„Aangeslagen”, spreekt Lonie Querido op zaterdagavond in Utrecht bij de herdenking van de Kristallnacht van 9 november 1938. Dat was de nacht waarin nazi’s in heel Duitsland Joodse eigendommen vernielden en in brand staken, en ze Joden mishandelden en vermoorden. Querido, voormalig voorzitter van de Liberaal Joodse gemeente in Utrecht, legt een direct verband tussen de Kristallnacht en de gewelddadigheden van donderdagnacht in Amsterdam. Na afloop van voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv braken ongeregeldheden uit rond een groep supporters van de harde kern Maccabi Fanatics en Amsterdamse taxichauffeurs en joegen jongens op scooters bewust op Israëlische supporters – en iedereen die ze daarvoor aanzagen.
„Aangeslagen dat in 2024 een ongebreidelde verspreiding van antisemitisch gif door onze hoofdstad kon gaan”, zegt Querido. In Utrecht zijn zo’n honderd mensen op de herdenking bij het Joods Monument afgekomen. Moedig, vindt organisator Joop Spoor. „Opnieuw hebben we te maken met terreur, opnieuw zijn we naïef en denken we: het zal zo’n vaart niet lopen. Maar let op, de mentaliteit en de ideologie van toen zijn nog overal zichtbaar en voelbaar. Twee dagen geleden konden achthonderd man politie met paarden, honden, en drie pelotons ME de orde niet handhaven en zagen we hoe mensen om hun Jood-zijn werden gemolesteerd”, zegt Querido.
Als de toehoorders naar huis gaan, groeten sommigen de aanwezige politieagenten. „Dank u wel voor uw bescherming.” Een echtpaar houdt twee kinderen bij de hand en duwt er twee in een kinderwagen de straat uit. Ze komen uit Huizen. Hij is loodgieter, heet Baruch en gebaart zijn vrouw dat zij haar naam niet moet noemen, ook al wil ze het wel. Elke dag merken ze in hun eigen omgeving wel iets van de vijandigheid tegenover Joden, en dat komt volgens hen exclusief van islamitische medeburgers. Sommige buurtgenoten schelden met ‘kankerjoden’, anderen schilderen ‘Free Palestine’ op de schuur van deze familie en enkele, jarenlang toch vriendelijke buren durven alleen nog maar terug te zwaaien als ze in hun eentje zijn. „Als ze in een groepje mannen langs lopen, kijken ze strak voor zich uit. Groepsdruk”, zegt de vrouw.
Je zit met een groep in je land waarvan je niet weet of je daar Koningsdag mee kunt vieren
Maatschappelijk werk
Toen ze vrijdagochtend op haar telefoon keek, dirigeerde Margo Weerts „acuut” twee maatschappelijk werkers en twee opbouwwerkers die Hebreeuws spreken, naar Amstelveen, waar een safe place was ingericht voor Israëliërs die in Amsterdam waren voor de voetbalwedstrijd. Weerts is directeur van Joods Maatschappelijk Werk. Haar medewerkers hielpen de supporters naar Schiphol of elders te komen, via een netwerk van vrijwillige chauffeurs, omdat de Israëliërs de Amsterdamse taxi’s niet meer vertrouwden. Haar medewerkers zagen in Amstelveen onthutste en ontredderde mensen, twee broertjes van een jaar of zeventien met trillende onderlip. „Iedereen wilde maar één ding: naar huis.”
Weerts had ook de spreekuren van Joods Maatschappelijk Werk opgeschaald, in de verwachting dat ze vaker zouden worden gebeld door Nederlandse Joden met angst of zorgen. „Dat is niet gebeurd. Onze gewone clientèle heeft zich niet gemeld. Sterker nog, twee cliënten die vrijdag naar ons kantoor zouden komen voor een reguliere afspraak, zegden af.”
Buitenveldert
Aan een tafeltje bij delicatessenzaak David’s Corner, zondagmiddag in de Amsterdamse wijk Buitenveldert, staan twee mannen luid in het Hebreeuws te discussiëren, terwijl een van hen de voetbalverslagen van NOS Langs de Lijn op zijn radio beluistert. De woorden ‘Palestine’ en ‘Maccabi’ en ‘Ajax’ vallen. De oudste van hen zegt langs een piepklein peukje dat tussen zijn lippen steekt in gebroken Nederlands dat „de Israëliërs foutjes” hebben gemaakt. De supporters van Maccabi hebben een taxichauffeur geslagen en een Palestijnse vlag van een huis getrokken. „In groepen voelen ze zich altijd machtig.”
In Buitenveldert wonen veel Joodse Amsterdammers. Op het pleintje dat de Kastelenstraat hier vormt, staat Ton Vleeschhouwer. Zijn ouders hebben hier gewoond en hij komt nog vaak even kijken in de buurt. Op de vraag wat het geweld van donderdagnacht voor hem betekent, zegt hij resoluut: „Vertrekken.” Bedoelt hij emigreren? Naar Israël? Nee, niet naar Israël, hij heeft kinderen en kleinkinderen, daar wil je niet zijn. „Naar Portugal, Cascais bij Lissabon.” Hij is al zes keer wezen kijken. Als je een huis in Nederland verkoopt, kun je daar drie huizen voor terugkopen. Hij heeft ook al Joden uit Noorwegen gesproken die daarheen willen verhuizen.
„Als ik hier een keppeltje draag op het Mercatorplein, heb ik meteen een discussie”, zegt Vleeschhouwer. Staan de auto’s van zijn glazenwassersbedrijf in Amsterdam geparkeerd, dan worden ze bekrast „door dezelfde Marokkanen die ik een baan aanbied”.
Maar moslims zijn niet de reden dat „dit mijn land niet meer is”, zegt Vleeschhouwer, al vindt hij het onbegrijpelijk dat de moslimgemeenschap geweld van andere moslims niet massaal afkeurt: „Je zit met een groep in je land waarvan je niet weet of je daar Koningsdag mee kunt vieren.”
De belangrijkste reden vindt hij dat de overheid niet optreedt tegen overtredingen maar oeverloos in gesprek gaat en besluiteloos blijft. Vlak na de aanval van Hamas op Israël van 7 oktober 2023 stond hij in een demonstratie op de Dam. „Je wordt op z’n Amsterdams de kanker gescholden. En overal staan agenten toe te kijken. Tot eentje naar me toe komt en zegt: meneer, wilt u die Israëlische vlag misschien in uw tas stoppen.”
Zijn kleinkind Isaac is nu negen. „Moet elke generatie dit meemaken? Ik heb helemaal geen zin om het over dit soort dingen te hebben. Ik ben een Amsterdammer, ik wil het hebben over waarom de De Clerqstraat weer openligt.”