Jari Litmanen: ‘Door Dennis Bergkamp dacht ik na over mijn kwaliteiten en tekortkomingen’

Jari Litmanen is weinig veranderd. Zijn ooit zo karakteristieke kapsel – een ‘matje’ – heeft plaatsgemaakt voor een crew cut, en rond de ogen hebben zich een paar kraaienpootjes genesteld. Maar in de kern is de Finse oud-voetballer nog steeds dezelfde man die in de jaren negentig menig voetbalhart sneller deed kloppen, door zijn fabelachtige techniek en markante uitstraling.

Al bijna een kwarteeuw frequenteert Litmanen (54) hetzelfde hotel in Amsterdam-Zuid. Eerst ter voorbereiding op wedstrijden – in die tijd sliepen Ajacieden bij thuiswedstrijden in een hotel, om afleiding te voorkomen – en toen hij voetballer-af was als liefhebber van de stad die hij „mijn tweede thuis” noemt. Estland, het geboorteland van zijn vrouw, beschouwt hij als zijn eerste thuis. Ze wonen er met hun twee zonen, van 17 en 19.

Aan een tafeltje met uitzicht op het Noorder Amstelkanaal vertelt Litmanen wat hij voelt als hij ’s ochtends het gordijn van zijn hotelkamer, op een van de hoogste verdiepingen, opentrekt. Dan scant hij de stad als een havik: Vondelpark, Rijksmuseum, Museumplein, Leidseplein… Aan de tjokvolle pleinen na de eindoverwinning van Ajax in de Champions League, in 1995, denkt hij dan niet. „Ik wil gewoon een beetje Amsterdam voelen.”

Natuurlijk vindt hij het geweldig wat die overwinning op AC Milan in Wenen bij supporters losmaakte – het was „Koninginnedag maal tien”, op de terugweg kon hij de mensenmassa op het Museumplein vanuit het vliegtuig al zien – maar het is ook al dertig jaar geleden. „Mijn vorige leven”, noemt hij het.

Over dat leven vertelt Ajax-watcher Mike van Damme in het onlangs verschenen boek Jari Litmanen. Zijn legendarische jaren bij Ajax. Hij beschrijft hoe Litmanen in de jaren negentig uitgroeide tot een bepalende speler, die het vertrek van Dennis Bergkamp naar Internazionale, in 1993, verzachtte. De Fin scoorde 132 keer voor zijn club en won vijf landstitels, drie KNVB-bekers, drie Nederlandse Super Cups, de Champions League, de UEFA Super Cup én de wereldbeker voor clubteams.

Jari Litmanen namens Ajax in duel met Arjan Blaauw en Roel Liefden van FC Groningen. Ajax wint met 4-1.
Foto Toussaint Kluiters

Litmanen was onlangs een paar dagen in Nederland om het boek te promoten. Bij boekwinkels en fanshops werd het fysieke bewijs geleverd voor wat tijdens een recente poll al was gebleken: na Johan Cruijff is Litmanen de populairste Ajax-speler ooit. Signeersessies waarvoor twee uur waren ingeruimd, duurden door de grote belangstelling dubbel zo lang. En Litmanen ontmoette opvallend veel mensen, vooral twintigers en dertigers, maar ook kinderen, die Jari heten.

Hij pakt zijn telefoon en laat een foto van een drie maanden oude baby zien. De moeder van het jongetje stond twee uur in de rij bij de Ajax fanshop om hem te ontmoeten. De kleine Jari lag rustig in haar armen om zich heen te koekeloeren. Toen Litmanen zich over hem heen boog en wat tegen hem brabbelde, begon het jongetje „keihard te lachen”.

Het raakte Litmanen. Zoals wel meer dingen hem raken als hij in Amsterdam is. Dat komt, zegt hij, doordat hij 21 was toen hij bij Ajax kwam voetballen. De club en de stad hebben hem gevormd. Hij is er volwassen geworden. „Ik heb negen jaar bij Ajax gespeeld, tussen 1992 en 1999 en tussen 2002 en 2004. Dat is ruim een derde van mijn voetbalcarrière, want ik ben op mijn vijftiende begonnen en op mijn veertigste gestopt. Mijn grootste successen heb ik bij Ajax beleefd.”

