Keltische machthebbers waren vaak verwanten van elkaar

‘Keltische’ machthebbers uit de vroege Europese IJzertijd waren soms nauw met elkaar verwant. Dat blijkt onder meer uit dna-analyses van twee skeletten uit twee naburige rijke grafheuvels in Zuid-Duitsland, van rond 500 voor Christus. De voor die tijd uitzonderlijk lange mannen waren naaste verwanten, schrijven archeologen en genetici deze week in Nature Human Behaviour.

Ze denken dat het gaat om een oom en de zoon van diens zus. De oom (1,82 meter lang) was ca. 530 v.Chr. begraven in een grafheuvel met een doorsnede van 60 meter, liggend op een grote geheel bronzen sofa, met gouden gepunte schoenen aan, en omringd door onder meer een dolk, pijlen, negen met goud beklede drinkhoorns, een houten wagen en een gouden kom in een grote bronzen ketel van ca. 500 liter, die indertijd voor tweederde gevuld moet zijn geweest met mede, een alcoholische honingdrank. Zijn neef (1,79 meter lang) lag met evenveel grafgiften in een heuvel van 40 meter.

Tot nu toe was het een open vraag of de rijke bovenlaag in deze tijd bestond uit érfelijke elite. Al sinds de Bronstijd (vanaf ca. 2000 v.Chr.) ontstonden er grotere sociale verschillen in Europa. Maar of de ‘koningen’ die in de vroege IJzertijd (1000 tot 500 v.Chr.) in deze typerende grote en rijke grafheuvels werden begraven, hun macht te danken hadden aan eigen prestige, als een soort ‘dorpsoudsten’, of dat ze ten minste een deel van hun macht dankten aan familiebanden (dynastieën), was moeilijk vast te stellen.

Elitebegraafplaatsen

In totaal bekeken de onderzoekers uit Stuttgart en Leipzig botten uit 31 graven in totaal zeven elitebegraafplaatsen in Zuid-Duitsland, allemaal uit de Hallstatt-cultuur. De Hallstatt-periode wordt vaak beschouwd als een voorloper van de latere meer typisch Keltische La Tène-cultuur die tot in de Romeinse tijd heeft bestaan. In Europa ten noorden van de Alpen bestonden toen geen steden, zoals in het Middellandse Zeegebied. In de Hallstatt-periode waren er wel kleine ‘vorstendommen’ met leiders in rijke graven.

De onderzoekers vonden meer aanwijzingen voor verwantschappen tussen ‘vorsten’, opmerkelijk genoeg vaak via een vrouwelijke lijn. Een vrouw in een heel rijk graf bij een grafheuvel van ca. 600 v.Chr. blijkt verwant te zijn met een man in een graf honderd kilometer verderop en honderd jaar later, vermoedelijk gaat het om een overgrootmoeder en een achterkleinzoon.

Zeker het eerste geval, van de oom en de neef, opent de mogelijkheid dat vrouwelijke overerving in de IJzertijd belangrijker was dat dan tot nu toe werd gedacht voor deze waarschijnlijk patriarchiaal ingerichte samenlevingen. In Romeinse bronnen worden vergelijkbare constructies beschreven voor de latere La Tène-Kelten, dat overerving via de zus van de koning gaat (‘avuncularisme’), ook uit het oude Rome zelf en Etrurië zijn deze constructies bekend. In een eerder onderzoek van Sloveense elite-graven uit dezelfde tijd werd ook al geen dominantie van mannelijke familielijnen gevonden.


Lees ook
Vrouw in bronstijdgraf had leidende positie in cultuur

Een vrouw, rechts met nog net zichtbaar met zilveren diadeem,  en haar man waren 3700 jaar geleden over elkaar liggend begraven in een grote pot onder een paleis in het Spaanse La Almoloya.