Eigenlijk moest de Participatiewet zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Maar dat de in 2015 ingevoerde wet niet functioneert zoals die is bedoeld, werd vijf jaar geleden al geconcludeerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Gemeenten werden verantwoordelijk voor de begeleiding van hun inwoners naar werk – van mensen in de bijstand tot mensen met een beperking. Maar simpelweg niet iedereen kán meedraaien in een betaalde baan, concludeerde het planbureau destijds.
In een dinsdag gepubliceerd rapport stelt het SCP nu dat bredere ondersteuning voor mensen in de bijstand nodig is, waarbij het krijgen van een betaalde baan niet voor iedereen het uitgangspunt is. Dat is in lijn met een door voormalig minister van Armoedebeleid Carola Schouten (ChristenUnie) ingediende wijziging van de Participatiewet. SCP-onderzoekers spraken met mensen die onder de wet vallen, beleidsmakers en klantmanagers, die namens gemeenten het contact met uitkeringsgerechtigden onderhouden.
SCP-directeur Karen van Oudenhoven vindt dat burgers vaker en in een eerder stadium bij beleid betrokken moeten worden. „We zien heel vaak dat beleid anders uitpakt voor mensen dan bedoeld. Hoe mooi zou het zijn als mensen de problemen waar zij tegenaan lopen, in kunnen brengen als het beleid gemaakt wordt.”
Jullie constateren dat een aanzienlijk deel van de mensen in de bijstand eigenlijk niet naar betaald werk kan komen. Een deel moet zich vooral op maatschappelijke participatie als vrijwilliger richten, een andere groep komt noch voor een betaalde baan, noch voor vrijwilligerswerk in aanmerking. Hoe kunnen deze mensen geholpen worden?
„Het gaat om mensen die bijvoorbeeld vanwege hun gezondheid of financiële problemen kwetsbaar zijn. Zij hebben vaak weinig sociale contacten, gaan niet of nauwelijks naar bijvoorbeeld een sportvereniging en staan daardoor weinig in verbinding met andere mensen. Deze mensen zijn vooral geholpen bij contacten met anderen. Als je die mensen onmiddellijk oproept om allerlei dingen te doen om aan betaald werk te komen, is dat twee bruggen te ver. Als mensen een actieve bijdrage aan de samenleving leveren, bijvoorbeeld in het buurthuis, of door chronisch zieken te helpen, voelen ze zich de moeite waard.”
Klantmanagers onderhouden namens gemeenten contact met de uitkeringsgerechtigden. Krijgen zij te maken met het gebrek aan vertrouwen in de overheid?
„Het SCP heeft regelmatig rapporten naar buiten gebracht waarin we concludeerden dat het vertrouwen van burgers in de overheid niet hoog is, en dat is inderdaad een belemmerende factor. Mensen denken: als ik mij meld bij de overheid voor zorg en ondersteuning, dan loop ik het risico dat ik bepaalde toeslagen kwijtraak, of dat de overheid mij op allerlei manieren gaat korten. Dat betekent dat mensen zich heel moeilijk laten helpen.
Klantmanagers moeten veel moeite doen om eerst een relatie te krijgen waarin iemand ruimte geeft om zorg en ondersteuning te bieden. Dat wordt bij de Participatiewet versterkt, omdat daar ook een handhavingscomponent in zit: de overheid kan iemand korten op een bijstandsuitkering. Er kunnen dwangmaatregelen genomen worden, zoals iemand die verplicht naar een GGZ moet, of moet verhuizen.”
Bij de herziening van de Participatiewet wil de overheid meer ruimte geven aan uitvoerders om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden, iets dat jullie ook voorstaan. Wat is er voor zo’n cultuurverandering nodig?
„Je moet beginnen vanuit vertrouwen. Er zijn mensen die om welke reden dan ook moeilijk aan werk komen. Je moet kijken naar wat er nodig is om mensen dat duwtje in de rug te geven, waardoor ze wel aan het werk komen, betaald of onbetaald. Dat is voor de samenleving goed, maar de mensen voelen zich ook de moeite waard. Als dat het vertrekpunt is, dan helpt dat ook in de manier waarop burgers naar de overheid kijken.
