Er is wel iets van de hitte af”, zegt Margo Weerts. „Maar het is niet minder erg geworden”, zegt Esti Cohen. Weerts (61) en Cohen (61) zijn verbonden aan Joods Maatschappelijk Werk (JMW), een in 1946 opgerichte instelling met veertig medewerkers, „voor iedereen met een Joodse achtergrond en partners”. Weerts werd vier jaar geleden directeur, Cohen gaat binnenkort haar 27ste jaar in als maatschappelijk werker, de laatste jaren als meewerkend teamleider van de afdeling hulp- en dienstverlening.
Ze zitten aan dezelfde vergadertafel in hun kantoor in Amsterdam-Buitenveldert als een half jaar geleden, toen we hen voor het eerst spraken. Dat was in de hectiek na de rellen van 8 november, waarbij Israëlische supporters van Maccabi Tel Aviv werden opgejaagd en mishandeld na een wedstrijd in de Europa League. Toen ging een schokgolf door de Joodse gemeenschap in Nederland. Weerts en Cohen voelden zich overweldigd door de vele extra aanmeldingen voor hulp en bijstand. Normaal, zeiden ze, kregen ze vijf of zes aanvragen per week. Ineens waren dat er elf of twaalf. Klopten doorgaans vooral iets ouderen bij JMW aan, Joden die de oorlog hebben meegemaakt, en hun kinderen, na 8 november vragen ook mensen van 25 of 30 jaar hun hulp.
Lees ook
Joodse gemeenschap in Nederland aangeslagen door toenemende vijandigheid. ‘Moet elke generatie dit meemaken?’
De toeloop is inmiddels iets afgenomen, de gevoelens van angst en onzekerheid zijn dat niet, zeggen ze nu. „Als er even ‘niks’ gebeurt, zie je de emoties wel dempen. Maar er is altijd een bodem van onveilig gevoel en er hoeft maar íets te gebeuren of het laait weer op”, zegt Cohen.
Vorige week was Jom Hasjoa, de dag waarop Joden over de hele wereld de vervolging door de nazi’s herdenken. „Ik ga daar elk jaar met mijn moeder naartoe”, vertelt Cohen. „Dit jaar zei ze: ‘Ik durf niet’. Terwijl Jom Hasjoa een van de belangrijkste dagen voor mijn moeder is. Daar word ik heel verdrietig van.”
‘Er is veel beveiliging’, had ze gezegd. Maar haar moeder hield voet bij stuk. „Ze is bijna 88, was een kind in de oorlog, ze hoort bij de groep die nog in leven is.”
Waar was haar moeder bang voor, een aanslag?
Cohen: „Het niet-weten wat er kan gebeuren. Dat er dingen worden geroepen, dat de herdenking bevuild wordt door een zitdemonstratie of Palestijnse vlaggen.”
Weerts: „Verleden jaar bij Jom Hasjoa liepen studentenprotesten voor Palestina op de nabijgelegen universiteit uit de hand. Dat brengt akelige herinneringen naar boven.”
Dat de moeder van Esti Cohen dit jaar niet ging, hing dat samen met de rellen van 8 november?
Cohen: „Sinds de aanval van Hamas op 7 oktober 2023, en de rellen van 8 november, voelt mijn moeder zich behoorlijk onveilig. Haar angstgevoel is terug te voeren op de Tweede Wereldoorlog. Maar die kan ze bijna niet meer scheiden van wat na 7 oktober is gebeurd.”
Is het een reële angst?
Cohen: „Voor mijn moeder wel. Het is niet ondenkbaar.”
Ambiënt antisemitisme
Toen we in het eerste gesprek, na de rellen in Amsterdam, vroegen of de angst van Nederlandse Joden wel reëel was, stoof Esti Cohen op. Ze vond het „een verwijtende vraag”. Margo Weerts gaf toen het voorbeeld van een cliënt die sinds 7 oktober ’s nachts altijd de tv of muziek aan laat, „omdat ze niet meer alleen kan zijn met haar gedachten. Wordt die vrouw bedreigd in haar eigen huis? Nee. Maar de angst is erin geslopen. Je raakt verlamd. Dat is reëel”.
Ze leggen nu uit dat dit ‘ambiënt antisemitisme’ heet. Cohen: „Als mensen niks naars hebben meegemaakt, maar tóch het gevoel hebben dat het antisemitisme toeneemt. Dat komt voornamelijk door alles wat er in de omgeving gebeurt, door wat op het nieuws wordt verteld en heel erg door wat op sociale media wordt geschreven.”
