handelaren in Nederland en hij heeft 48 klanten in het buitenland.
Het is een gat in de markt, zegt Bahida. „Er rijden zoveel fatbikes rond, maar niemand heeft de juiste onderdelen voor de verschillende modellen.” Vorig jaar rond deze tijd verkocht hij maandelijks 4.500 onderdelen, nu bijna 15.000. Inmiddels laat hij ook onderdelen speciaal voor fatbikes maken. Zoals het stuurdisplay dat via Bluetooth met je telefoon verbindt, waardoor je tijdens het fietsen het scherm van je smartphone kunt bekijken en bedienen.
Hoe zit het met de kwaliteit van de fatbikes? Die is best in orde, meent Bahida. „Maar jongeren trappen de fietsen af, ze stunten en slippen ermee, de banden slijten dan snel of de remmen gaan stuk. Of ze gaan er op zitten om te chillen en dan breekt de zijstandaard af.”
Longtail
De fatbikemarkt groeit ook in de breedte. Er zijn fatbikes voor jongeren, voor kinderen, voor reizigers (de vouwfatbike) en ouders (de familiefatbike met kinderzitjes). En, is de voorspelling van de handelaren: de ‘longtail’ gaat groot worden. Die fiets heeft een extra lang achterframe, handig voor twee kinderstoeltjes of extra bagage. „Dit wordt de vervanger van de bakfiets”, zegt Tom van Dieren van Fatbikeskopen.nl, „veel handiger met kinderen en lekker smal zodat je de fiets veel makkelijker kan stallen. En ideaal voor maaltijdbezorgers en koeriers.”
Of de fatbike zo populair blijft, zal mede afhangen van maatregelen die de politiek neemt om de veiligheid te vergroten. Het belangrijkste zorgpunt is de snelheid, en daarom pleit de RAI Vereniging voor een keurmerk voor fatbikes die zijn uitgerust met een niet-opvoerbare controller – een kastje met software dat de motor, accu, sensor en display aanstuurt.
De fatbikes die twee jaar geleden Nederland binnenkwamen, waren makkelijk op te voeren en sommige fietsen hadden een motorvermogen van 500 watt (dan kan een fiets vijftig kilometer per uur) in plaats van 250, beamen de fatbikeverkopers die NRC sprak. Begin dit jaar nam het Openbaar Ministerie, naar aanleiding van een aflevering van het programma BOOS van Tim Hofman, circa 1.100 fatbikes van Muis in beslag vanwege de snelheid. Er volgde een strafrechtelijk onderzoek. „Het OM had de fietsen zo uit de doos op de rollerbank gezet”, zegt Muis. „Maar wij moesten de fietsen nog begrenzen, dat doen we al vanaf dag één. Maar andere verkopers niet hè, op de Bazaar in Beverwijk komt de fiets zo uit de doos.” Het OM liet in mei weten dat de zaak is geseponeerd.
Maar ook de begrensde fatbikes bleken opvoerbaar. Eerst kon dat met een code, later met wat draden en software. Het gebeurde ook op grote schaal, vertellen de ondernemers. „Levensgevaarlijk”, zegt Muis, „dat zagen wij ook”. Dus heeft hij de software nu zo aangepast dat de fatbikes écht niet harder kunnen dan 25, zegt hij. „En ik ben in gesprek gegaan met de Chinese leveranciers, die leveren de fietsen nu ook af met de nieuwe software.” Kijk, zegt Muis, garageboxhouders interesseert het misschien niet dat kinderen ongelukken maken, „maar mij wel. Ik heb ook een bedrijf dat ik graag nog twintig jaar groot wil houden.”
De fatbikes zijn dus écht niet meer op te voeren? „Ja, nou, je zou de controller wel kunnen vervangen”, zegt Muis. Maar dat is volgens hem geen simpele klus. Samir Bahida van Sache Bikes beaamt dat. „Jonge mensen proberen het wel. Dan bestellen ze via Temu een nieuwe controller en display, daarna moeten ze alle draden onder het zadel loshalen en met de juiste apparatuur alles vastmaken én ervoor zorgen dat de boel niet doorbrandt.” Dat gaat altijd mis, zegt hij. „En dan bellen ze mij in paniek op. In de hoop dat ik de juiste onderdelen in huis heb.”