Hij praat zelden over zijn privéleven – ook in het boek is hij niet scheutig met details – maar op het terras aan het water, achter een bord zalm met asperges, laat hij een glimp van zichzelf zien. Zijn ogen worden waterig als hij over zijn vrouw praat, die in 1988 Estland vertegenwoordigde bij Miss World. Ze heeft dezelfde wilskracht als hij. Iemand die hard werkt om haar dromen te verwezenlijken. In zichzelf gelooft. Een familiemens, die de kleine dingen in het leven waardeert.

Foto Merlijn Doomernik

Ton Pronk

Hij roert zwijgend in zijn cappuccino als we over voormalig Ajax-scout Tonnie Pronk komen te spreken, die in 1992 naar Finland vloog om hem te zien spelen, en die hij vlak voor diens overlijden, in 2016, opzocht in een verzorgingstehuis. „Tonnie is de eerste van Ajax die mij heeft zien spelen”, zegt hij. „Voor de Finse bekerfinale tussen FF Jaro en mijn club MyPa-47 zat hij op de tribune. Hij zag iets in mij, en als hij dat niet had gezien, had het allemaal heel anders uitgepakt. Dan had ik in België gespeeld, of zo.”

Het was niet het enige bepalende moment in zijn carrière. Zo raakte Dennis Bergkamp, niet lang nadat Litmanen voor een stage naar Amsterdam was afgereisd, geblesseerd. Daardoor werd híj als nummer tien opgesteld tijdens een oefenwedstrijd tegen SV Deurne, niet als de rechtshalf die coach Louis van Gaal tot dan toe in hem zag.

Van Gaal overwoog om Litmanen kort na diens aankomst naar huis te sturen, omdat hij weinig indruk op hem maakte. Na vier doelpunten tegen Deurne veranderde de trainer van mening. Van Gaal raakte ervan overtuigd dat als Litmanen een jaar in de schaduw van Bergkamp zou rijpen, en rustig kon wennen aan het Ajax-systeem en Nederland, hij tot een belangrijke speler kon uitgroeien.

„Zonder dat hij het besefte, was Bergkamp heel belangrijk voor mij”, zegt Litmanen. Niet alleen omdat ik op zijn positie mocht spelen toen hij geblesseerd was, maar ook omdat ik in dat jaar voor zijn vertrek naar Internazionale veel van hem heb geleerd. Hij was veel beter dan ik, maar ik wilde hem niet kopiëren, alleen van hem leren. Door hem dacht ik na over mijn kwaliteiten en tekortkomingen. Als hij langer bij Ajax was gebleven, had ik veel minder voor de club kunnen betekenen.”

Ik ben het meest trots op het feit dat mijn droom, profvoetballer worden, werkelijkheid is geworden

Na zeven jaar Ajax speelde je een paar jaar voor Barcelona en Liverpool voor je in 2002 terugkeerde naar Amsterdam. Is het fair te zeggen dat je die tweede periode bij Ajax als minder prettig hebt ervaren dan de eerste?

„Sportief gezien was die tweede periode duidelijk minder dan de eerste. En voor iemand die het beste uit zichzelf wil halen, en belangrijk wil zijn voor zijn club, is dat teleurstellend, dat klopt.

Coach Ronald Koeman wilde je er graag bij hebben als mentor voor onder anderen Zlatan Ibrahimovic, maar dat verliep moeizaam. In het boek zeg je dat je nog altijd niet weet waarom.

Hij knikt. Zwijgt.

Ook je gedwongen vertrek uit Amsterdam, na een aantal blessures, moet niet fijn zijn geweest. Toch lijkt het je relatie met de club niet te hebben geschaad.

„Mijn gevoel voor Ajax is nooit veranderd. Die tweede periode was om meerdere redenen niet zo succesvol, al vind ik dat dat niet overdreven moet worden. In mijn eerste jaar werden we tweede in de competitie, en speelden we kwartfinale Champions League. In mijn tweede jaar werden we kampioen. Zou Ajax nú de kwartfinale van de Champions League halen, dan was iedereen dolblij. En we waren maar een minuut van de halve finale verwijderd hè.” Op 23 april 2003 kwam Ajax in de return tegen AC Milan in San Siro twee keer terug van een achterstand, onder andere dankzij een doelpunt van Litmanen, na in Amsterdam gelijk te hebben gespeeld. Ajax stond na 90 minuten virtueel in de halve finale, maar in blessuretijd scoorde Jon Dahl Tomasson alsnog de 3-2.

Fans herinneren zich vooral de gewonnen Champions League-finale van 1995, en het winnen van de wereldbeker, datzelfde jaar. Jij zegt in het boek dat die finales ‘niet mijn finales’ waren. Waarom?

