‘De wereld verandert razendsnel, het leesgedrag verandert in hetzelfde tempo”, schreven vijf uitgevers onlangs in NRC. Dat is waar. Wie de boekenmarkt volgt, ziet bijvoorbeeld dat de Nederlandstalige roman het momenteel moeilijk heeft. Het aantal verkochte boeken in het genre Nederlandstalige fictie daalde vorig jaar met 10 procent ten opzichte van 2021. Van de verkochte boeken is inmiddels één op de vijf Engelstalig en de verwachting is dat dit aandeel alleen maar groeit.
Maandag begon de (twee weken durende) Week van het Engelse Boek, en niet eerder in het zesjarige bestaan sloten zoveel boekhandels zich bij deze campagne aan. Dat is niet voor niets: marktonderzoek wijst uit dat 30 procent van de lezende jongeren liever Engels dan Nederlands leest. De sociale-media-fenomenen BookTok en Bookstagram stimuleren deze ontwikkeling, schrijft de organisatie van de Engelse week op zijn website, en ‘veel populaire titels op social media zijn feelgood- en romance-titels.’
Voor de Nederlandstalige literaire roman verandert de wereld dus inderdaad, zij het in een weinig optimistisch scenario. Nederland staat hier overigens niet alleen in: de verengelsing van de leescultuur is ook een verschijnsel in andere kleinere taalgebieden, zoals Scandinavië. Het is dan ook onderwerp van gesprek op de donderdag geopende Frankfurter Buchmesse, de belangrijkste jaarmarkt van het boekenvak in Europa.
Lang was de heersende opvatting over deze ontwikkeling tamelijk onbezorgd. We zijn allang blij áls jongeren lezen, was de gedachte. Maar nu er zoveel minder Nederlandstalige fictie verkocht wordt, roept dat de vraag op hoe Nederlandse uitgevers omgaan met de nieuwe leescultuur. Investeren ze minder tijd en moeite in de Nederlandse roman en het begeleiden van debutanten? Storten ze zich zelf ook op de Engelstalige markt, en hoe bevalt dat? Vinden ze dat uitgeverijen een maatschappelijke taak hebben om aan de hand van romans de wereld begrijpelijker te maken? En hoe zwaar weegt die mee in hun uitgeefbeslissingen?
Vier uitgevers vertellen erover in een Amsterdams café: Jasper Henderson (uitgever van Thomas Rap, JH), Tanja Hendriks (directeur-uitgever van Ambo|Anthos en Loft, TH), Paulien Loerts (directeur Singel Uitgeverijen, met onder meer Querido, De Arbeiderspers en Love Books, PL) en Mark Pieters (directeur-uitgever bij Van Oorschot, MP).
1.Zijn jongeren nog te bereiken met literaire romans? Zo ja, hoe?
JH: „Veel Nederlanders zijn opgevoed met vaste ideeën over wat je ‘mag’ lezen. Maar tegenwoordig keren mensen zich steeds meer van je af als je te stellig zegt: ‘dit is literatuur en dat niet’. De leeservaring is heel anders dan waar wij mee zijn opgegroeid. Dat is leuk om te zien. Niet alleen lezen jongeren meer Engels, ook lezen ze vaker andere genres.”
TH: „Je moet lezen inderdaad breder zien dan literatuur alleen. We hebben het veel over ontlezing, maar daar wordt al veertig jaar over gesproken. Naast lezen wordt er nu ook naar boeken geluisterd, en inderdaad lezen mensen meer verschillende genres. Maar er is nog steeds interesse voor verhalen en voor lezen. Natuurlijk blijft het een ingewikkelde afweging. Als uitgever moet je hoe dan ook goede literatuur blijven uitgeven, maar tegelijkertijd je aanbod verbreden.”
JH: „Dat je de jonge lezers niet bereikt, heeft ook te maken met hun perceptie dat de Nederlandse literatuur niet voor hen is. Want die gaat nogal eens over oude mannen die verliefd zijn en dat het dan niet lukt. We kunnen veel leren van jonge boekhandelaren, die vaak een eigen TikTok of Insta-account hebben. Van hen hoorde ik bijvoorbeeld dat de manier waarop wij boeken aanprijzen niet altijd goed valt. Omslagen en flapteksten kunnen aansprekender, vertellen ze ons.”