Om ervoor te zorgen dat de controller niet wordt vervangen, heeft Muis de stekkeraansluiting naar de controller geseald. „Als een klant gaat sjoemelen, kunnen we dat zien en vervalt de garantie.” Maar goed, mensen zullen altijd proberen om fatbikes op te voeren, zegt Muis. Zijn oplossing? „Zet in op handhaving, en als dat ding te hard gaat, gooi de fatbike meteen door de shredder. Dan denken mensen wel drie keer na voordat ze hem opvoeren.”
Kanker komt steeds vaker voor onder jongvolwassenen (tussen de 18 en 39 jaar), bleek onlangs uit cijfers van Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). In 2024 kregen bijna 4.200 mensen tussen de 18 en 39 jaar deze diagnose, 35 jaar geleden waren dat er nog 3.100. Wel is de overlevingskans hoog: bijna negen op de tien van de jongvolwassenen is na vijf jaar nog in leven. De algemene overlevingskans bij kanker steeg de afgelopen dertig jaar met zo’n 20 procent, bleek deze week ook uit cijfers van IKNL.
Hoewel mannen over de gehele populatie vaker kanker krijgen, krijgen onder jongvolwassenen juist vrouwen er anderhalf keer vaker mee te maken. De gevolgen voor hun leven zijn groot en deels blijvend. „Als je jong bent, wil je je zo normaal mogelijk voelen”, zegt gynaecologisch oncoloog Annemijn Aarts. „Maar allerlei zaken die belangrijk zijn voor jonge mensen – studie, werk, kinderen – veranderen opeens.”
Aarts, die onder meer onderzoek doet naar de impact van kanker, vindt dat jonge patiënten beter voorbereid moeten worden op die soms blijvende veranderingen. „Als jonge patiënten genezen zijn, denken ze de kanker achter zich te laten. ‘Het is klaar en we gaan door met het leven.’ Maar tot dan toe hebben ze op een trein van behandelingen gezeten. Verwerken, of nadenken over wat het heeft betekent, begint daarna pas. Patiënten willen terug naar vóór de kanker. Maar het leven is veranderd. Hoe pak je het leven weer op zonder te negeren wat er is gebeurd?”
Ondanks de stijging vormen jongvolwassenen nog altijd een kleine minderheid van het totaal aantal kankerpatiënten, van 3,5 procent. „Dat maakt het voor hen soms ook eenzaam.” Het AYA ‘Jong en Kanker’ Zorgnetwerk is opgericht om jongeren en jongvolwassenen te begeleiden in het leven met of na kanker.
Uit de nieuwe cijfers valt volgens Aarts niet zonder meer af te leiden dat mensen op steeds jongere leeftijd kanker krijgen. De vroegtijdige opsporing van kankercellen is namelijk sterk verbeterd. „In de cijfers ziet dat eruit alsof jongeren nu vaker kanker krijgen. In feite vergroot vroege opsporing de overlevingskansen.”
Maar het is mogelijk dat „snel veranderende omgevingsfactoren” eraan bijdragen dat bepaalde ziekten vaker of anders gaan voorkomen, zegt Aarts. „Zo lijkt Parkinson tegenwoordig vaker voor te komen vanwege het gebruik van pesticiden die we vroeger niet hadden. Misschien dat een dergelijke verklaring ook voor kanker speelt, daarvoor is nader onderzoek nodig. We leven in een andere wereld dan dertig jaar geleden.”
Een van de types kanker die het vaakst voorkomt onder jongvolwassenen is melanoom (huidkanker). Vorige maand bleek uit een enquête van Independer dat twee op de vijf Nederlanders denkt dat zonnebrandcrème huidkanker veroorzaakt in plaats van voorkomt. Die desinformatie doen mensen vooral op via sociale media en kan erin resulteren dat mensen minder smeren, terwijl de zonkracht de afgelopen jaren juist is toegenomen.
NRC sprak vier vrouwen die op jonge leeftijd de diagnose kanker kregen. Hoe is het om ineens geconfronteerd te worden met de dood, met een al dan niet bestaande kinderwens, met een gepauzeerde carrière, met vragen rondom ziekte en seksualiteit?
Annemieke van der Laan (43)‘Hoe richt je je werkende leven in met twee stoma’s?’
Annemieke van der Laan (43), consultant bij een groot accountantskantoor, was 31 toen ze de diagnose vaginakanker kreeg.