Hij leunt achterover. „Ik was goed in vorm, had een sterke halve finale in de Champions League gespeeld. Maar een week voor de finale kreeg ik last van hooikoorts, rode ogen. ’s Nachts sliep ik nauwelijks, overdag juist veel. Ik raakte uit mijn ritme, waardoor ik tijdens de finale helemaal op was. Bij de wereldbekerfinale in Tokio gebeurde ongeveer hetzelfde. Ik sliep slecht door het tijdsverschil, voelde me niet fris. Terwijl onze tegenstander Grêmio al een paar weken in Japan zat. Als één finale er voor mij uitspringt, dan is het de verloren Champions League-finale van 1996.” Aan die nagelbijter van een wedstrijd, die dankzij een goal van Litmanen in 1-1 eindigde, maar na strafschoppen werd verloren, wijdde Andere Tijden in 2013 een aflevering. Een Italiaanse bloeddopingexpert werd verzocht de bloedwaarden van de spelers van Juventus opnieuw te onderzoeken. Die concludeerde dat ze epo hadden gebruikt.

Terugknokken na corona was zwaarder dan welke blessure ook

Op welke prestatie ben je het meest trots?

„Op het feit dat mijn droom, profvoetballer worden in een tijd dat dat in Finland niet vanzelfsprekend was, werkelijkheid is geworden. Die 25 jaar lange carrière zie ik als een hoogtepunt.”

Litmanen vertelt over het sportieve gezin waarin hij opgroeide. Zijn vader was Fins voetbalinternational. Zijn vier jaar jongere zus basketbalde. Zijn moeder (op wie hij uiterlijk veel lijkt) speelde begin jaren zeventig in de eerste officiële Finse vrouwenvoetbalwedstrijd.

Tot zijn veertiende combineerde Litmanen voetbal met ijshockey. „Veel mensen vonden mij een betere ijshockeyer, maar ik had zelf toch meer met voetbal. Vooral van Liverpool, Kenny Dalglish, was ik groot fan. ‘Je kan beide sporten blijven beoefenen, zei mijn vader, maar dan zal je in geen van beide de internationale top halen. Hij liet de keus, heel slim, aan mij. Niet lang daarna stopte ik met ijshockey.”

De praktische voetbalwenken van zijn vader – dat tweebenigheid de voorkeur heeft, tenzij je Maradona heet, dat je met buitenkant rechts slimme passjes kunt geven – geeft hij nu door aan zijn voetballende zonen. „Ik zeg nooit dat ze met mij moeten trainen. Alleen als ze willen, train ik met ze mee.”

Dat trainen heeft hij pas recent weer opgepakt, want tussen 2020 en 2024 leed Litmanen aan long covid. Het was een zware periode, zegt hij, waarin het mentaal en fysiek „heel slecht” met hem ging. Van een topfitte man van middelbare leeftijd werd hij een lege huls. Zelfs koffie zetten kostte hem moeite. „In de eerste weken lag ik met mijn vrouw, die ook besmet was geraakt, alleen maar op bed. Laatst zeiden we nog tegen elkaar: wie heeft er in die tijd voor de kinderen gezorgd?”

Plannen maken voor de lange termijn heeft weinig zin, weet hij sindsdien, want als het leven een andere wending neemt, kunnen die zo de prullenbak in. Natuurlijk heeft hij wel een agenda, maar als hem wordt gevraagd ‘of hij ooit nog voor Ajax wil werken’, en dat gebeurt regelmatig, dan moet hij het antwoord schuldig blijven. „Ik zeg geen ‘nee’, maar de realiteit is dat ik vier jaar van mijn leven aan covid ben kwijtgeraakt. Ik moest me terug knokken, het was zwaarder dan welke blessure ook. Door op laag niveau te ijshockeyen, langlaufen en fietsen ben ik er langzaam bovenop gekomen. Sinds vorig jaar kan ik weer voetballen. In november heb ik nog mee gespeeld in een wedstrijd van de Ajax Legends.”

Aan het eind van het gesprek wil Litmanen nog een punt maken. „Geld of roem hebben me nooit gemotiveerd om 25 jaar te voetballen. Ik vond het gewoon leuk en heb clubs altijd op gevoel gekozen. Bij Ajax ben ik lang blijven hangen, omdat die club paste bij de mens en voetballer die ik ben. Omdat ik voelde dat het goed was.”