N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het kabinet blijft bij het voornemen om de exploitatie van de belangrijkste intercity’s en stoptreinen ook in de toekomst te gunnen aan de Nederlandse Spoorwegen. Dat zei staatssecretaris Vivianne Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat, CDA) dinsdagavond in de Tweede Kamer tijdens een debat over het spoor.
Nederland riskeert zo doelbewust een harde botsing met de Europese Commissie. Die heeft al gedreigd met een juridische procedure en kan Nederland en NS uiteindelijk financiële sancties opleggen.
Volgens de Commissie moet Nederland meer marktwerking toestaan op het hoofdrailnet, de belangrijkste en lucratiefste spoorlijnen waarop meer dan 90 procent van het aantal passagierskilometers wordt afgelegd. Eerst onderzoeken of commerciële vervoerders verbindingen willen verzorgen, daarna pas aanbesteden. Dat is al jaren de afspraak binnen Europa.
Concurrenten van NS, waaronder Arriva en Qbuzz, voerden meerdere rechtszaken om meer treinverbindingen te mogen verzorgen in Nederland. Hun brancheorganisatie, de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland, heeft vorige week een kort geding aangekondigd tegen de onderhandse gunning van het hoofdrailnet aan NS.
Lees ook: NS-concurrenten beginnen bodemprocedure voor open aanbesteding hoofdrailnet
Liberalisering van het spoor
Meer liberalisering van het spoor zou de service aan treinreizigers moeten verbeteren, is de gedachte van de Europese Commissie. De NS ligt onder vuur vanwege de slechte prestaties van de laatste maanden. Personeelstekort en een hoog ziekteverzuim leiden tot uitval van treinen en de afschaling van de dienstregeling.
De concessie van het hoofdrailnet is een miljardencontract dat loopt van 2025 tot 2034. Onderhands gunnen aan één vervoerder is volgens de Europese Commissie in strijd met de Europese regels. De Commissie kan een ‘inbreukprocedure’ starten tegen een EU-land dat de Europese wetgeving niet naar behoren toepast.
Nederland is volgens staatsecretaris Heijnen het eerste land dat zich in dit dossier een inbreukprocedure op de hals haalt. België overweegt de exploitatie van de belangrijkste treinverbindingen ook onderhands te gunnen – inclusief het beheer van de infrastructuur wat in Nederland is ondergebracht bij ProRail.
Staatssecretaris Heijnen overweegt wel een zogeheten marktanalyse te laten uitvoeren naar het spoor in Nederland. Die analyse moet duidelijk maken welke treinverbindingen op zichzelf rendabel zijn en niet in een concessie hoeven. Concessies zijn alleen van toepassing op niet-rendabele lijnen die subsidie behoeven. De VVD – en mogelijk ook het CDA – zijn voor zo’n markttoets; de rest van de Kamer lijkt tegen.
Europees Commissaris Adina Valean (Transport) stelde rond de zomer in een zeer kritische brief aan het Nederlandse kabinet dat zo’n marktanalyse is vereist als een spoorcontract opnieuw wordt gesloten. Valean noemde de omvang van het hoofdrailnet ook te groot. De uitkomst van een marktanalyse kan consequenties hebben op de huidige voornemens van de staatssecretaris. Zo’n toets kan leiden tot een verkleining van het hoofdrailnet, het aanbesteden van meer (regionale) spoorverbindingen en mogelijk ook een kleiner NS.
Heijnen zei in de Kamer dat de landsadvocaat eerder had aangegeven dat zo’n marktanalyse niet noodzakelijk was. Maar die heeft zijn mening inmiddels gewijzigd; als Nederland toch een marktanalyse uitvoert hoopt het kabinet de Commissie gunstig te stemmen en een inbreukprocedure af te wenden.
Internationale treinen
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft wel de internationale treinen naar Parijs, Londen en Frankfurt uit het hoofdrailnet gehaald. Die ook economisch interessante verbindingen – die NS nu samen met vier internationale partners verzorgt – zouden dan kunnen worden aanbesteed vanaf 2025. Nu zijn de Belgische spoormaatschappij NMBS, Deutsche Bahn, Eurostar en Thalys nog verplicht om op Nederlands grondgebied samen te werken met NS.
De Tweede Kamer behandelde ook de eisen die het ministerie van Infrastructuur zou moeten stellen aan NS – of andere partijen die de belangrijkste intercity’s en spoortreinen vanaf 2025 gaan rijden.
Rover en andere reizigersorganisaties vinden dat het ministerie meer te zeggen moet krijgen over de prijzen van de treinkaartjes. Nu heeft de staatssecretaris slechts ‘tariefbevoegdheid’ over een klein aantal, weliswaar veel gebruikte, soorten kaartjes. Heijnen stelde in de Kamer echter dat haar ministerie daarvoor onvoldoende kennis in huis heeft. NS heeft de experts, aldus de staatssecretaris. De regionale overheden, die opdrachtgever zijn van openbaar vervoer in hun regio, bepalen wel de prijzen van trein- en buskaartjes.
Nu beslist NS bijvoorbeeld dat treinreizigers die overstappen van een andere vervoerder een dubbel opstaptarief moeten betalen. Wie overstapt van Arriva naar Qbuzz betaalt maar één keer een opstaptarief van 1 euro. Als je overstapt op NS betaal je nog een keer 1 euro. Op vragen van Kamerleden antwoordde Heijnen keer op keer dat zij heel lastig een einde kan maken aan dat dubbele opstaptarief. Wel zegde ze een onderzoek hierover toe.
Lees ook: Nederland botst hard met Europese Commissie over toekomst intercitynet