‘Ik heb uiteindelijk veel gevolgen van mijn ziekte geaccepteerd, zoals de onvruchtbaarheid. Maar dat ik op mijn 36ste afscheid moest nemen van mijn vrouwelijkheid zoals ik die kende, daar worstel ik nog altijd mee.”
Toen bij Van der Laan op haar 31ste vaginakanker werd vastgesteld, moest de behandeling direct beginnen: vijf weken lang vijf dagen per week chemo en bestraling. Van der Laan en haar man waren net „een beetje bezig” met praten over kinderen. Ze zou nooit een kind kunnen dragen, was direct duidelijk, maar ze kon wel eitjes en een eileider laten invriezen. Dat vergde een extra operatie en de kankerbehandeling zou uitgesteld moeten worden, terwijl juist haast geboden was. „Ik heb toen afscheid genomen van een kinderwens waarvan ik nog niet zeker wist of die er was.”
Ook een vaginareconstructie zou een zware operatie betekenen, én het risico dat daar uiteindelijk ook weer kanker zou ontstaan. „Ik weet nu hoe het is om te denken dat je doodgaat. Dat wil ik niet weer. Uiteindelijk heb ik dat daarom niet gedaan. Mijn partner stond daar helemaal achter. Dat neemt niet weg dat het voor ons beiden enorme impact heeft. Niemand bereidt je erop voor hoe het is om geen vagina meer te hebben.”
De behandeling had resultaat, de kanker verdween. Maar vier jaar later verloor ze bloed tijdens seks: baarmoederhalskanker. „Mijn baarmoeder, blaas, eierstokken, vagina en een deel van het rectum – alles moest verwijderd worden. Ik kreeg er twee stoma’s voor terug. Een horrorscenario, vond ik het. Maar het alternatief was de dood. Ik koos voor het leven.”
„Hoe aantrekkelijk voel je je met een zak poep en plas op je buik? ”
Foto Jagoda Lasota
„Tot op heden ben ik schoon, al bijna zes jaar. Inmiddels weet ik dat ik ook op deze manier een fijn leven kan leiden. Maar dat was een zoektocht. Hoe richt je je werkende leven in met twee stoma’s? Soms komt er lucht in, dat klinkt alsof ik een scheet laat. Dan leg ik het uit aan de klant en zeg ik: het voordeel is dat je het niet ruikt.”
In haar werk speelde ook een rol dat ze door haar ziekte tweemaal een halfjaar uitviel. „In de corporate wereld draait alles om prestatie. Lig je er een periode uit, dan heb je in die periode niet gepresteerd – of dat nou door ziekte komt of door iets anders. Dat maakt uit voor je carrièrepad.”
Op den duur ging Van der Laan „alles waar ik van houd” weer proberen te doen, zoals ook: zwemmen. „De eerste keer dat ik weer in het water lag, heb ik hard gehuild van geluk. Het was mijn grootste angst dat dat niet meer zou kunnen, of dat ik me met twee stoma’s niet fijn zou voelen in een badpak.”
Het heeft lang geduurd voor Van der Laan zich weer aantrekkelijk voelde, vertelt ze. „Hoe aantrekkelijk voel je je met een zak poep en plas op je buik? Wat betekent het voor je vrouwelijkheid dat je geen vagina meer hebt?” Nu zoekt ze andere manieren om zich vrouwelijk te voelen. „Het is een soort streven geworden me zo vrouwelijk mogelijk te kleden.”
Zhen Asscheman (29) ‘Ziek zijn is een voltijdbaan’
Zhen Asscheman (29) kreeg als 24-jarige geneeskundestudent de diagnose borstkanker.
‘Ik dacht: een knobbeltje, meer niet. Kanker, daar ben ik veel te jong voor.” Dat dacht de dokter ook toen ze op haar 24ste aanklopte, maar voor de zekerheid verwees hij haar naar de radioloog. Een paar dagen later kreeg ze te horen dat ze borstkanker had. Pas toen ze haar moeder naast zich hoorde huilen, drong het echt tot haar door. „Holy shit, dacht ik.”