Het is natuurlijk voor de politiek altijd een afweging dat je niet wil dat mensen misbruik maken van bepaalde voorzieningen. Tegelijkertijd willen de meeste mensen toch heel graag werken. Als je actief bent in de samenleving, heeft dat een heel positief effect op je kwaliteit van leven. Dat zou de uitwerking van de wet moeten zijn. Als een wet bedacht is vanuit de gedachte dat mensen eigenlijk liever niet willen werken, heel erg vanuit sancties en dwang, dan staat dat op gespannen voet met elkaar.”
Zijn beleidsmakers uit het oog verloren hoe deze mensen bij de samenleving betrokken kunnen blijven anders dan via werk?
„We moeten niet de illusie hebben dat alle mensen een betaalde baan kunnen doen. Neem bijvoorbeeld mensen in longcovidsituaties, die kunnen in vrijwilligerswerk misschien wel gedijen omdat het daar niet zo erg is als je de ene dag niet kan omdat je onvoldoende energie hebt, en de volgende dag wel. Die mensen zijn dan niet afgeschreven. We hebben die mensen enorm nodig de komende tijd, ook bijvoorbeeld in mantelzorgsituaties. Vaak worden mensen die geen betaalde baan hebben gestigmatiseerd, maar ons pleidooi van dit onderzoek is: waardeer mensen ook om hun activiteiten en bijdragen, waar en op welk niveau die zich ook afspeelt.”
Waarom is het zo moeilijk gebleken het perspectief van burgers mee te nemen in beleid?
„Onder het vorige kabinet heeft Carola Schouten wel veel moeite gedaan om met burgers te spreken. Het is niet uit kwade wil, maar het zit niet in de dynamiek van beleidsmakers om die stap te zetten. Het zou veel vanzelfsprekender moeten zijn. Vanuit ons is het een de aanbeveling om dat gesprek niet pas te voeren als je merkt dat het niet goed werkt, maar om dat meteen aan het begin te doen. Want dat scheelt ook beleidsmakers ontzettend veel tijd en energie, en helpt ook in die verbinding tussen burger en overheid.”
Gratis geld bestaat niet, zo wil een oude wijsheid. Maar wie het rapport ‘Kansen voor lagere tarieven en beter beleid’ leest dat demissionair staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Fiscaliteit, NSC) maandag aan de Tweede Kamer stuurde, komt in de verleiding daar anders over te denken. Kort door de bocht is de boodschap: er ligt voor vele tientallen miljarden aan belastinggeld voor het oprapen, laten we er iets goeds mee doen!
Vooropgesteld: het rapport van de ambtenaren van Financiën is geen uitgewerkt pakket met panklare maatregelen. Het is vooralsnog ook niet de bedoeling dat het demissionaire kabinet er iets van gaat vinden, benadrukt Van Oostenbruggen in een begeleidende brief. Dat is aan een volgend kabinet, na de verkiezingen van eind oktober dus. Tegelijkertijd biedt de vingeroefening van de ambtenaren bergen aan interessant materiaal voor een inhoudelijke verkiezingscampagne: er valt wat te kiezen als het gaat over de inrichting van het fiscale stelsel. En wat te winnen ook.
Tweehonderd regelingen
Het Nederlandse fiscale stelsel is opgebouwd uit ongeveer tweehonderd belastingregelingen – van loonbelasting tot btw en van vennootschaps- tot motorrijtuigenbelasting – die dit jaar gezamenlijk 428,7 miljard euro opbrengen aan belasting- en premieinkomsten. Van die regelingen zijn er de afgelopen jaren er 116 geëvalueerd, waarbij 53 regelingen een negatieve beoordeling kregen. Deze regelingen zijn weliswaar goed voor 85 miljard euro aan belastinginkomsten, maar zijn niet effectief, of bereiken niet tegen redelijke kosten hun doel.
Dat op zich is geen nieuws: de afgelopen jaren is al vaker vastgesteld dat de doelmatigheid van fiscale regels te wensen overlaat. Uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst, een te ingewikkelde opgave voor belastingplichtigen, te hoge uitvoeringskosten of niet doelmatig: de lijst met negatieve kwalificaties is lang.
