‘Je kunt toch niet zeggen: ‘U bent negentig jaar oud, uw privacy doet er minder toe’’

Niemand was er op bedacht, de mokerslag die de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zou uitdelen aan het project Oorlog voor de rechter. De deadline voor de online openstelling van het archief van de strafdossiers van 450.000 ‘verdachte Nederlanders’ in de Tweede Wereldoorlog, zouden vanaf januari 2025 openbaar en online doorzoekbaar zijn. Ook Aleid Wolfsen, bestuursvoorzitter van de AP, rook lange tijd geen onraad. Toch stak hij er vlak voor die deadline een stokje voor. Want de duizenden nog levende personen die in die dossiers voorkomen hebben recht op privacy. Zolang zij nog leven, mag er niet onbeperkt digitaal gesnuffeld worden in de strafdossiers. Op straffe van sancties, was de waarschuwing van Wolfsen aan verantwoordelijk minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, NSC) eind november.

De waarschuwing kwam onverwacht. De voorganger van Bruins, Robbert Dijkgraaf (D66), had het project omarmd en de digitale openstelling was al breed uitgemeten in de media. Ook ambtenaren van de Autoriteit waren al lang op de hoogte. Anderhalf jaar eerder waren zij tijdens een werkbezoek aan het Nationaal Archief uitvoerig geïnformeerd. Nergens gingen alarmbellen af. Wolfsen zelf wist van het project, volgde de berichtgeving erover in de media maar liet zich, naar eigen zeggen, geruststellen. Want het leek allemaal zo zorgvuldig. Er was een ‘ethisch beraad’ van direct betrokkenen (Joodse organisaties, oud-verzetsstrijders en nazaten van toenmalige verdachten) en in de media was er geen wanklank, blikt Wolfsen terug. „Alles leek te getuigen van buitengewoon zorgvuldige voorbereiding, alles leek in lijn met geldende wetgeving.”

Totdat Wolfsen zich afgelopen najaar realiseerde dat het hele archief „zonder één drempel, zonder waarborgen voor de hele wereld toegankelijk zou worden. Een archief met gevoelige persoonsgegevens over strafrechtelijke antecedenten, politieke kleur of seksuele geaardheid. ” Waarna de stekker uit het project getrokken werd. De digitalisering van al die strafdossiers gaat door, de meer dan 50 miljoen pagina’s in het archief worden één voor één gescand. Maar de toegankelijkheid online komt er niet. Wie door de databestanden wil zoeken, móét van de AP een belang kunnen aantonen, nu en in de toekomst.

Een terminal in de studiezaal

Onbelemmerde toegang voor iedereen, was de bedoeling van Oorlog voor de rechter. Daar blijft, na Wolfsens interventie, voorlopig één terminal in de studiezaal van het Nationaal Archief van over. Met als gevolg lange wachtlijsten van nabestaanden, journalisten en wetenschappers, die allemaal een concreet belang moeten aantonen. Daardoor kan het nog jaren duren voordat familieleden van bijvoorbeeld Joodse slachtoffers kunnen nagaan wie hun opa indertijd verraden heeft.

Wolfsen kent die kritiek. Nabestaanden van slachtoffers moeten wat hem betreft toegang krijgen tot hun dossiers. Maar hij houdt toch vast aan de privacybescherming van de levenden in het archief, voormalige verdachten, slachtoffers of getuigen. „Ook als het om tachtig jaar oude dossiers gaat. Je kunt toch niet zeggen: ‘U bent nu 90 jaar oud, uw privacy doet er minder toe?’ En je kunt over een archief van een half miljoen mensen ook niet zeggen: we tillen wat minder zwaar aan die grondrechten, omdat het om zo’n kleine groep gaat op een totaal van een half miljoen mensen.”

U had wel eerder kunnen waarschuwen dat de privacywetgeving op zo’n schaal geschonden zou worden.

„De contacten waren er inderdaad al maart vorig jaar. Toen is ook gesproken over dat digitaliseringsproject en mijn medewerkers waren onder de indruk. Er was ook geen twijfel over dat het digitaliseren heel goed is. Maar een jaar later kwamen er tegelijkertijd meldingen binnen van nabestaanden van verdachten én van mijn eigen medewerkers. Toen is opnieuw contact gezocht met het Nationaal Archief en is er doorgevraagd. Misschien te traag, ook wij hebben te maken met ondercapaciteit. Pas na de zomer kreeg ook ik in de gaten dat er iets goed fout aan het gaan was.”

Was het toen niet meer mogelijk om tot werkbare oplossingen te komen?

„Er lagen bij het Nationaal Archief al stevige interne en externe adviezen. Maar na de zomer bleken onze vragen en zorgen niet aan te slaan. Onze indruk was dat alle betrokkenen moeilijk ‘uit hun groef’ te halen waren. Toen ben ik zelf ook bij die gesprekken geweest. Ik heb toen al gezegd dat het zo niet kon. Maar niemand aan tafel leek zich bewust van de ernst van de situatie. Er volgde een tweede gesprek in november. Maar de rijksarchivaris en de ambtenaren van het ministerie hielden elkaars hand vast. De boodschap was: we gaan tóch doorzetten. Toen heb ik gezegd: ‘We gaan de minister bellen.’”


Lees ook

De oorlogsarchieven gaan open: is goed of fout achteraf vast te stellen?

Willem Haagmans,  Wouter Kalkman en Peter den Dikken gaan met elkaar in gesprek over hoe om te gaan met nieuwe informatie uit het  grijze oorlogsverleden.

Waardoor kleinkinderen van NSB’ers straks wel in hun dossiers kunnen, maar die van Joodse slachtoffers niet of nauwelijks.