De tumor bleek hormoongevoelig. „Al mijn vrouwelijke hormonen moesten worden platgelegd. Dat betekende dat ik vroegtijdig in de overgang kwam.” Ze kreeg de vraag of ze eitjes wilde laten invriezen. „Opeens werd ik gedwongen ergens over na te denken waar ik nog helemaal niet mee bezig was.” Dat gold ook voor haar vriend, met wie ze een paar jaar samen was. Wilden ze alleen de eitjes invriezen of die al bevruchten en de embryo’s invriezen? En wat moest er gebeuren na overlijden, worden de eitjes dan vernietigd, mag de partner die hebben, worden ze gedoneerd? „Dat waren hele rare, heftige beslissingen.” Die snel genomen moesten worden: de behandeling moest beginnen.
Asscheman is geadopteerd uit China. „De artsen vroegen vaak of bepaalde dingen voorkomen in de familie. Opeens werd ik ermee geconfronteerd dat ik eigenlijk helemaal niet weet waar ik vandaan kom.” Ook merkte ze dat de medische kennis over mensen met een Aziatische afkomst beperkt was. „Ik wilde een cold cap, dat gaat haaruitval tegen, en vroeg aan de dokter of dat ook werkt bij Aziatische vrouwen. Hij had geen idee. ‘Bij Afrikaanse vrouwen schijnt het minder goed te werken’, zei hij. Wat moest ik met die informatie?”
Asscheman toont het litteken van de tumoroperatie.
Foto Jagoda Lasota
Bij een reconstructie na borstamputatie wordt doorgaans weefsel van de buik of heupen gebruikt – maar Aziatische vrouwen zijn gemiddeld smaller. „De chirurg zei al snel: daar valt niets te halen. Toen ben ik zelf online onderzoek gaan doen – gelukkig wist ik hoe dat moest dankzij mijn geneeskundestudie – en kwam erachter dat ze in Azië weefsel van het buikvetschort gebruiken.” Uiteindelijk hoefde haar borst niet geamputeerd te worden.
Asscheman zat in haar derde studiejaar toen ze de diagnose kreeg. „Ziek zijn is een voltijdbaan”, zegt ze: afspraken, gesprekken, beslissingen, behandelingen. Toch zette ze haar studie voort, met één jaar vertraging. „Ik studeer straks af met veel studiegenoten die tegelijk begonnen, maar zij hebben een tussenjaar genomen. Ik grap altijd: dit was mijn tussenjaar. Zo grappig is dat eigenlijk niet. Ik was ook liever op reis gegaan.”
Ze woonde een periode bij haar ouders in IJsselstein, in plaats van in haar studentenhuis in Utrecht. „Het was heel fijn hoe zij voor mij zorgden, maar het is niet de rol waar je op die leeftijd weer in wil zitten.” Verdriet hield ze soms binnen, „want ik wilde mijn ouders behoeden voor nóg meer verdriet”. Sinds april 2022 is ze ‘schoon’.
Ummahan Özmen Gargili (36) ‘Mijn leven is nog maar net begonnen’
Ummahan Özmen Gargili (36) werd tien jaar geleden gediagnosticeerd met borstkanker. Sindsdien leeft ze „af en aan met kanker”.
‘Ja, ik ben ziek. En ja, ik loop met mijn kind de avondvierdaagse. Ik word steeds beter en dan weer ziek. Intussen probeer ik er maar het meeste uit te halen.” En dat kán, zegt ze, want „ziek zijn betekent gelukkig niet altijd je ziek voelen”.
Özmen Gargili kreeg de diagnose borstkanker op haar 26ste. Ze had last van haar nek, toen dat maar niet wegging raadde de fysiotherapeut een MRI-scan aan. Haar zoontje was destijds twee maanden oud, haar dochter twee jaar. „Ik mocht mijn zoon geen borstvoeding meer geven en mijn dochter niet meer optillen.” Haar moeder nam de meeste zorg over.
Een halfjaar later was de behandeling voorbij en hervatte ze haar werk als verpleegkundige in een verpleeghuis. „Toen werd ik opeens heel hees. Zat er blijkbaar een tumor op m’n slokdarm. Ik dacht: hallo, het ging toch goed?” Er was geen verband met de eerdere tumor, volgens de artsen. „Een stuk van m’n slokdarm werd weggehaald, toen kon ik een tijd niet praten. Dat was heel frustrerend, mijn zoontje begon juist net met praten.” Haar dochter ging in die tijd wat vaker naar de peuterspeelzaal. „Daar kon ze wel de volledige aandacht krijgen. Dat wil je als ouder natuurlijk zelf aan je kind kunnen geven.”
