N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Journalistiek Al veertig jaar probeert Koert Lindijer zijn Nederlandse lezers door Afrikaanse ogen te laten kijken naar een onbevattelijk groot en gevarieerd continent.
Koert Lindijer heeft een nomadische ziel. ‘Als mijn voeten tot stilstand komen, gaat mijn geest haperen’, noteert hij over zichzelf in Een wolkenkrabber op de savanne, zijn boek over veertig jaar correspondentschap in Afrika. Stilgezeten heeft hij de afgelopen decennia zeker niet, daar zijn de vele reportages voor deze krant en voor NOS Radio het bewijs van, net als dit prachtige boek. Het is een geschiedenisles over sub-Sahara-Afrika maar ook een analyse van het veranderende Afrika sinds het einde van de formele kolonisering, en een waardevolle les in diepgravende kwaliteitsjournalistiek.
Lindijer kwam in 1973 voor het eerst in Afrika terecht. ‘Ik zag veel maar doorzag weinig, van de mensen begreep ik niet veel, hun achtergrond, hun dynamiek, hun verlangens …’, blikt hij zelfkritisch terug. Tien jaar na dat eerste bezoek kreeg hij de kans om zich te vestigen als correspondent in de Keniaanse hoofdstad Nairobi.
Van daaruit doet Lindijer verslag over een gebied dat haast te groot is om te bevatten, alsof een correspondent vanuit pakweg Berlijn verslag zou moeten uitbrengen over volledig West-Europa, met af en toe ook nog eens een uitstapje naar Oost-Europa of de Balkan erbij. Toch is dat precies wat Lindijer al die jaren doet, vliegend van de ene genocide naar het andere slagveld, rapporterend vanuit paleizen of rebellenbunkers, maar evengoed op bezoek bij boeren, veehouders, herders, vrouwen en kinderen, wat vaak leerrijker is dan het traditionele ‘harde’ nieuws.
Betrokken maar neutraal
Het is tijdens een ietwat saai congres van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, zo’n verplichte klus waar geen correspondent aan ontsnapt, dat Lindijer leert dat het geen zin heeft om zomaar feiten door te geven. Zijn lezers in het verre Europa hebben niet de kennis over de achtergronden die hij wel heeft. Dus leert hij kennis delen, nieuws in een duidelijke context plaatsen, betrokken, maar zonder zijn kritische blik te verliezen. Alleen zo kan hij het Nederlandse publiek Afrika op een andere manier laten zien.
Al vroeg in zijn correspondentschap was Lindijer zich namelijk bewust van een dubbele valstrik: al te nadrukkelijk een Afrikaan proberen te worden, of verslag uitbrengen met het superioriteitsgevoel van de alwetende westerling. Hij trapt in geen van beide, maar gaat geduldig op zoek naar het Afrikaanse perspectief. Hij sluit daarbij geenszins de ogen voor de vele tekortkomingen op het continent: corruptie, autoritaire en spilzieke leiders, stammentwisten.
Lindijers ooggetuigenissen over de wreedheden in Congo, maar ook in buurlanden als Rwanda, Burundi of Oeganda, of zijn verslagen van de burgerconflicten in Ethiopië, grijpen vaak naar de keel. Net omdat hij ze zonder franje vertelt. Ze leren ons veel over de Afrikaanse problemen, maar tegelijk doen ze denken aan conflicten dichter bij huis. Uit de mond van een Rwandese tekent hij op: ‘We konden vroeger goed met onze buren opschieten, en toch hebben ze ons vermoord.’
Er valt ook veel leed en ellende te beschrijven in Afrika, maar Lindijer duidt uitstekend de wortels van de wreedheden. Niet alleen het kolonialisme, maar ook een diep onderling wantrouwen tussen verschillende etnische groepen werkt nog steeds door. Maar er is ook een ander Afrika, waar conflicten vroeger vaker pratend werden opgelost, stammenoverleg als een soort basisdemocratie. Kolonialen en hedendaagse politici hebben de neiging om met nepnieuws en andere valse praktijken de tribale verdeeldheid net aan te wakkeren en uit te buiten, en dat laatste is bij corrupte regeringen vaak letterlijk te nemen.
Zelfs in zijn eigen Kenia ontsnapt Lindijer uiteindelijk niet aan de verdeeldheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. Hij leert dat ‘de eenheid van het land’ slechts schone schijn is uitgerekend tijdens een feestje in zijn tuin, waarbij hij leden van verschillende groepen heeft uitgenodigd, hij is nu eenmaal ‘de witte man die van de Maasai en de Samburu houdt’. Maar het feest eindigt in een knokpartij en de politie moet tussenbeide komen. Het uit de hand gelopen feest is een van de schaarse momenten waarop Lindijer een klein inkijkje geeft in zijn privéleven, en dat is prima zo.
Iets uitvoeriger had hij mogen schrijven over hoe hij al die ellende verwerkte, als mens. Wellicht heeft hij in de loop der tijd een stevig afweermechanisme opgebouwd, hij noteert dat het schrijven, het rapporteren hem hielp om afstand te houden en alles te verwerken, ‘alsof mijn pen danste op het ritme van de ellende’. Soms schaamt hij zich voor zijn gevoelens, zoals tijdens de Ethiopische hongersnood, waar hij nerveus vaststelt dat hij, net als zijn collega’s, zin heeft om te neuken of te vechten. ‘De dood erotiseert de zinnen en erodeert de normen’, stelt hij vast, in een van de prachtige zinnen in dit boek die aantonen dat Lindijer ook een uitmuntend schrijver is.
Zijn pen werd al die jaren gelukkig niet alleen aangedreven door gruwel, maar ook door schoonheid. Lindijer heeft oog voor de natuur, de veranderingen in het landschap, de warmte en solidariteit onder mensen, de levenslust van vele Afrikanen. Niet als het cliché zoals het wordt voorgeschoteld aan westerse toeristen, maar vanuit een warme betrokkenheid met de mensen en het continent.
Met de vingers in de neus
Erg spannend is zijn beschrijving van een avontuurlijke kanotocht op de wild stromende Ubangi-rivier in Congo, inclusief tropische storm met tientallen bliksems. Maar als de rust is teruggekeerd werpen vissers hun netten weer in de dampende bruine stroom. Met zijn mooi opgebouwde verhalen die vaak enkele decennia overspannen, ook nog eens goed doorspekt met historische kennis, bewijst Lindijer nog iets anders: het nut van een langdurig correspondentschap, zeker in een moeilijke en gevarieerde regio. Moderne nieuwsmanagers mogen graag doen geloven dat het nieuws ook geleverd kan worden door persagentschappen, of dat correspondenten na enkele jaren uitgeblust raken en hun frisse kijk op de ontwikkelingen verliezen, maar Lindijer bewijst met de vingers in de neus hun ongelijk.
Hij beschrijft op inzichtelijke wijze en vanuit eerste hand de veranderingen die hij ziet en meemaakt. En de rebellenleiders waarmee hij ooit langs het front trok, blijken enkele decennia later nog altijd aanspreekbaar als regeringsleider. Journalistieke ogen zijn goed getrainde ogen, weet Lindijer, en ze zijn meer dan ooit nodig in deze wereld vol propaganda en nepnieuws.
Lees ook: Hoe koloniale beeldvorming Afrika in een wurggreep houdt