„Hij heeft een onuitwisbare indruk gemaakt op hoe we denken over onze onafhankelijkheid, sociale rechtvaardigheid en het gebruik en misbruik van politieke en economische macht”, reageerde president William Ruto op de dood van wat vermoedelijk de meest indrukwekkende Oost-Afrikaanse schrijver is. Ngugi wa Thiong’o, woensdag op 87-jarige leeftijd overleden in de VS, maakte vele malen kans op de Nobelprijs voor de Literatuur. Zijn toon was vaak satirisch en hij bespotte de clowneske en corrupte praktijken van regeringsleiders.
De toenmalige president Daniel arap Moi las in 1986 een boek over een zekere Matigari. Hierin wordt verteld dat deze Matigari uit de bergen terugkeert en de verkwanselde idealen van de onafhankelijkheidsstrijd hekelt. Moi herkende er zijn eigen beleid in en gaf onmiddellijk het bevel Matigari te arresteren. Maar wat bleek? De man was een personage in een gelijknamige roman van Ngugi. De president nam zijn verlies en trok het bevel in, maar hij liet wel alle exemplaren uit de handel halen.
Schrijven op wc-papier in de cel
Het is een van de vele verhalen die het leven en werk typeren van de roman- en toneelschrijver, essayist en activist Ngugi wa Thiong’o wiens leven en werk in het teken stond van de antikoloniale agitatie en strijd om waardigheid.
Kenia’s bekendste schrijver werd in 1938 op het platteland geboren als een van de 28 kinderen die zijn vader had gekregen bij zijn vier vrouwen, en tevens het enige kind dat naar school mocht. Thuis en op de lagere school spraken ze de taal van de Kikuyu, totdat in 1952 de Britse kolonisator alle scholen sloot waar geen Engels werd gesproken. Wie verder wilde leren, moest dat voortaan op een Engelstalige school doen – wie met een klasgenootje toch Gikuyu sprak, kreeg een bord om de nek met de woorden ‘I’m stupid’ of ‘I’m a donkey’.
Het idee dat de geest wordt gekoloniseerd door een taal en cultuur op te dringen vat post bij de jonge Ngugi. Een besef dat sterker wordt wanneer hij van 1952 tot 1962 opgroeit ten tijde van de onafhankelijkheidsoorlog. Wanneer Ngugi in 1963 debuteert met het toneelstuk The Black Hermit gebeurt dat nog in het Engels. Hij gaat dan nog door het leven als James Ngugi, de naam die hem op school was toebedeeld. Eind jaren zestig zal hij daar korte metten mee maken en door het leven gaan als Ngugi wa Thiong’o.
In 1977 verschijnt van zijn hand Ngaahika Ndeenda (of I Will Mary When I Want), een toneelstuk over het post-koloniale tijdperk. Het leidt tot zijn arrestatie en de vernietiging van zijn theater door de politie. Op Oudjaarsdag van dat jaar belandt hij in een zwaarbewaakte gevangenis, cel 16, waar hij begint aan zijn roman Caitaani Mutharabaini (of Devil on the Cross). Bij gebrek aan schrijfpapier gebruikt hij het wc-papier in de cel.
Beste boek in ballingschap
Wanneer Ngugi ter promotie van deze roman in 1982 in Engeland is, krijgt hij de tip niet terug te keren naar Kenia, omdat hij bij aankomst direct weer gearresteerd zal worden. Het is het begin van een ballingschap, waarbij hij in 1989 Engeland verruilt voor de Verenigde Staten.
Ngugi beschrijft de problemen die horen bij het opleggen van een taal bij een cultuur die daar niet geschikt voor is in zijn essay Decolonising the Mind (1986). Hoewel hij inmiddels een bekende schrijver was, moest zijn beste roman nog verschijnen. Het is 2004 wanneer hij Murogi wa Kagogo (of Wizard of the Crow) voltooit, geschreven in het Gikuyu. Niet alleen Moi, maar vele dictators staan in dit satirische boek model voor de leider in het fictieve land ‘Free Republic of Aburiria’. De leider van het land (Ruler wordt hij genoemd) is al langer aan de macht dan ieder ander zich kan herinneren. Deze Heerser bepaalt alles, tot en met het verloop van tijd: ‘People make History, the Ruler makes His Story’. Om de leider te plezieren wordt besloten een ‘Marching to Heaven’ te beginnen.
Het was in dit boek dat hij voor het eerst afstand deed van het sociaal-realisme. In een interview met The Guardian legde hij uit dat het onderwerp van deze roman het simpelweg onmogelijk maakte om realistisch te schrijven: „Hoe maak je een satire van iemand als Moi, die van zijn ministers vraagt dat ze papegaaien zijn?”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132973943-82fa37.jpg|https://images.nrc.nl/U1AhsFW3erQa-qCmiTXxenHCZ5U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132973943-82fa37.jpg|https://images.nrc.nl/LnNFzy22QjsgZwQk9RhJbHRAQ38=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132973943-82fa37.jpg)
Foto Alejandro Garcia/EPA