Ook van de slokdarmkanker herstelde ze. „Vier jaar lang ging het goed. Toen werd ik opeens heel moe. Ik had net mijn moeder verloren, dus ik dacht dat het rouw was.” Het was een hersentumor. Dit keer duurde het herstelproces na een zware operatie langer. „Ik moest alles opnieuw leren: lopen, douchen, praten.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Aan de operatie om haar hersentumor te verwijderen hield Özmen Gargili een litteken over.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid” readability=”1″><img alt data-description="Aan de operatie om haar hersentumor te verwijderen hield Özmen Gargili een litteken over.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150234/data134476497-4ae063.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/_EQXPMJt1U54lt1o_mfurJY2csA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150234/data134476497-4ae063.jpg 1920w”>
Aan de operatie om haar hersentumor te verwijderen hield Özmen Gargili een litteken over.
Foto’s Jagoda Lasota
„Ondertussen groeiden mijn kindjes op. Ik vond ze te jong om te weten wat er aan de hand was. Ik wilde niet dat ze dachten: mama gaat dood. Natuurlijk kregen ze wel mee dat mama vaak naar de dokter moest, maar ze wisten niet waarom.”
Toen er voor de vierde keer kanker werd geconstateerd, dit keer in de baarmoeder en uitgezaaid naar de buik, hebben zij en haar man het de kinderen toch verteld. „Inmiddels waren ze elf en dertien. We krijgen een broertje of zusje, dachten ze toen we hen bij ons riepen. In plaats daarvan legde ik uit dat er beestjes in mijn buik zaten die alles opvraten.”
Die vierde diagnose viel haar het zwaarst, vertelt Özmen Gargili. „Ik dacht: houdt dit ook een keer op? Sommige mensen hebben pech in de liefde, ik heb pech met mijn gezondheid, zei een arts.” Een reeks bestralingen, operaties en chemokuren volgde.
Daarna ging het weer twee jaar goed, „tot ik er afgelopen maart achter kwam dat er kanker op m’n lever zit”. Ze zit in de vierde van zes nieuwe chemokuren.
Haar werk kan ze al een tijd niet meer doen. „Dat vind ik vreselijk. Je nuttig voelen, sociale contacten, ik mis het ontzettend. Ik heb wel de hoop uiteindelijk weer te beginnen, maar de artsen zien het somber in. Mijn lichaam zit vol littekenweefsel, dat kan opengaan als ik cliënten fysiek verzorg.”
Ze haalt steun uit de „nuchtere houding” van haar kinderen: die hebben haar telkens beter zien worden. „Daar gaan zij van uit, dus daar ga ik van uit.” In september is de volgende scan. „Als die er goed uitziet, ga ik met mijn gezin op vakantie naar Ibiza. Ik ben 36. Mijn leven is nog maar net begonnen.”
Sarah Stam (36) ‘Ik zou het heel leuk vinden om nog een keer verliefd te worden’
Sarah Stam (36) is al bijna vijf jaar ongeneeslijk ziek en krijgt behandelingen gericht op verbetering van de kwaliteit van leven (‘palliatief’).
‘In werkoverleg gaat het soms over een evaluatie over anderhalf jaar. Dan ben ik waarschijnlijk dood, denk ik dan.”
Sarah Stam werkt als artiestenmanager in de muziekindustrie. Die baan wilde ze na haar kankerdiagnose niet opgeven, dus zit ze elke maandag tijdens de immuuntherapie in het ziekenhuis met haar laptop op schoot. „Ik ben er door mijn diagnose achter gekomen hoe leuk ik mijn leven vind. Je hoort weleens dat mensen na de diagnose alles omgooien – ik besefte juist dat ik precies deed wat ik wilde doen.”
Ze was net dertig toen ze opeens een bolle buik kreeg. „Ik was altijd slank geweest en dacht: is dit wat het betekent om dertig te zijn?” Omdat haar buik steeds boller werd, ging ze toch maar naar de dokter. Het bleek uitgezaaide eierstokkanker. „Het zat in mijn hele buik.”
