‘Je kan het zo gek niet verzinnen of het gebeurt in deze file’


Reportage

Bijenkorffile Verkeersregelaars moeten de chaos zien te beteugelen bij de beruchte ‘Bijenkorffile’ – helemaal terug van weggeweest. „Al die korte lontjes.” 

De ‘Bijenkorffile’ slingert zich meerdere dagen per week, en sowieso elk weekend, van Muntplein via Rokin naar Damrak.
De ‘Bijenkorffile’ slingert zich meerdere dagen per week, en sowieso elk weekend, van Muntplein via Rokin naar Damrak.

Foto’s Niels Blekemolen

‘Nee, ho, ho! Vol. Helemaal vol.” Verkeersregelaar Martin Reitsma, rond de 50, felgeel pak, kale kop, platte Amsterdamse tong, parkeert drie oranje pionnen voor de oprit van de parkeergarage aan het Damrak. „Ja meneer, ik weet het. U bent niet de enige die al uren in de rij staat. Ja, echt alles is kneitervol. Centraal ook. Nieuwendijk ook. De hele binnenstad raakt ontregeld. Een derde van de garage moet nu leeg voor de doorstroom. Nee mevrouw! Hoooo! Niet over de stoep!”

Weinig is zo bepalend voor het straatbeeld in hartje centrum als de beruchte ‘Bijenkorffile’. De „langste file van Amsterdam” werd eind jaren negentig al gesignaleerd en beschreven in de landelijke pers en is sindsdien nooit meer verdwenen. Tijdens de coronapandemie kon de Amsterdammer bij wijze van uitzondering proeven aan het concept van de autoluwe binnenstad, maar zoals aan al het moois kwam ook daaraan een eind. De file is weer helemaal terug, nu misschien nog wel erger dan vóór corona.

„Zo erg als dit weekend heb ik het nog zelden meegemaakt”, zegt Reitsma op de laatste zondag van oktober. Sinds drie maanden staat hij iedere donderdag tot en met zondag, van drie uur ’s middags tot negen uur ’s avonds, voor de ingang van de garage de boel in goede banen te leiden. Als hij zondag een uur te vroeg arriveert, treft hij een puinhoop aan. Alweer. „Ja, dan ga ik beginnen. Klaar.”

De verkeersregelaar heeft al voor heel wat hete vuren gestaan, maar de chaos van dit zonnige herfstweekend „slaat werkelijk alles”. Daadkrachtig beent hij tussen de toeterende auto’s door, roepend en wijzend, zo nu en dan buigt hij door een autoraam. Steeds hetzelfde verhaal – vol is vol – en steeds dezelfde reactie: gevloek en getier.

Rondjes laten rijden tot ze afdruipen

Medewerkers van drie grote Q-Park parkeergarages in de binnenstad (bij het Centraal Station naast de rondvaartboten, op de Nieuwendijk en dus die onder de Bijenkorf) staan zondagmiddag telefonisch met elkaar in contact en besluiten rond half drie om hun ingangen tijdelijk te blokkeren. Het doel: de automobilisten net zo lang vruchteloze rondjes door de stad te laten rijden tot ze afdruipen. Terug naar huis.

Ja meneer, ik weet het. U bent niet de enige die al uren in de rij staat

Ga er maar aanstaan, een sliert gaar gekookte, opgefokte automobilisten die uren in de rij stonden voor een plekje, wegsturen vlák voor de ingang. „Gisteren waren de lontjes hier zo kort. We hebben het flink te verduren gehad”, zegt Reitsma. „Dreigementen naar je hoofd, mensen die via de uitgangen proberen naar binnen te rijden of vanuit de Warmoesstraat doorsteken en voordringen in de rij, automobilisten die afsnijden en met hun bumper blijven haken op de stoep. Je kan het zo gek niet verzinnen of het gebeurt in deze file.”

Terwijl Martin Reitsma de capriolen van de vorige dag recapituleert, schampt een taxi vlak voor de ingang van de garage een witte sportauto en scheurt er vandoor alsof er niets is gebeurd. De getroffen bestuurder kan immers toch geen kant op. De sfeer is, ook vandaag weer, om te snijden.