Ook de roep om daar wat aan te doen klinkt regelmatig, alleen komt een gestructureerd debat over hoe dat dan moet niet van de grond. Dat heeft alles te maken met wat scheidend president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank onlangs ook weer opmerkte: het fiscale stelsel is er niet (meer) voor het algemeen belang, maar is vooral een optelsom van deelbelangen. Wie aan één regel komt, benadeelt direct een specifieke groep belastingplichtigen. En dat ligt politiek gevoelig.
Om dat probleem te omzeilen, kozen de ambtenaren van Financiën voor een meer integrale benadering. Ze laten de 85 miljard euro aan negatief beoordeelde regelingen voor wat ze zijn en concentreren zich op vier clusters van maatregelen waar in samenhang gesneden en opgeruimd kan worden. Dat levert in totaal zo’n 35 miljard euro aan geschrapte of aangepaste regelingen op. Geld (omgerekend zo’n 2.000 euro per Nederlander) dat gebruikt kan worden om op andere terreinen de lasten te verlichten.
‘Pas het btw-stelsel aan’
De meeste winst is te behalen uit een aanpassing van het stelsel van de btw. Daar geldt nu een normaal tarief (van 21 procent) en een verlaagd tarief voor een specifieke groep goederen, zoals sommige voedingsmiddelen, cultuur, arbeidsintensieve diensten en openbaar vervoer. De oorspronkelijke bedoeling van een verlaagd btw-tarief, het ondersteunen van minder draagkrachtigen, wordt daarmee niet bereikt, werd al eerder vastgesteld. Ook leidt de btw-wetgeving tot een oerwoud aan uitzonderingsbepalingen, die moeilijk te hanteren zijn en voor verwarring (en hilariteit) zorgen.
Lees ook
De btw: het fiscale duizenddingendoekje dat al een halve eeuw misbruikt wordt
De ambtenaren stellen voor om de 16 miljard aan inkomsten uit het verlaagde btw-tarief (bijna eenvijfde van het totaal aan btw-inkomsten) daarom ‘vrij te spelen’. Dat kan via afschaffing van het verlaagde tarief (waardoor één tarief van 21 procent overblijft). De opbrengst kan gebruikt worden om gericht beleid mee te voeren: een verlaging van de inkomstenbelasting, of specifieke steun aan sectoren. Ook kan gekozen worden voor één tarief van 18 procent, waarbij de opbrengsten van het afschaffen van het verlaagde tarief gebruikt worden om het algemene tarief terug te dringen. Een derde richting kan zijn categorieën fors in te perken waarvoor nu een verlaagd tarief geldt (bijvoorbeeld tot alleen voedingsmiddelen en water) en met gericht beleid de andere sectoren te steunen. Dan resteert 3 miljard voor aanvullende lastenverlichting.
Een ander blok waar vereenvoudiging en schrappen van bestaande maatregelen tot een beter en uitvoerbaar stelsel leidt, is de eigen woning. Eigenwoningbezit wordt jaarlijks met 9 miljard euro gesubsidieerd, constateren de ambtenaren, en dat terwijl de hypotheekrenteaftrek er nauwelijks toe leidt dat meer mensen een eigen woning kopen. Integendeel, zij drijft de huizenprijzen op en laat mensen zich dieper in de schulden steken dan als de aftrek er niet was geweest. Afschaffen is dus het devies in het rapport, en neem daar ruim de tijd voor (twintig jaar, is het advies), want de effecten kunnen groot zijn. Ook zou het eigenwoningforfait, de regeling die een deel van de waarde van de woning optelt bij het inkomen, verhoogd kunnen worden. Ook geleidelijk, om al te grote negatieve inkomensschokken te voorkomen.
De opbrengst, 9 miljard euro in totaal, kan gebruikt worden om de lasten op arbeid significant te verlagen. Daarvan profiteren zowel huizenbezitters als huurders. Ook zal de vermogensongelijkheid met het afschaffen van de subsidies op de eigen woning afnemen.