Veel chemokuren en operaties later bleek: dit gaat nooit meer weg. Op een moment dat het heel slecht ging, stond ze voor de keus: opereren met het risico op de operatietafel te sterven, wetende dat áls ze het zou overleven de operatie hoogstens levensverlengend zou zijn, of zonder operatie naar huis om daar te sterven, wetende dat dat niet lang meer zou duren. „Kies maar, zeiden de artsen. I don’t fucking know, dacht ik.”
Als dertiger vond ze maar weinig ervaringsverhalen waar ze zich in kon herkennen, dus ging ze zelf op zoek naar lotgenoten en maakte het fotoboek K*tkanker, waarin vijftig vrouwen van diverse leeftijd, afkomst en achtergrond hun verhaal delen. „Deze ziekte kan heel eenzaam zijn, vooral op jonge leeftijd: over het algemeen zijn je leeftijdgenoten gewoon gezonder. We zijn in de minderheid, maar we zijn niet alleen, wilde ik laten zien.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Sarah Stam toont een grafiek van de tumormarkers in haar bloed.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid” readability=”1″><img alt data-description="Sarah Stam toont een grafiek van de tumormarkers in haar bloed.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-8.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150241/data134476632-6f15b8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-27.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-25.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-26.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-27.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-28.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/uEj3lvjXHOigCi5hrGMLZkGL0UE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150241/data134476632-6f15b8.jpg 1920w”>
Sarah Stam toont een grafiek van de tumormarkers in haar bloed.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Het litteken dat Stam overhield aan een van haar operaties.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid” readability=”1″><img alt data-description="Het litteken dat Stam overhield aan een van haar operaties.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-9.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150246/data134476620-0b66ff.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-31.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-29.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-30.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-31.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/07/ik-dacht-kanker-daar-ben-ik-veel-te-jong-voor-32.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/nTzB4zmz72skyPKkuoF5RGGcYRA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/07/04150246/data134476620-0b66ff.jpg 1920w”>
Het litteken dat Stam overhield aan een van haar operaties.
Foto’s Jagoda Lasota
„Het is een gek idee dat ik een dodelijke vorm van kanker in mijn lichaam heb, want ik voel er meestal weinig van”, zegt Stam. „Ik heb meer klachten van de behandelingen dan van de kanker zelf. Dat maakt het soms heel abstract. Kijk naar Freek van Suzan & Freek: die stond een heel weekend in de Ziggo Dome en blijkt opeens ongeneeslijk ziek.”
„Mijn grootste verdriet is voor mijn ouders. Die hadden lang de hoop dat ik misschien de uitzondering zou zijn. Soms denk ik: misschien is het voor hen beter als ik er niet meer ben en het allemaal klaar is. Maar dan is het natuurlijk helemaal niet klaar voor hen, want dan hebben ze een kind verloren. Zij kunnen alleen maar verliezen.”
Als je kanker in de palliatieve fase hebt, zit je in een soort ‘schaakmat’, zegt Stam. „Ik ben stabiel, maar ik ga ook vroegtijdig dood.” Als dertiger heb je grote dromen en denk je in lange lijnen, „maar die zijn er dan opeens niet meer”. „Ik ben de afgelopen jaren heel erg bezig geweest met leven in het moment. Achteraf blijkt dat ik toch een paar jaar had. Wat waren mijn dromen ook alweer? Toen heb ik een nieuwe keuken besteld – ook al zou ik er misschien nooit in gaan koken.”
Ze plande een trip naar Oostenrijk om een berg te beklimmen – „alpinisme was zo’n vergeten droom” – waar ze zes maanden voor moest trainen. Inmiddels is de keuken geïnstalleerd en de berg beklommen.
Ze is op den duur ook weer gaan daten. „Is er perspectief op een relatie? Niet echt, natuurlijk. En voor veel mensen van mijn leeftijd is dat toch wel een beetje de holy grail. Als je weet dat je doodgaat aan kanker, verlies je je onbevangenheid. Ik zou het heel leuk vinden om nog een keer verliefd te worden, maar ik weet niet of dat zonder die onbevangenheid kan.”
„Al vijf jaar lang denk ik: dit is waarschijnlijk mijn laatste verjaardag. Ik heb het elke keer ook met dat idee gevierd. Dit jaar heb ik besloten dat niet te doen: mijn laatste heb ik gehad – ook al komen er nog meer.”