Op een vel papier tekenen de 11-jarige Elena van Twillert en Yechieliyah Levi een meisje met een bal aan haar voet. Eronder schrijven ze: „Wil jij ook op voetbal en ben je een meisje? Help ons om een meisjesteam te maken” Dan de oproep: „Woensdag 21 mei om 14:00 bij de Da Costaschool.”
De twee vriendinnen willen hun eigen meidenteam oprichten bij de voetbalclub in Elspeet. Op school vragen ze vriendinnen of ze willen meedoen, maar krijgen vaak te horen: „Voetbal? Dat is toch voor jongens?” De meeste meiden uit hun klas zitten op turnen.
Dat past in de landelijke trend: turnen is de snelst groeiende sport onder jonge meiden, blijkt uit cijfers van sportkoepel NOC-NSF over 2023 en 2024. Tegelijkertijd ziet de KNVB in het voetbal juist een daling in die categorie.
Het aantal voetballende meisjes (tot en met 11 jaar) liep sinds 2022 met ruim tweeduizend terug. De sport als geheel boette niets aan populariteit in: het aantal jongens op de Nederlandse velden stéég in diezelfde periode bijvoorbeeld flink.
Volgens de laatste cijfers zijn er nu ruim dertigduizend voetballende jonge meisjes, minder dan voor het succesvolle EK van 2017, dat door Nederland gewonnen werd. Opvallend is dat het aantal vrouwelijke senioren juist flink toeneemt. Sinds 2017 kwamen er jaarlijks minstens duizend nieuwe voetbalsters van 18 jaar en ouder bij.
Het enige meisje
Een jongetje uit de ‘onder 8’ van Elspeet dribbelt op een zaterdag in juni voorzichtig over het gras, maar verliest de bal. Teleurgesteld schudt hij zijn hoofd.
„Kom op, jongens!” roept een vader. ‘En meiden’, hoeft hij er niet meer bij te zeggen: het enige meisje, Madee van Lohuizen, is onlangs gestopt. Ze koos voor tennis, vertelt club-voorzitter Ronny van der Horst. Dat er weinig meiden voetballen in Elspeet, komt volgens Van der Horst doordat „de spoeling in het dorp dun is.”
In de zomer van 2017 lag een grote opmars in het verschiet voor het vrouwenvoetbal in Nederland. Op pleinen, in huiskamers en in volle kroegen werd gejuicht: Oranje werd Europees kampioen in eigen land. En misschien deze zomer weer, als het Nederlands elftal succesvol is op het EK in Zwitserland. Deze zaterdag speelt Oranje de eerste groepswedstrijd tegen Wales.
Daniëlle van de Donk, 168-voudig international, behoort tot de ‘gouden generatie’ van dat EK en zag de Europese titel als belangrijk kantelpunt. „Sinds 2017 is de belangstelling voor het vrouwenvoetbal alleen maar gegroeid”, vertelt ze na afloop van een interland tegen Oostenrijk begin april.
Volgens Kirsten van de Ven, tegenwoordig directeur van de Zweedse eredivisie en voorheen manager vrouwenvoetbal bij de KNVB, waren al eerder grote stappen gezet. „Nederland had vóór 2017 al een enorme sprong gemaakt. Je wordt geen Europees kampioen uit het niets. Dat kan alleen als je in de jaren daarvoor structureel talent hebt opgeleid.”
Toch is het aantal voetballende meisjes na het succesvolle EK van 2017 nauwelijks gestegen. Het toernooi liet vooral het grote publiek zien dat vrouwenvoetbal heel leuk is, zegt Van de Ven. „Alleen voor jonge meiden maakte dat niet per se het verschil. Die wisten al dat voetbal bestond.”
Overigens hebben andere sportbonden vergelijkbare ervaringen: ook zij profiteren gewoonlijk maar weinig na een groot en populair toernooi of indrukwekkende prestatie. „De impact van topsport op deelname op amateurniveau is kleiner dan vaak wordt gedacht”, zegt Guido Davio, directeur breedtesport van NOC-NSF. Succes op televisie motiveert volgens Davio vooral bestaande sporters.
Nieuwe leden bij amateurverenigingen komen eerder via vriendjes binnen, ouders of school. Zo is er volgens de Atletiekunie bijvoorbeeld geen ‘Sifan-effect’, na haar olympisch goud op de marathon vorig jaar.
