‘Kabinet moet snel met plan komen voor uitstootreductie woningbouw’

De politiek moet serieus werk maken van een ‘routekaart’ voor de bouwsector, in aanloop naar strengere Europese richtlijnen voor CO2-uitstoot in de woningbouw per 2030. Dat adviseert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) aan het demissionaire kabinet. Die routekaart moet er vanaf 2027 zijn, zo is in de EU afgesproken.

De aanbeveling is deze donderdag overhandigd aan het demissionaire kabinet. Schiet de sturing door de overheid tekort, dan voorziet de raad een bouwcrisis die doet denken aan de huidige stikstofcrisis. Dan zou de woningbouw goeddeels stil kunnen vallen.

De routekaart moet bouwers en ontwikkelaars duidelijkheid verschaffen over stappen om tussen 2030 en 2050 alle gebouwen in Nederland en de bouw ervan uitstootvrij te maken. Volgens de Rli heeft de bouwsector baat bij een doordacht plan, om straks voldoende voorbereid te zijn op de strengere CO2-richtlijn. Anders kunnen bouwbedrijven direct bij invoering van de nieuwe duurzaamheidsnormen in de problemen komen.

Demissionair minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) laat weten dat er nog voor het zomerreces een Kamerbrief komt, waarin de voortgang van de routekaart aan bod komt.

Niet duurder of langzamer

In lijn met Europese afspraken heeft het kabinet zich gecommitteerd aan het uitstootvrij maken van alle gebouwen in 2050. De bouwsector is nu – vooral door productie en gebruik van materialen als beton of baksteen – goed voor zo’n 11 procent van de Nederlandse CO2-uitstoot. Dit kan volgens de Rli fors omlaag als de sector op grote schaal materiaal hergebruikt, met minder materialen en installaties bouwt, en meer met duurzame varianten van onder meer beton gaat werken. Daarnaast moeten ‘biobased’ bouwmaterialen, zoals hout, olifantsgras, vlas en hennep, op grotere schaal worden toegepast in de bouw.

Dat een omslag naar duurzame bouwmaterialen vooralsnog uitblijft, komt volgens de raad doordat een landelijke norm ontbreekt voor duurzaam materiaalgebruik in de bouw. Daardoor stelt een groot deel van de sector zich afwachtend op, en houdt vast aan conventionele bouwmaterialen. Gemeenten die meer duurzaamheid voorstaan, formuleren daarom eigen regels – waardoor die per gemeente verschillen. Dit maakt het voor de bouw ook weer lastiger.


Lees ook

Olifantsgras in plaats van kalveren, kunnen boeren en bouwers elkaar hiermee helpen?

De drie hectare olifantsgras bij de Twentse kalverhouderij van Jan en Ria Ensink.

De Rli ziet genoeg mogelijkheden om duurzaam te bouwen, én misverstanden. Zo is volgens de raad de veelgehoorde aanname onjuist dat duurzame materialen woningbouw per definitie duurder maken of vertragen. Bij woningen tot vier verdiepingen is fabrieksmatige bouw duurzamer, goedkoper en sneller dan conventionele bouw, aldus de Rli.

Nederland heeft een relatief goede positie om de overstap naar duurzamere bouwmaterialen te maken. Volgens de raad is een groot deel van de bouw daartoe best bereid. „We zien 20 procent als koplopers die het initiatief nemen, 60 procent is volger, 20 procent is achterblijver”, schetst Karin Sluis, die de Rli-commissie leidde die het advies schreef.

Over aanscherping van duurzaamheidsnormen voor bouwmaterialen wordt in de bouw- en vastgoedwereld scherp gediscussieerd. Met name grote bedrijven en jonge bedrijven zouden graag zien dat de MPG, de complexe Nederlandse norm voor de milieuprestatie van gebouwen, nu al plaatsmaakt voor de Europese regels. Aanscherping van die norm hield het kabinet echter af, tot frustratie van voorvechters van duurzaam bouwen.

Heffingen en normeren

De Rli adviseert demissionair minister Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) om, gekoppeld aan de routekaart, een heffing te leggen op bouwmaterialen waarvoor duurzamer alternatieven zijn. Door die heffing geleidelijk te verhogen, moet de bouwsector worden gestimuleerd om duurzamer te bouwen. De heffingen zouden al moeten gelden voor de aanvrager van de omgevingsvergunning – in de regel een projectontwikkelaar.

Om duurzame alternatieven voor conventioneel beton en staal gemeengoed te laten worden, moet de overheid die nieuwe materialen volgens de Rli sneller en transparanter laten goedkeuren en certificeren. Lobbypartijen en gevestigde belangen in de bouwmaterialenindustrie veroorzaken nu nog te vaak vertraging.

Hoewel 1 januari 2027 – de datum waarop ‘Brussel’ de routekaart wil zien – nog ver weg lijkt, is er volgens Rli-voorzitter Jan Jacob van Dijk geen tijd te verliezen. „Het kabinet moet hard aan het werk om ervoor te zorgen dat de routekaart eind volgende zomer klaarligt. Onze oproep: steek geen energie in zoeken naar geitenpaadjes, regel dit op tijd.”