‘Kan ik zoveel verdriet in huis wel aan?’, vraagt Sevim uit het Turkse aardbevingsgebied

Interview

Betrokkenen vertellen over de gevolgen van de aardbeving in Turkije en Syrië. Vandaag: Sevim Aktaran, geboren in Doetin-chem, wonend in het Turkse Mersin.

Huis van de schoonmoeder van Sevim Aktaran.
Huis van de schoonmoeder van Sevim Aktaran.

‘Soms lijkt het alsof de aardbeving gisteren was. En dan lijkt het weer alsof de ellende al maanden duurt. Het is nu een maand geleden. We hebben veel mensen in ons huis in Mersin opgevangen uit de zwaargetroffen provincie Hatay, waar mijn familie en die van mijn man vandaan komen.

„Nu is alleen mijn schoonmoeder hier, maar het was een komen en gaan van mensen. Tantes en andere familie, zoals de broer van mijn man en mijn schoonzusje. Ze hadden dagenlang gebivakkeerd bij het ingestorte gebouw waar haar moeder onder lag. De moeder is na tien dagen dood gevonden. Ze hadden tot het einde toe hoop gehouden, al weet je na een week dat het eigenlijk niet meer realistisch is.

„Ik zag er eerlijk gezegd tegenop dat ze zouden komen. Vooral mijn schoonzusje was enorm aangeslagen en ik dacht: kan ik zoveel verdriet in huis wel aan? Het viel mee. Ze hadden veel gehuild op de dagen dat ze aan het wachten waren. Ik vond ze krachtig, zij en haar broer hadden het lot aanvaard. Ze waren er beter aan toe dan hun vader. Die zat hier wezenloos voor zich uit te staren – hij was zijn vrouw kwijt. Een dag eerder waren de overleden tante en oom van mijn man gevonden. Ze lagen onder het puin nog in bed.

„De moeder van mijn man heeft de aardbeving overleefd, een wonder. Ze woonde op de derde verdieping. Haar appartement was twee etages naar beneden gezakt. Voorlopig is ze hier. Ze had een schitterend huis, vol antiek en bijzondere voorwerpen van de vele reizen die ze maakte. Ze vond het leuk om die mooi uit te stallen, als in een museum. Alles is kapot en weg. En wat zegt ze? ‘Ik ben dankbaar dat ik nog leef’.”


De eerste dagen waren mensen in shock. „Ze aten niet en sliepen niet. Een flink deel van de mensen is nu weer in staat om te denken: hoe nu verder? Zelfs met al het verlies en verdriet is er het besef: we moeten door. Maar dat geldt niet voor iedereen. Sommigen zijn té getraumatiseerd.

„Voor mensen die de aardbeving niet zelf meemaakten, is het soms lastiger. Mijn vader is als gastarbeider naar Doetinchem gekomen. Hij heeft altijd hard gewerkt en gespaard. Met dat geld kochten mijn ouders een stuk grond in Hatay. Tien jaar geleden heeft hij er een appartementengebouw laten bouwen, met deels appartementjes voor zijn kinderen. Voor ons dus. Zodat wij konden gaan wanneer we wilden en er altijd plek was. Beretrots was hij erop. Het gebouw staat nog overeind, maar moet gesloopt worden. Hij is enorm aangeslagen. Hij vindt het lastig zich erbij neer te leggen. Hoe kán dat nou? Een grote troost is dat iedereen het in dat gebouw overleefd heeft.

„De mensen spreken veel over de machteloosheid die ze voelden in de eerste week. Hulp kwam langzaam op gang, ook doordat Hatay maar over één weg te bereiken is, die deels verwoest was. Het getroffen gebied is ontzettend groot, twee keer Nederland. Veertien miljoen mensen zijn getroffen. Mensen die onder het puin lagen, waren niet te bereiken. Mijn man, die meteen naar het gebied reisde, heeft het daar nog moeilijk mee. Bij ons in de familie staat het dodental op meer dan zestig mensen. Het is allemaal even hartverscheurend.

„Intussen is er ook op afgelegen plekken voldoende water, voedsel, en kleding. De overheid heeft geld toegezegd. Iedereen die getroffen is, krijgt een soort startkapitaaltje om het leven weer op te starten. We proberen zo min mogelijk stil te staan bij alle ellende en te helpen waar we kunnen. We hebben veel donaties gekregen, ook uit Nederland, waarmee we dat kunnen doen. Het helpt me ook bij het verwerken, merk ik. Je kunt in ieder geval íets doen.

„Ik ben zelf weer aan het werk, voor een Nederlands bedrijf dat zzp’ers en opdrachtgevers koppelt. Ik kreeg veel steun en begrip, ik hoefde pas weer aan het werk als ik er klaar voor was. Maar ik vind de afleiding prettig.

„Onze zoontjes zijn weer naar school. Het leek me belangrijk dat ze in een ritme blijven. Bovendien kwamen hier veel mensen over de vloer die huilden en vertelden wat ze hadden gezien. Dat is niet goed voor kinderen. Ze weten heel goed wat er is gebeurd, we praten erover met ze. Maar ze zijn vijf en zeven. Dan hoef je niet de hele tijd te horen: Die is dood. En die ook. En die ook.”