‘Stop subsidiëren ondernemers’
Het derde blok waar de ambtenaren hun tanden in zetten zijn de ondernemers. Daar valt 8 miljard te halen (omgerekend 3.000 euro per bedrijf), vooral door iemand niet meer te subsidiëren omdat hij of zij ondernemer is, maar alleen te kijken naar wat de onderneming doet. Gevolg van de fiscale maatregelen die nu gelden is dat het verschil tussen een werkende en een ondernemer te groot is, wat verstorend werkt op de arbeidsmarkt.
Ook de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting en de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen mogen op de schop
De ambtenaren richten zich vooral op regelingen als de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de verlaagde winstbelasting. Zij rekenen voor dat door meer te sturen op bijvoorbeeld innovatie, duurzaamheid en het gelijk belasten van ondernemers en werkenden er ruimte ontstaat om de winstbelasting te verlagen, het hoogste belastingtarief voor werkenden te verlagen en de werkgeverspremies te verlagen.
Een laatste pakket van 10 miljard euro aan regelingen maakt vooral een einde aan fiscale regels die niet het beoogde resultaat hebben, of te ingewikkeld zijn voor burgers, bedrijven of de belastingdienst zelf. Voorbeelden zijn de reiskostenaftrek voor het OV, de eenmalige schenkingsvrijstelling aan kinderen, de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting, de willekeurige afschrijving zeeschepen of de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen.
De voorbeelden maken gelijk helder hoe specifiek sommige fiscale regelingen zijn. Van de meeste regelingen zegt Financiën: afschaffen. De 2,3 miljard die dat oplevert kan gerichter worden ingezet of gebruikt worden voor lastenverlichting op arbeid. Andere regelingen kunnen worden omgevormd of aangepast, waarmee ofwel het doel binnen handbereik komt ofwel geld vrijkomt om lasten op arbeid of voor ondernemers te verlagen.
Wat het rapport vooral laat zien is dat het best kan, een simpeler, effectiever en doelmatiger stelsel inrichten. De ambtenaren erkennen ook dat ze zich met deze voorstellen in een complex politiek speelveld van (deel)belangen begeven. Hun advies is dan ook: creëer eerst maatschappelijk draagvlak voor de gewenste aanpassingen voordat je ze doorvoert. Niet om iedereen tevreden te stellen, dat zal per definitie niet lukken als specifieke voordeeltjes worden afgeschaft. Wel om het bredere belang van een aanpassing of vereenvoudiging uit te leggen.
Voor 19 euro naar Barcelona is al lang verleden tijd. Dure kerosine, hogere vliegtaks, Europese CO2-rechten, stijgende salarissen voor de bemanning, forse havengelden op Schiphol – vaarwel spotgoedkoop vliegticket.
En nu is, voor het eerst sinds de budgetmaatschappijen in de jaren negentig naar Nederland kwamen, het deel van de passagiers dat met bedrijven als easyJet, Ryanair, Transavia en Vueling vliegt gedaald.
Dat blijkt uit cijfers over de luchtvaart in Nederland die statistiekbureau CBS dinsdag heeft gepubliceerd. Het heeft specifiek in kaart gebracht hoeveel van en naar Nederland wordt gevlogen met zogeheten lowcost-maatschappijen.
In 2024 koos ruim 36 procent van de passagiers van en naar Nederland voor een budgetmaatschappij. Een jaar eerder was dat ruim 37 procent. In 2004 was het aandeel van de budgetmaatschappijen nog 20 procent.
Trendbreuk
Die daling in het afgelopen jaar is weliswaar klein, maar vormt wel degelijk een trendbreuk. Sinds de liberalisering van het Europese luchtruim in 1993 veroverden lowcost-maatschappijen onafgebroken marktaandeel. Dat wil zeggen: in ‘normale’ jaren, niet tijdens de coronacrisis.
Volgens het CBS reisden vorig jaar 27,8 miljoen passagiers van of naar een Nederlandse luchthaven met een budgetmaatschappij. ‘Traditionele’ maatschappijen als KLM vervoerden in 2024 48,4 miljoen passagiers van en naar Schiphol en de kleinere vliegvelden in Nederland.
Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Italië waren de populairste bestemmingen met een budgetticket, aldus het CBS. Traditionele maatschappijen brengen reizigers vooral naar de VS, (ook) het VK en Duitsland.
