Woedend had Jacques Brel die avond zijn gage op de grond gesmeten: 12.000 gulden in een dikke enveloppe (bijna 5.500 euro). „Steek maar in je reet of geef het aan het Rode Kruis!” Daarna had hij in rap Frans de restauranthouder en diens gasten uitgescholden, een kanonnade die vakkundig werd vertaald door zijn vaste vertaler Ernst van Altena. „Ik ben geen kroegzanger, al jaren niet meer. Ik hoor in een zaal te staan en dan halen ze me naar de provincie om in zo’n kuttent voor dove ouwe taarten op te treden.”
Achter de rug van de tierende Franse zanger bukte zijn chauffeur zich haastig om de enveloppe met het geld op te rapen.
Op 30 mei 1964 verliet een boze Brel café-restaurant Het Huis met de Pilaren, in Bergen, Noord-Holland, het publiek achter-latend met een open mond – en een verhaal voor de eeuwigheid. Decennialang werd dat verhaal met smaak opgediend; eerst in Bergen en omstreken, later, in 2002, toen de banden met daarop het concert dat drie kwartier duurde in het archief van het Instituut voor Beeld en Geluid werden gevonden en uitgezonden, in de rest van Nederland.
En binnenkort, op de dag af zestig jaar later, wordt het optreden overgedaan.
Niet door Jacques Brel natuurlijk. Hij overleed in Parijs, in 1978, op 49-jarige leeftijd, aan een longembolie. Wel door Olivier Laurent. Deze Belgische chansonnier doet Jacques Brel niet na, zoals de Franse krant Le Figaro schreef, maar is „de reïncarnatie van Jacques Brel”.
„Ik wil Jacques Brel en zijn optreden eren”, zegt de huidige eigenaar van Het Huis met de Pilaren, Ad Besseling. Zelf was hij er in 1964 niet bij. „Ik was pas twaalf!” Andere Bergenaren, onder wie dichter Adriaan Roland Holst, waren er wel. En Thé Lau, de latere zanger van de band The Scene, die met zijn vader aan de leestafel zat toen Brel ’s middags het café binnenkwam, woonde vol verbazing de soundcheck bij.
Het was een idee van de VPRO, die de zanger in een andere ambiance dan een ‘kille tv-studio’ wilde laten optreden. De keus viel op het café-restaurant in Bergen, woonplaats van de regisseur. En zo stond de man die L’Olympia in Parijs stil kreeg, in een Noord-Hollands eetcafé te zingen voor de open haard. Vijftien chansons, en met een overgave alsof hij L’Olympia voor zich moest winnen.
Zestig jaar later zal veel hetzelfde zijn, en sommige dingen ook niet. De zeetong en kikkerbillen die de mensen in 1964 atenstaan niet op het menu – een Belgisch stoofpotje wel. Jarenlang vertelden de mensen elkaar het verhaal dat Brel boven het gesmak van de mensen en het gekletter van het bestek moest uit zingen. Totdat de beeldopnamen opdoken; daaruit blijkt dat Brel ná het diner optrad.
En ligt er voor ‘reïncarnatie’ Olivier Laurent ook een grote platte kaas klaar? De VPRO duwde Brel bij zijn vertrek de kaas in handen, als bedankje, vlak voordat hij met gierende banden het kunstenaarsdorp verliet. „Bon Fromage, Jacques”, wist vertaler Van Altena nog net door het autoraampje te roepen.
Besseling zegt ja. „De kaas zal er ook zijn.” Maar of ze hem na afloop ook in zijn handen duwen? Besseling lacht: „Ik denk dat we ’m gewoon geven.”