Maar het kán wel, meer meisjes aan het voetballen krijgen dankzij prestaties van Oranje, denken ze bij de KNVB. In 2019 werd het Nederlands vrouwenelftal tweede tijdens het WK in Frankrijk, na een verloren finale tegen de VS. De stadions zaten het seizoen erop redelijk vol, bij amateurclubs groeide het aantal meisjes dat zich inschreef week na week.
De impact van topsport op deelname op amateurniveau is kleiner dan vaak wordt gedacht
Het verschil met twee jaar eerder? „Tijdens het EK van 2017 hadden we eigenlijk geen idee wat ons overkwam,” vertelt Jan Dirk van der Zee, die over het vrouwenvoetbal gaat bij de KNVB. „We hadden bijvoorbeeld geen wervingscampagnes of campagnes met de ‘Oranje Leeuwinnen’. In 2019 deden we dat wel.”
Covid-maatregelen
Het momentum uit 2019 duurde alleen niet lang, want een jaar later moesten alle sportclubs sluiten vanwege het coronavirus. Bij de KNVB ging vervolgens alle aandacht uit naar het overeind houden van het amateurvoetbal als geheel. Pas later werd duidelijk dat de pandemie een grotere impact had op het vrouwen- dan op het mannenvoetbal. De KNVB weet niet waarom dat zo is. Na de pandemie gingen de aanmeldingen even omhoog, maar een jaar later zette bij de pupillen een dalende trend in.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Ook het enthousiasme voor Oranje lijkt verzwakt. De stadions zitten niet meer vanzelfsprekend vol als het Nederlands vrouwenelftal speelt, anders dan bij wedstrijden van het nationale team in Zweden of Engeland, waar het vrouwenvoetbal erg populair is.
Van der Zee erkent: „De verbondenheid van jonge fans en Nederlands vrouwenelftal heeft een kink in de kabel gekregen.” De belangstelling voor de eredivisie is nog veel lager. Bij de bekerfinale in mei waren in het Philips Stadion slechts een paar duizend van de 35.000 stoelen bezet.
Mindere faciliteiten
De daling bij de pupillenmeiden baart de voetbalbond zorgen. Om meer jonge meiden aan het voetballen te krijgen, lanceerde de KNVB daarom begin april een landelijke campagne speciaal voor ouders. Want zij bepalen uiteindelijk of hun dochter gaat voetballen, zegt Van der Zee.
Het lastige is dat niet helemaal duidelijk is waaróm meisjes zich minder aanmelden of vaker afhaken. Sommigen spelen in een gemengd team, ander clubs kiezen ervoor om meisjes apart van jongens te laten spelen.
Aanvankelijk dacht de KNVB dat gemengde teams meisjes op jonge leeftijd afschrikten. Maar onderzoek wijst uit dat meisjes in gemengde teams niet sneller geneigd zijn te stoppen. Ook zijn de ervaringen van die meisjes en hun ouders overwegend positief.

Elena van Twillert (links) en Yechieliyah Levi willen graag een meisjesteam beginnen
Foto Dieuwertje bravenboer
Wat wel een nadeel is, denkt de KNVB: kinderen die met voetbal beginnen, stromen direct in een competitieve structuur. Voor jongens werkt dat vaak prima. Maar meisjes beginnen gemiddeld 2,5 jaar later met voetballen en hebben daarmee een achterstand. „Jongens zijn dan technisch verder, en dat werkt vaak ontmoedigend”, aldus Van der Zee.
Jonge kinderen krijgen op basis van hun geslacht vaak verschillende kansen, merkt Kirsten van de Ven op. „Het is inmiddels geaccepteerd dat meiden en vrouwenteams bestaan, maar we vinden het nog steeds normaal dat zij mindere faciliteiten, zoals een goede trainer, krijgen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten”, zegt ze.
De kritiek op het niveau van het vrouwenvoetbal is volgens haar dan ook niet altijd terecht. „Soms wordt vergeten dat de weg naar het profvoetbal nog steeds ongelijk is.”
Op woensdagmiddag 21 mei wachten Elena en Yechieliyah bij de picknicktafel op het schoolplein. Niemand komt opdagen. „Ik vind dit echt stom”, fluistert Yechieliyah.
„Ik voel me er best wel een beetje sneu door,” zegt Elena. Na een half uur pakt Yechieliyah haar tas en loopt naar huis.
Elena en Yechieliyah hopen nog altijd op een eigen meidenteam, vertellen ze in juni op de voetbalclub in Elspeet. „Voetbal blijft een jongenssport omdat er zo weinig meiden meedoen,” zegt Elena. „Als we dat willen veranderen, moeten er juist méér meiden gaan voetballen.”