MP: „Soms moet je jezelf uitschakelen. Ik had laatst een manuscript waar ik niet wild enthousiast over was, maar dat de stagiair en de juniorredacteur van 25 wel goed vonden. Dan zeg ik niet meer: ‘Maar wacht even, ik ben de uitgever, dus dit gaan we niet op de markt brengen’. Ik geef ook les aan de opleiding voor redacteuren. Daar vraag ik de mening van studenten over omslagen. Je krijgt reacties die ik totaal niet had kunnen bedenken. Daardoor besef je dat je over sommige dingen terughoudender moet zijn.
„Niet dat we opeens vinden dat we alle energie op jongeren moeten richten omdat daar het potentieel zit en we daar op gaan binnenlopen. We moeten gewoon per titel een afweging maken, want er zijn ook nog steeds veel oudere lezers.”
PL: „Ik denk dat we steeds beter nadenken over de doelgroep van een titel. In de praktijk zien wij dat bepaalde titels meer gericht zijn op vijftigplussers en andere meer op 35-minners. De leeftijdscategorie daartussen leest relatief weinig.”
TH: „Als je je afvraagt waarom er minder literatuur wordt gelezen, moet je ook kijken naar het onderwijs. Al generaties lang wordt het literatuuronderwijs in Nederland steeds armoediger. De motivatie om te lezen is bij leerlingen echt laag. Ook hebben ze weinig concentratievermogen. Ik merk bij auteurs dat ze het lastiger vinden om bij scholen op bezoek te gaan. Ze moeten hard werken om een leuk gesprek met die leerlingen te hebben.”
PL: „Uit onderzoek blijkt dat in Nederland het onderwijs in de eigen taal anders is opgezet dan in andere landen. Wij stappen heel snel over van leesplezier naar begrijpend lezen. Dat gebeurt al in groep 4 of 5, dan wordt het leesplezier er vakkundig uitgeramd. Dat moet echt veranderen.”
2. Engelstalig uitgeven, waarom ook niet?
PL: „Heel veel mensen onder de dertig zijn Engels gaan lezen. Je ziet echt het verschil in het aanbod in de boekhandel.”
JH: „Hoe uitgevers met die verschuiving omgaan vind je terug in kleine dingen. Zo ontwerpen ze soms geen nieuwe omslag voor de Nederlandse vertaling, maar nemen ze dat van de Engelse versie over, omdat dat jongeren kennelijk aanspreekt.”
TH: „We hopen zo met onze Nederlandstalige uitgave de lezer te bereiken die ook graag Engels leest. Het idee erachter is dat Engelstalig en Nederlandstalig zoveel op elkaar lijken dat het niet meer uitmaakt.”
PL: „Sommige titels geven we alleen in het Engels uit.”
MP: „Ik legde laatst als test een manuscript van een nieuw aangekocht Engelstalig boek voor aan studenten, waarvan wij al hadden besloten het in het Engels uit te geven. Zij wilden het inderdaad liever in het Engels lezen. Wij gaan die proef dus nu ook een keer doen en brengen het in het Engels uit. Maar dan wel met een Nederlandse vertaling ernaast. Hun oordeel bevestigde ons in ons besluit.”
JH: „Als Nederlandse uitgevers een Engelstalige titel uitbrengen, ondervindt die wel concurrentie van de oorspronkelijke Engelstalige editie die ook in Nederland verkrijgbaar is. Dat blijft een probleem.”
PL: „Ja, daar kun je niet omheen. Daarom zorgen we ervoor dat we onze edities aantrekkelijker maken. Dat is toch echt het goede aan deze tijd, dat we nieuwe dingen proberen om te zien wat er lukt.”
MP: „Ik ben benieuwd hoe de boekhandel, die nu 20 tot 25 procent meer Engelstalige boeken verkoopt, omgaat met de ruimte in de winkel. Ten koste van wat gaat dat?”
PL: „Bij de meeste boekhandels ten koste van Nederlandse fictie en non-fictie. In alle winkels ligt veel meer Engels. Die beweging is niet te stoppen.”
MP: „Tja, het is fijn voor de boekhandel dat ze hun omzetdaling kunnen aanvullen met Engels en zo overeind blijven. De marges zijn slechter, maar toch.”
3.Heeft literatuur nog voldoende betekenis in de maatschappij?
MP: „Wij zijn een hardcore literaire uitgeverij. We merken dat het echt terugvalt, al is het misschien een beetje vroeg om te zeggen of dat structureel is. Niet dat ik wil bagatelliseren, ik denk echt dat er wat aan de hand is. We hebben goede jaren gehad, maar ik zie dat literatuur, ook de vertaalde, het moeilijk heeft.”