Foto’s Niels Blekemolen

SUV’s en sportauto’s

Wie dacht dat de stoet met auto’s vooral bestaat uit gezinnen die in hun vrolijke fiatje naar de hoofdstad trekken voor winkelplezier heeft het mis. „Was het maar zo”, zegt Reitsma. „Daar heb je geen last van.” De zogeheten ‘Bijenkorffile’ is deels ook een afspiegeling van de toeristische kermis die de binnenstad de afgelopen jaren werd: peperdure SUV’s en glimmende sportauto’s in de meest waarachtige kleuren en modellen tuffen bumper aan bumper voorbij. Voor menig bestuurder is de file vanaf het Muntplein – soms al beginnend bij de Stopera –, over het Rokin en vervolgens Damrak de uitgelezen catwalk voor hun paradepaard. Eenmaal geparkeerd kopen ze de chique Bijenkorf leeg.

De Amsterdamse bestuurder van een glimmende zwarte bak met grote grill voorop zegt voor die paar kilometer bewust de auto te hebben gepakt „nu het nog kan. Straks wordt alles elektrisch. We genieten nog even van de echte petrol”. Toeristen komen hier „to buy everything the fuck we want”, zegt een Duitse jongen onderuitgezakt vanachter zijn stuur, de Gucci-tassen opgestapeld tot aan het plafond van zijn kofferbak. De ene na de andere Duitse, Franse en Belgische nummerplaat verdwijnt door het slagboompje naar binnen.

Niet meer voor- of achteruit

Het pijnlijke aan de file is dat het de hele binnenstad kaapt. De enkeling die niets in de parkeergarage te zoeken heeft, heeft pech. Eenmaal opgenomen in de stoet over het Damrak is vooruit noch achteruit een optie.

De ellende die Q-park de Bijenkorf heet is ook in de Stopera een terugkerend gespreksonderwerp. Eens in de zoveel jaar laait de discussie weer op: moet het niet eens afgelopen zijn met die garage? Maar het blijft een dilemma: het ‘autoluwe’ Amsterdam van de toekomst telt als het aan de gemeente ligt zo’n 100.000 parkeerplaatsen minder dan nu. Als de bijna 480 auto’s in dit Q-Park straks niet meer kunnen worden weggestopt onder de grond, waar komen ze dan naar boven?

Lise, Tsjuli en Emily
‘Twintig minuten vanaf de Dam’


„We hebben een verrassings-High Tea bij Krasnapolsky georganiseerd voor onze vriendin Tsjuli, want we zijn dit jaar alle drie 30 geworden. Wij wonen in de stad, maar Tsjuli komt uit Alkmaar. We zeiden nog: je kan beter ergens anders parkeren vanwege de kosten, maar zij had geen zin in gedoe. Vanaf de stoplichten bij de Dam kostte het haar twintig minuten om bij de parkeergarage te komen.”

Bas en Angelica
‘We komen van de RAI’ 


Bas: „We hebben anderhalf uur in de file gestaan.”

Angelica: „Ja, vreselijk! Terríble!”

Bas: „We komen van de RAI. Ja, we hadden met de metro kunnen komen, maar we dachten: we pakken lekker de auto.”

Angelica: „We komen shoppen, maar daar is bijna geen tijd meer voor.”

Rebecca en Ersoy
‘We typten gewoon „centrum” in’ 


Ersoy: „We komen uit Zwolle om een dagje te winkelen in de Bijenkorf.”

Rebecca: „We hebben gewoon ‘centrum’ ingetypt in de navigatie.”

Ersoy: „Drukte hadden we wel verwacht, maar dat het zó erg zou zijn wisten we niet. We hebben drie kwartier gedaan over 1,7 kilometer.”

Rebecca: „Als die garage straks weer dichtgaat, stap ik gewoon uit en loop ik de Bijenkorf in. Ze zoeken het maar uit.”

Peter
‘Mijn vijftiende sigaret in deze file’ 


„Dit is mijn vijftiende sigaret sinds ik een uur geleden deze file in draaide. Ik logeer een paar dagen op het Rokin. Ik wilde eigenlijk in de parkeergarage bij het Oosterdok parkeren. Die was vol. Dan maar ‘even’ naar de Bijenkorf, dacht ik. Maar dit had ik eigenlijk niet bedacht zo. Ik ben helemaal gaar. En ik heb een zere voet van het gaspedaal.”

Erik
‘Eenmaal in de file kun je er niet meer uit’ 


„Ik heb mijn zoon verhuisd. Hij gaat in de Spuistraat wonen. Ik heb net allemaal spullen afgeleverd en dacht: ik zet ‘even’ de auto weg. Ik sta al een half uur vast. Maar ja, als je eenmaal in die file staat, kun je er niet meer uit.”

Verschillende mensen die NRC sprak in de file wilden niet met hun achternaam in de krant. Daarom hebben we ervoor gekozen van alle geïnterviewden enkel de voornaam te vermelden.

Foto’s Niels Blekemolen.