Cohen geeft een voorbeeld. Ze had haar voet gebroken. Ze moest met de Uber naar het werk. Veel taxi-chauffeurs zijn van Marokkaanse komaf, en willen graag een praatje maken, is haar ervaring. Wat zeg je dan wel en wat niet? Wat voor werk je doet? Wáár je werkt? „Ik ben continu aan het overwegen wat ik ga vertellen.” Ze is niet bang dat een taxichauffeur haar fysiek bedreigt. „Maar wel dat hij nare dingen gaat zeggen. Dat er een verschil van mening ontstaat.” Ze weigert zichzelf te verbergen. „Mijn trots overwint altijd.”
Van haar cliënten verlangde ze lang hetzelfde. Vooral bij Joden uit de tweede generatie had ze soms het gevoel dat ze resoluut moest optreden. „Cliënten die niet vooruitkomen, die maar klagen en spuien, zich als slachtoffer gedragen. ‘Ik durf niet te vertellen dat ik Joods ben. Ik durf geen magen david (davidster) te dragen. Ik deel niets met mijn kinderen en kleinkinderen over de oorlog.’ Dat vind ik verloochening van wie je bent. Tegen dat soort mensen heb ik weleens gezegd dat ze zich niet moeten gedragen alsof het nog oorlog is.”
Het is vandaag de dag reëler om je te verstoppen dan drie jaar geleden
Maar die opmerking maakt ze niet meer. Sinds 7 oktober merkt ze dat de angst voor een oorlog van tachtig jaar geleden plaats heeft gemaakt voor een angst die voortspruit uit meer recente gebeurtenissen. Ze waren juist „lekker bezig met die tweede generatie”, zegt Cohen. „Die voelde zich mentaal weerbaarder. Maar het is vandaag de dag reëler om je te verstoppen dan drie jaar geleden. Voor hun gevoel is het alsof hun ouders zeggen: I told you so, dat het weer zou terugkomen. En daar heb ik geen antwoord op.”
Hééft ze ooit vervelende ervaringen gehad in een Amsterdamse taxi?
Cohen: „Ik kwam in een taxi met een moslim die vroeg of ik christen was. ‘Nee, ik geloof iets anders.’ ‘O, waar geloof je dan in?’ ‘Ik ben Joods.’ Hij veerde op. ‘Leuk’, riep hij. ‘Wij kunnen jullie vlees eten!’ Nee, ik heb eigenlijk nooit nare dingen meegemaakt.”
Dat ligt vast aan haar open houding, zegt Cohen. „Als ik voor een buffet sta en er liggen garnalen, dan zeg ik heel bewust dat ik die niet eet. ‘O, waarom dan niet? ‘Omdat het niet koosjer is.’ Daar zit ook een element van kom-maar-op bij.”
Pro-Palestina, pro-Israël
Cohens schoondochter noemt zichzelf pro-Palestina. „Dan zeg ik tegen haar: ‘Okee, wat bedoel je daarmee?’ ‘Ik vind het heel erg vreselijk wat er gebeurt’, zegt mijn schoondochter dan. Ja, dat vind ik ook heel erg vreselijk. Ik vraag: ‘Maakt jou dat dan pro-Palestina? Vind jij het niet vreselijk wat er met de Israëlische gegijzelden gebeurt?’ Zij: ‘Ja, dat vind ik ook vreselijk.’ Aan het eind zei ze: ‘Ik heb er nooit zo over nagedacht.’ Dan heb ik dus iets bereikt. Maar tegelijkertijd vertelt zij dingen waarvan ik weer vind dat er iets inzit.”
Ik vind het óók onmenselijk wat er gebeurt, maar ben er niet verantwoordelijk voor
En als haar schoondochter zegt hoe erg het is dat in dat hele kleine gebied de Palestijnen worden gebombardeerd en uitgehongerd?
Cohen: „Ik snap dat ze dat zegt. Dat vind ík ook. Ik vind het onmenselijk wat er gebeurt. Maar ik ben er niet verantwóórdelijk voor. En tóch word ik er op aangesproken, niet alleen door haar. Als mensen mij vragen ‘wat vind jij er nou van’, kan daar al een oordeel in zitten.”