Waardoor budgetmaatschappijen vorig jaar wat marktaandeel hebben verloren in Nederland, meldt het CBS niet. Wie kijkt naar het buitenland, kan wel enkele verklaringen zien.
De budgetmaatschappijen hadden in Nederland altijd al een kleiner marktaandeel dan elders. In het VK hebben Ryanair, easyJet en andere lowcost-maatschappijen een aandeel van ruim boven 50 procent, net als in Spanje en Italië. In Polen zijn met name Ryanair en Wizz Air goed voor circa twee derde van alle vluchten.
Hub Schiphol
Het relatief beperkte marktaandeel in Nederland komt vooral door Schiphol. De Amsterdamse luchthaven is een van Europa’s grootste hub-vliegvelden, met KLM als dominante speler. Bij zo’n draaischijf gaat het meer om overstappers (transferpassagiers) dan om passagiers die de luchthaven als directe bestemming hebben, zoals een zonnige stad in Zuid-Europa – point-to-point, in luchtvaartjargon.
Budgetmaatschappijen op Schiphol klagen vaak dat veel investeringen in Amsterdam met name ten goede komen aan KLM en partners zoals Air France en Delta Air Lines. EasyJet is al jaren ontevreden over de kwaliteit van de pier die de maatschappij op Schiphol gebruikt. Verder zijn de vliegtaks en de vergoeding die luchtvaartmaatschappijen moeten betalen per passagier (havengelden) lager voor transferpassagiers. Daarvan profiteert KLM (50 tot 60 procent van alle KLM-passagiers zijn overstappers) meer dan easyJet en Ryanair.
Schiphol is bovendien vol – onder meer vanwege klimaat- en geluidsregels. Het geeft slechts mondjesmaat nieuwe start- en landingsrechten (slots) uit. Voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen, ook de lowcost, kent Amsterdam nauwelijks ruimte. Het demissionaire kabinet begrensde Schiphol tot 468.000 vluchten per jaar.
Budgetvliegveld
Anders dan in het VK (Londen Stansted, Luton), Spanje (Girona, Alicante) en Duitsland (Weeze) kent Nederland geen grote vliegvelden specifiek voor budgetmaatschappijen. Eindhoven, veel bediend door Transavia en Ryanair, zit ook aan zijn plafond. En Lelystad Airport is (nog) niet open. Dit is overigens belangrijker voor Ryanair, dat steevast kiest voor goedkope, secundaire vliegvelden, dan voor easyJet, dat op de belangrijkste luchthavens wil blijven vliegen.
Tot slot hebben Nederlandse passagiers net over de grens populaire uitwijkmogelijkheden. Volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) koos vorig jaar 13 procent van de vliegende Nederlanders voor een nabije buitenlandse luchthaven net. Het gaat dan bijvoorbeeld om Düsseldorf, Brussel of Weeze, net over de grens bij Venray.
Intussen staat het verdienmodel van de budgetmaatschappijen onder druk. Een bedrijf als Ryanair lijkt zijn kosten weliswaar veel beter dan bijvoorbeeld KLM in de hand te houden, maar het verschil met traditionele vliegbedrijven wordt kleiner. Die laatste bieden inmiddels lager geprijsde tickets doordat ze passagiers nu ook laten bijbetalen voor dienstverlening aan boord, zoals stoelreservering, eten en drinken, of hun bagage. Transavia introduceerde in 2024 betaling voor handbagage; dat bracht vorig jaar meer dan 100 miljoen euro op. Voor KLM zijn deze extra inkomsten ook zeer welkom.
Gratis koffer
Deze verborgen kosten van een vlucht krijgen steeds meer kritiek. Niet alleen van passagiers en consumentenorganisaties, ook vanuit Brussel. Het Europees Parlement werkt aan nieuw beleid voor passagiersrechten. Zo zouden reizigers te allen tijde het recht moeten hebben een stuk handbagage van maximaal 7 kilogram gratis mee te nemen in de cabine.