„Er is ten onrechte de indruk gewekt dat nabestaanden van slachtoffers er straks niets aan hebben. Dat is onzin. Wie een direct belang heeft, moet in beginsel terechtkunnen bij het Nationaal Archief. Ik weet dat nu alles gearchiveerd is op naam van de verdachten. Dus in de papieren dossiers is het onmogelijk om naar slachtoffers te zoeken. Als alles gedigitaliseerd is, kan dat wel. Op naam van je opa, bijvoorbeeld. Of op woonplaats of adres. Dat nabestaanden van slachtoffers dat tot nu toe niet konden, is een technisch probleem, dat heeft niets met privacywetgeving te maken. En die digitalisering wordt niet vertraagd.”

De praktijk is straks anders: één terminal, complexe procedures en lange wachttijden. Waarom weegt het privacybelang van die nog levende ‘verdachten’ zoveel zwaarder dan de zoektocht naar slachtoffers? Wie lijdt er schade bij publiciteit over dossiers van tachtig jaar geleden?

„Er komen in die dossiers namen voor van mensen die nog leven. Mensen die schade kunnen ondervinden als over hen informatie wordt ontsloten door anderen die daar zelf nul belang bij hebben. Dan wordt jouw privacy geschonden, ook al gaat het om tachtig jaar oude dossiers. Maar als je er een belang bij hebt, moet het Nationaal Archief jou kunnen faciliteren om daarnaar te zoeken. Dat is even goed een soort grondrecht. Maar wel met waarborgen omkleed. Ons mandaat houdt pas op als er geen overlevenden meer zijn. Dan gaan we er niet meer over. Tot die tijd moeten er waarborgen zijn voor wie er wel en niet in mogen. Iedereen die leeft, heeft grondrechten. Dat is de kern van de rechtsstaat. Dat belang is onvoldoende in de wet omschreven. Bruins heeft wetgeving aangekondigd die daar wel in voorziet. Daar kun je in regelen dat de toegankelijkheid van deze strafdossiers ruimer is dan die van andere strafdossiers.”

Een project met zo’n maatschappelijke impact waarvoor de wetgeving nu nog geregeld moet worden, is dat niet wrang?

„Technisch is er van alles mogelijk. Ik kan vanuit het buitenland digitaal ook in mijn persoonlijke medische dossier. Die toegankelijkheid moet natuurlijk beter georganiseerd worden dan die ene terminal waar nu sprake van is. In regionale historische archiefcentra, bijvoorbeeld. In bibliotheken, misschien. Mogelijk is er zelfs een voorziening in Israël te realiseren. Er is van alles fout gegaan, alleen al daarom rust er een grote morele plicht op het ministerie en het Nationaal Archief om het voor iedereen die daar recht op heeft, mogelijk te maken om in hun dossiers te kunnen. Daar moet massaal in geïnvesteerd worden. ”


Lees ook

Dé waarheid staat niet in het archief over ‘foute’ landgenoten (opinie)

De baas van de Sicherheitspolizei Joseph Schreieder voor het Bijzonder Gerechtshof.

Blijft de vraag open waarom noodzakelijke wetgeving rondom zo’n gevoelig project niet op tijd geregeld is

„Daar heb ik wel met de minister over gesproken. Die was in eerste instantie ook niet achterdochtig en dacht, net als ik, dat het allemaal wel in orde was. Maar er ligt al drie jaar een gewijzigde Archiefwet in de Tweede Kamer te wachten. Daar moet in geregeld worden wie als belanghebbende in die archieven mag. Alleen heeft niemand daar tot nu toe iets mee gedaan. De minister wil daar zo snel mogelijk mee aan de slag. Ik heb hem toegezegd dat hij van ons per kerende post een reactie krijgt als er om advies wordt gevraagd.”

De vraag blijft waarom er niet veel eerder aan de bel is getrokken en heel veel betrokken op het laatste moment voor het blok worden gezet.

„Ik las het recent verschenen rapport van de staatscommissie van professor Henk Kummeling over de gebroken beloftes van de rechtsstaat. Het rechtsstatelijke besef bij politici en ambtenaren is tanende, is een van zijn conclusies. En dat heeft hier ook een rol gespeeld. Betrokkenen waren zich er onvoldoende van bewust dat er grondrechten in het geding zijn. Wie zich daar niet van bewust is, denkt: ach, het is de Archiefwet en ik weeg zelf een beetje wat wel of niet kan. Maar dat kan hier niet, het gaat hier om rechtsstatelijke afwegingen.”

Of er is een terechte afweging gemaakt tussen het maatschappelijke belang van volledige doorzoekbaarheid van zo’n oud archief en die van nog levende mensen. Met als uitwijkmogelijkheid een gang naar de rechter als iemand zich benadeeld voelt.

„Als wij niet hadden bestaan, was het een zaak voor de rechter geweest. Maar dit is nou precies waar we voor zijn opgericht. Om op voorhand te zeggen: wij nemen het risico en kijken wel wat de rechter daarvan vindt, dat is een heftige route. Dat is als de minister die nareizigers van asielzoekers wil tegenhouden, terwijl dat juridisch niet kan. En het dan toch maar doen en je laten terugfluiten door de rechter. Dat is precies wat bedoeld wordt met dat tanende rechtsstatelijke denken. Als er grondrechten in het geding zijn, kun je niet zeggen: we maken onze eigen afweging en we zien wel wat de rechter ervan vindt.”


Lees ook

Mijn familie was fout in de oorlog. En dat mag nu iedereen weten

Geert Verlaan, een oom van Jos Verlaan, in 1943. Hij zat bij de SS. De opa van Jos was lid van de NSB.