TH: „Je ziet dat mensen hun tijd op andere manieren besteden.”
PL: „De belangrijkste concurrentie voor literatuur is het kijken naar tv-series. We hebben tenslotte maar één keer tijd.”
TH: „En mensen zitten veel op hun telefoon, stappen snel over van de ene naar de andere activiteit. Daardoor kunnen ze zich moeilijker concentreren op een literaire roman. Ook is er een verschuiving naar ‘makkelijkere’ boeken. Een Franse auteur vroeg me laatst: denk je dat ik makkelijker moet gaan schrijven? In Frankrijk speelt dat dus ook. Ik heb haar gezegd dat dat een slecht idee is. Je moet schrijven vanuit je passie.”
PL: „De behoefte aan makkelijkere boeken komt ook voort uit het feit dat de wereld zo onrustig is en we ons onveilig voelen. Dan vlucht je even weg in een makkelijk boek of een serie. Daar is niks mis mee.”
TH: „Het is tegenwoordig ook lastiger om aandacht van de media te krijgen. Een optreden van een auteur in Op1 is niet meer voldoende. Je moet ook nog tien andere media-optredens voor elkaar zien te krijgen .”
MP: „Dat gaat bovendien makkelijker met non-fictie. Of het moet fictie zijn over iemands eigen leven. Dat willen ze in die programma’s. Als het om een puur product van de verbeelding gaat, vinden ze dat moeilijk.”
JH: „De traditionele kanalen hebben gewoon niet veel impact meer.”
PL: „Als er vroeger een 5-ballenrecensie in NRC stond, dan wist je dat de verkoop omhoog schoot.”
JH: „Over het algemeen benadrukken de traditionele media ook iets te veel het ‘dit is wel goed en dat niet’. Op scholen gaat het vaak ook zo. Niet dat je extreem door de knieën moet, sommige dingen moet je nu eenmaal lezen. Maar we zien lezen nog altijd als cultuur, terwijl het voor de meesten mensen ontspanning is en niet de voornaamste zaak in het leven. Ik vind het zelf heel moeilijk om te zeggen wat literatuur is. Mijn eigen leesgedrag is de laatste jaren totaal veranderd. Ik vind literatuur echt een breed begrip.”
In het gesprek komen nu de boeken van Lucinda Riley ter sprake, ondermeer bekend van haar romans uit de serie De Zeven Zussen.
TH: „Overduidelijk. Bij die boeken hoeven we het er toch niet over te hebben of dat literatuur is of niet?”
JH: „Ik vind het ingewikkeld om te zeggen waar het schuifje omslaat.”
PL: „Om literatuur maatschappelijk relevant te houden moeten auteurs op zoveel mogelijk plekken optreden, zowel op festivals als op scholen.”
MP: „Voor debutanten is het moeilijker. Vroeger verkocht je flink wat van een Nederlands debuut als de kranten je welgevallig waren. Maar nu moeten jonge auteurs de verkoop uit hun eigen circuit halen, met optredens en sociale media.”
PL: „We hebben het over Nederland, maar deze beweging is ook in Duitsland en Engeland gaande. We kunnen wel denken dat ons werk in hoge mate maakbaar is, maar dat er minder literatuur wordt gelezen is een wereldwijde trend, of in ieder geval een Europese trend.”
TH: „Je hoort van literair agenten dat 80 procent van wat ze verkopen uit romance-titels bestaat. Dat betekent niet dat je, om het als uitgeverij te redden, het niveau van de romans naar beneden moet brengen. Maar wel dat je voor een breder aanbod moet zorgen. Daarbij moet je het onderscheid tussen literair en minder literair gewoon overeind houden.”
JH: „Je ziet trouwens ook een verschuiving in romans die aanslaan. Een tijd lang waren ik-vertellingen populair, maar nu is er meer behoefte aan grote verhalen. Neem het succes van Luister, van Sacha Bronwasser, over de jaren tachtig in Parijs. Dat zelf-onderzoekende in romans, als je dat zo kan zeggen, komt op dit moment minder aan bij lezers.”
MP: „Maar dat genre wordt nog wel veel beoefend. Het viel mij op toen er laatst bij ons een auteur binnenkwam met een boek dat geen enkel raakvlak had met haar eigen wereld. Ik vond dat verrassend.”
PL: „Zou dat internationaal anders zijn?”
TH: „Niet echt, denk ik.”
PL: „Ja, ik denk dat er overal veel genavelstaar is. Maar grote verhalen blijven nodig om chocola te maken van de wereld. Ook Nederlandse.”