Het voorstel stuit op grote weerstand van de luchtvaartmaatschappijen. Hun passagiers willen juist de keuze hebben een ticket ‘met of zonder bagage’ te kopen, betogen ze. Anders drijft het Europese beleid de prijzen alleen maar op. Met een ‘gratis’ koffer, verrekend in de tarieven, wordt dat ticket naar Barcelona zeker duurder dan 19 euro.
Roland Boekhout zegt het in een onopvallende bijzin: staatsbank de Volksbank werd bedreigd in haar voortbestaan op het moment dat hij er ruim een jaar geleden aantrad als hoogste baas.
Niet wat betreft financiën zoals dertien jaar geleden, toen de bank gered werd door de Nederlandse staat. Maar de bank, moederbedrijf van SNS, Regiobank, ASN en BLG Wonen, voldeed bij zijn aantreden volgens Boekhout niet aan de „randvoorwaarden als systeemrelevante bank”. Boekhout: „Als je niet aan de spelregels voldoet, dan kan het zo zijn dat je op een gegeven moment uit het spel gehaald wordt.”
Boekhout doelt daarmee op de taak van banken om klanten en transacties te controleren op witwassen en op de verplichting voor een bank om haar risico’s goed te beheersen. Op beide vlakken schoot de Volksbank de afgelopen jaren tekort. De bank kreeg daar afgelopen januari zelfs boetes voor van De Nederlandsche Bank: één van vijf miljoen euro omdat de bank faalde in haar anti-witwasbeleid. En nog een van vijftien miljoen euro omdat de bank volgens de toezichthouder „een zeer lange periode”(2018-2023) „significant” tekort is geschoten in haar risicomanagement. Dat raakt „de kern van de bedrijfsvoering”, aldus DNB.
De in Zuid-Afrika geboren Boekhout (1963) is inmiddels ruim een jaar de hoogste baas bij de Volksbank, en in een gesprek met NRC kijkt hij terug: op de gebreken die hij aantrof, hoe die volgens hem veroorzaakt waren en hoe hij nu denkt dat de bank wél goed gaat functioneren. Ook kijkt hij naar de bemoeienis van de politiek, want met name de Tweede Kamer roerde zich afgelopen jaar over de toekomst van de staatsbank.
Waarom bent u gevraagd voor deze functie?
„Ik denk dat [de commissarissen] wel doorhadden dat er fundamentele bankzaken verbeterd konden worden. En dat iemand met uitgebreidere bankervaring handig was voor de bank in deze fase.”
Boekhout is van oorsprong een bankier die zowel voor consumenten als voor bedrijven werkt. Hij zat met zijn vrouw en vier kinderen veel in het buitenland: hij was werkzaam bij ING in onder meer Duitsland, Polen en Mexico en werkte bij de Duitse Commerzbank. Toen hij anderhalf jaar geleden op zoek was naar een uitvoerende functie bij een bank, dacht hij eerder aan een internationale bank dan de louter in Nederland actieve consumentenbank waar president-commissaris Gerard van Olphen hem voor probeerde te interesseren. Van Olphen overtuigde hem. „En ik was best cynisch, hè? Ik kende de Volksbank amper, zag een stoffige staatsbank voor me die niet tot verandering bereid was.”
Onder leiding van Boekhout is de Volksbank in ieder geval aan het veranderen geslagen. Al binnen drie maanden na zijn aantreden kondigde hij een vereenvoudiging van het bedrijfsmodel aan. In november volgde het grootste besluit: het aantal vestigingen gaat van zeshonderd naar driehonderd, 15 procent van het personeel moet weg en vier van de vijf merken van de staatsbank worden geschrapt.
Deze dinsdag worden de beslissingen die Boekhout met zijn bestuur heeft ingezet ook zichtbaar voor het publiek: de ruim honderd vestigingen van grootste dochter SNS Bank hebben vanaf 1 juli de naam ASN Bank op de gevel. De vestigingen van Regiobank volgen later.