Haar Israëlische vrienden kijken heel anders naar de oorlog dan zij. „Ik vind dat aan de vrijlating van de gegijzelden inmiddels wel een behoorlijk prijskaartje hangt. Maar dat moet ik niet zeggen tegen mijn vriendinnen. Dan val ik Israël af. Als je niet vóór bent, ben je tegen. Ik mis ontzettend de nuance. Ontzéttend.”
Survival-stand
Voor de medewerkers is het steeds lastiger werk en privé te scheiden.
Cohen: „Het stopt niet, hè? Als je moeilijke verhalen hoort op het werk, kun je zeggen: thuis is thuis, werk is werk. Daar ben je professional voor. Maar dit conflict… thuis heb je het er ook wéér over. Hoe ga je ermee om met de kinderen of wat gebeurt op school? Onze medewerkers zijn emotioneel zwaar belast. We staan continu in survival-stand.”
Weerts: „Ze zijn heel gedreven. Gaan van de weeromstuit nóg harder werken. In ons gebouw zit een psycholoog, met wie medewerkers kunnen spreken als ze het erg lastig hebben.”
Cohen: „Soms zeggen cliënten in hun emotie dingen over de Gaza-oorlog, dat ik echt niet meer weet wat ik moet antwoorden. Wij moeten de ruimte geven om van alles en nog wat te zeggen. Maar sommige maatschappelijk werkers kunnen dat niet meer opbrengen. Die gaan hun cliënten bevragen: ‘Wat zégt u nou eigenlijk?’”
In de nasleep van de rellen heeft het kabinet een pakketje maatregelen tegen antisemitisme genomen. Helpt dat hun cliënten? Voor het eerst vallen ze stil. Kijken ze elkaar nu aan met iets van spot?
Weerts: „Nee, sorry, dat helpt nog niet. Het zou een illusie zijn om dat al te verwachten. Vorige week heeft burgemeester Halsema van Amsterdam excuses aangeboden voor de kwalijke rol die de gemeente in de Tweede Wereldoorlog heeft gespeeld. Wij zeggen dan: het is nooit te laat om verantwoordelijkheid te nemen, goed dat er uiting aan wordt gegeven voor de periode van tóen. Maar onder Joodse Amsterdammers wordt het in verband gebracht met het nu, met de demonstraties bij de opening van het Holocaustmuseum of op de Dam. Dat de burgemeester daar niet tegen optreedt. Wij hebben hier altijd geprobeerd de dingen uit elkaar te halen: dát was toen en dát is nu. Dat wordt steeds lastiger.”
Wordt het als hypocriet ervaren, die excuses?
Weerts: „Door sommigen wel. Omdat voor hun gevoel die oorlog terug is, nu.”
Cohen: „Het veiligheidsgevoel wordt er niet beter door.”
Naast de excuses heeft de gemeente ook geld toegezegd voor ‘de verankering en zichtbaarheid van het Joodse leven in de stad’. Daarover wordt advies gevraagd aan Joodse instellingen. Ook aan JMW?
Weerts: „Uiteraard. Deze maand heb ik een afspraak op het stadhuis.”
Hoe kan het JMW-advies luiden?
Weerts: „We willen voorkomen dat nog meer mensen hun Joodse identiteit gaan verstoppen. We willen dat ze hun Joodse leven op een trotse, blije, vrolijke manier kunnen leiden.”
Willen Joden dat wel, zichtbaarder zijn?
Cohen: „Ik denk dat het grootste deel van de Joodse gemeenschap zichtbaar wil zijn, ja. Als we dit zo door laten gaan, zouden we over dertig jaar wéér met dezelfde problemen kampen. Het zou mooi zijn als er een balans komt tussen op je hoede zijn en toch ook open. Dat Joden kunnen ervaren: niet alle moslims zijn fout.”
Weerts: „Maar intussen zien we dat Joden bij elkaar kruipen. Wij krijgen nu veel meer aanvragen voor groepsgesprekken. Het ledenaantal van de Liberaal Joodse Gemeente is enorm gegroeid. 7 oktober heeft daar een enorme impuls aan gegeven. Joden voelen zich alleen veilig bij andere Joden.”
Cohen: „Je ziet ook veel ouders die hun kinderen van het openbaar onderwijs naar de Joodse school hebben gedaan. Die ontploft, die school. Mensen willen bij elkaar zijn in die bubbel.”
Weerts: „Zelfverkozen isolement. Dat is geen gezonde ontwikkeling.”
Lees ook
De diepe wortels van het antisemitisme