Als de bank niet aan de randvoorwaarden voldeed, waarom is Boekhout dan bij de Volksbank gaan werken? „Het fundament van een bank bestaat uit de kapitaalpositie en de liquiditeit. En die zijn hier ontzettend goed voor elkaar. De bank heeft hele sterke merken die goed scoren bij klanten. En ons vestigingennetwerk is uniek.” Dankzij franchiseondernemers (SNS) en financieel adviseurs (Regiobank) heeft de bank veel meer vestigingen – ook als het aantal naar beneden gaat – dan ING, Rabobank en ABN Amro.
De discussie of we een staatsbank moeten blijven is verrassend theoretisch: geen hond zou ons nu willen kopen
U zegt ‘mooie merken’, maar er blijft er straks maar één over.
„Ja, maar het is niet zo dat we de merken volledig elimineren. Het idee is dat waar de drie merken voor staan, ook voor het ASN-merk gaat gelden. Dus dat ASN niet alleen maar voor duurzaamheid staat, maar ook voor nabijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid.”
De toekomst van de Volksbank is al jaren een vraagteken: de conclusie is steeds dat de bank nog niet klaar is voor een zelfstandig bestaan. Het verdienmodel zou te onzeker zijn. De bank leunt grotendeels op rente-inkomsten uit hypotheken. Tegelijkertijd scoort de bank wel hoog bij klanten: de merken Regiobank, ASN en SNS scoren steevast hoog bij consumentenonderzoeken.
Lees ook
Klaas Knot waarschuwt Den Haag: blijf af van de termijn van de centrale bank
Was de Volksbank dan vooral goed in klantcontact en marketing, en minder goed in bankieren?
„De bank heeft zich heel goed weten te positioneren als een bank die meer in het vizier heeft dan aandeelhoudersrendement. Wat ik overtrokken vind, want andere banken zijn ook niet alleen met rendement bezig. Maar goed: vanuit marketingoogpunt is dat wel geslaagd.
„Nu moeten we de balans weer zien te vinden: ook meer oog hebben voor rendement. Zonder dat we overigens compromissen willen aangaan op die andere vlakken. De uitdaging is om aan te tonen dat dat kan.”
Hoe gaat het nu eigenlijk met dat bankieren?
„De goede kant op. We hebben de afdelingen voor risico en anti-witwassen volledig gereorganiseerd – daar werkten dingen immers onvoldoende, anders hadden we die boetes niet gekregen. Zij krijgen nu betere technische ondersteuning, zodat ze hun taken beter kunnen uitvoeren.”
Zorgde dan vooral IT voor de problemen bij risicomanagement en de witwasscreening?
„IT ja, maar ook data. Je hebt toegankelijke en complete gegevens nodig om klanten, transacties en risico’s te kunnen analyseren. Maar ook de risicocultuur in de organisatie speelde mee. Als jij het makkelijk maakt om klant te worden, dan lijk je lekker bezig. Maar als je er dan zes maanden later achter komt dat je bepaalde vragen niet heb gesteld in het proces, terwijl je de antwoorden wel nodig hebt om bijvoorbeeld te zien of sprake is van witwassen, dan heb je dat niet goed gedaan.
„Niemand kent alle toezichtsregels uit zijn hoofd, omdat het zo complex is geworden. Maar je moet er wel gevoel voor hebben. Denken: oeh, hier zou wel eens een regel voor kunnen bestaan. Als je dat niet hebt, dan zijn er heel veel vallen waar je in kan lopen bij een bank.”
Denken: oeh, hier zou wel eens een regel voor kunnen bestaan. Als je dat niet hebt, dan zijn er heel veel vallen waar je in kan lopen bij een bank.”
Maar rechtsvoorganger SNS Reaal is nota bene in 2013 door de staat gered vanwege te veel risico’s in vastgoedbeleggingen. Hoe kan dan de risicocultuur niet goed zijn?
„Ja, die redding veroorzaakte een shock. Maar mensen gaan door, blijven hetzelfde doen. Men zal niet door hebben gehad wat er nu precies mis was gegaan. En bankieren is veel complexer geworden sinds 2013. Wat betreft financieel toezicht, maar ook niet-financiële risico’s zijn groter geworden. Denk aan cyberaanvallen en hacks.”
De staat is eigenaar. Heeft de aandeelhouder wel streng genoeg meegekeken?
„Ja, ik denk het wel. De aandeelhouder staat natuurlijk op enige afstand. Die is geen toezichthouder. Het is heel moeilijk om als aandeelhouder zo diep in de keuken te kijken.”
De gehele cultuur van de bank moet volgens Boekhout op de schop. „Eén merk moet intern de mensen bij elkaar brengen. Want met verschillende merken binnen een bedrijf, krijg je verschillende bloedgroepen. En dan ontstaat er competitie. En dat leidt tot versnippering van je krachten.”
Mensen hebben hier extra motivatie. Ze willen niet alleen maar bankier zijn, maar ze hebben een hoger doel
Het schrappen van banen – circa zevenhonderd collega’s moeten momenteel omzien naar een andere baan – draagt volgens de bestuursvoorzitter ook bij aan de cultuuromslag. „Ontslag is niet leuk – ik vind het zelf ook moeilijk. Ik word wel een beetje geholpen door de arbeidsmarkt: ik heb geen zorgen dat deze mensen geen ander emplooi vinden. Maar toch: het is een vervelende, soms zelfs traumatische ervaring voor die mensen.
„Maar: de organisatie die overblijft is tot veel meer in staat. Een van de eerste dingen die ik constateerde toen ik binnenkwam: mensen hebben hier extra motivatie. Ze willen niet alleen maar bankier zijn, maar ze hebben een hoger doel. Duurzaamheid, maatschappelijk rendement, mensen ondersteunen in hun financiële zekerheid.
„Die motivatie zou er eigenlijk toe moeten leiden dat er een laag ziekteverzuim is. Alleen: wij hebben een hoger dan gemiddeld ziekteverzuim. Dat komt door de organisatie en het leiderschap. Als mensen het beste willen doen voor hun klanten, maar dat door zo’n ingewikkelde organisatie niet voor elkaar krijgen, en processen traag en stroperig zijn, dan raken mensen gedemotiveerd.
Staatsbank blijven?
Ondertussen is in Den Haag nog volop discussie over of de Volksbank nu wel of niet staatsbank moet blijven. Afgelopen najaar kreeg de bank van minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) de boodschap dat het zich in de komende drie tot vijf jaar moet voorbereiden op een onderhandse verkoop of beursgang. Maar een meerderheid in de Kamer is daar tegen; die vindt het een beter idee om één bank in staatshanden te houden.
Begin juni werd zelfs nog een motie aangenomen om de voorbereidingen voor privatisering te stoppen, in de veronderstelling dat daarmee ook minder vestigingen zouden worden gesloten en er minder ontslagen zouden vallen. Dat klopt echter niet, volgens Boekhout. „Onze transformatie is sowieso noodzakelijk en staat los van toekomstig eigenaarschap.”
Houden jullie er rekening mee dat jullie toch een staatsbank blijven?
„Of we nu de beste bank, of de beste staatsbank zijn – dat zien we dan wel weer. Eerst moeten we de beste bank worden die we kunnen zijn. Want de discussie is verrassend theoretisch: er is nu geen hond die ons wil kopen.
„Ook als je staatsbank bent, moet je niet terugvallen op de belastingbetaler als je wilt groeien. Dat is nu wel het geval, als we niet transformeren. Dat is niet de basis waarop je als organisatie wilt functioneren.
„Dat is wel een gevaar als je een staatsbank bent overigens. Dan is het genereren van een marktconform rendement geen drijfveer meer. Waardoor je misschien voor toezichtvereisten compromissen gaat accepteren. Dat hoort niet bij een professioneel instituut.”
Is dat een van de redenen achter de precaire situatie van de Volksbank?
„Het is niet helemaal uit te sluiten dat mensen zich toch misschien doelstellingen permitteerden die ver aflagen van wat vanuit toezichthouders of vanuit economisch perspectief minimumvereisten zijn.”
Blijf jij ceo als Volksbank een staatsbank blijft?
„Natuurlijk. Dat is niet mijn motivatie om hier wel of niet te zitten. Het zou wel een mooie kroon op het werk zijn, als we de bank voor een mooie vergoeding voor de belastingbetaler, voor al die steun die ze tien jaar aan dit instituut hebben gegeven, zouden kunnen verzelfstandigen.”