Eerst legt fysiotherapeut Wout van de Steeg van fysiopraktijk Jansen in Deurne uit hoe spierpijn ontstaat. „De wetenschap gaat er vanuit dat er door te trainen microscopisch kleine scheurtjes in de spieren ontstaan. Die scheurtjes en de daarbij vrijkomende afvalstoffen veroorzaken spierpijn. Door je spieren te belasten, maak je ze dus een klein beetje kapot. Maar dat is niet erg, want daarna vindt supercompensatie plaats: De spier herstelt zich beter dan hij oorspronkelijk was. En dat noemen we het trainingseffect.”
Het herstel van spieren kent verschillende fasen, zegt Van de Steeg. Na twee dagen is het herstelproces op zijn hoogtepunt en is de spierpijn vaak het hevigst. „Gemiddeld duurt spierpijn zo’n twee tot drie dagen. Maar je hoeft niet te wachten met je volgende training tot je spierpijn helemaal voorbij is. Als je traint op spiervolume dan heb je zo’n 72 uur hersteltijd nodig, anders 24 tot 48 uur.”
Wanneer je na een training zó veel spierpijn hebt dat je de volgende dag de trap niet meer op kunt, dan heb je te zwaar getraind en te veel kapotgemaakt om vooruitgang te kunnen boeken, zegt Van der Steeg. „Dat is een teken dat je rustiger moet opbouwen.”
Een beetje spierpijn is kortom prima, zegt hij. Maar de uitspraak ‘no pain no gain’ klopt wat hem betreft niet. „Een stevige training kan ook leiden tot verbetering zonder dat je er per se spierpijn van hoeft te hebben. Neem duursporters als hardlopers of wielrenners. Hun spieren zijn gewend te lopen of te fietsen. Zij hoeven geen spierpijn te voelen om vooruitgang te boeken. Zij trainen namelijk ook andere systemen zoals hun vaatstelsel en hun longcapaciteit.”
Vorige maand was er ophef over een ‘brief’ die voormalig NRC-redacteur en Het Parool-hoofdredacteur Sytze van der Zee naar onze redactie stuurde. Daarin spuwde hij zijn gal over de nieuwe indeling van de krant, waarbij het dagelijkse economiekatern is opgeheven en artikelen over economie over alle pagina’s verspreid worden. „Dat krijg je ervan als je een vrouw tot hoofdredacteur benoemt”, schreef Van der Zee. „Met haar komst is de verdere feminisering van deze ooit zo gewaardeerde krant een feit. Het begin van het einde.”
In de storm die op de sociale media opstak – ‘openlijk seksisme’, ‘oude zielige man’, ‘dit had nooit gepubliceerd mogen worden’ – hield ik me koest. Ik keek wel uit. Als vrouw wordt er van je verwacht dat je solidair bent met je seksegenoten. Maar afgelopen week dacht ik ineens: dit heeft lang genoeg geduurd.
Want Van der Zee heeft gewoon gelijk. Sinds we Patricia Veldhuis als hoofdredacteur hebben, neemt de feminisering van de krant én redactie hinderlijke vormen aan. En ook ik maak mij daar zorgen over.
Zo worden er sinds februari alleen nog maar knappe jonge mannen aangenomen, worden ze ontslagen als ze trouwen, en hangen er bangalijsten getiteld ‘vers mannenvlees’ naast de koffieautomaten.
We moeten elkaar ook steeds laten uitpraten in vergaderingen, er wordt niet meer tegen elkaar geschreeuwd, je krijgt geen promotie meer als je haantjesgedrag vertoont, en IEDEREEN moet ineens de koffiekopjes in de vaatwasser zetten.
We beginnen de dag tegenwoordig verplicht om 06.00 uur met een Teams-vergadering waarin we samen onze make-uproutine doornemen. Eenmaal op de redactie moeten we elkaar knuffelen, bij elkaar ‘inchecken’, en doen we een plenaire yogasessie om elkaar niet alleen mentaal flexibeler op te kunnen vangen, maar dit ook lichamelijk beter op te kunnen volgen.
De rest van de dag gaat het vervolgens over ‘inclusie en diversiteit’ met de bijbehorende cursussen, workshops, micro-learnings, spiegelsessies (in je broekje) en heidagen om het BESPREEKBAAR te maken. Handtastelijke mannen worden publiekelijk geshamed. Ook als het alleen maar een geintje was.
Verder wordt er gewerkt aan een ‘mindful’ katern, met breipatronen, is huilen op de werkplek meteen een enkele reis naar bedrijfsmaatschappelijk werk, therapie en prikkelloze ruimtes, en er is een werkgroep opgericht om te kijken of we de dagelijkse deadlines kunnen afschaffen omdat die te veel stress opleveren.
Maar al die feminisering met gevoelens en waardenvrije ‘feedback’ is natuurlijk nog maar Fase 1. Fase 2 is de aanstaande fusie met de Linda, met tips over die ene onontdekte wijk met leuke lokale dingetjes in Barcelona, en tops over hoe je samen de badkamer verbouwt.
Fase 3 is het echte werk. De fotootjes van de mannelijke columnisten zijn niet langer meer pasfoto’s, maar kalenderportretten in speedo. Op basis van het aantal likes bij de foto wordt bepaald of de column mag blijven bestaan. Maak je borsthaar maar nat, Youp!
En dan fase 4. Daarin wordt het jaarlijkse voetbaltoernooi vervangen door een dagje samen naar de ‘wellness’, komt er een elektrische viool in de NRC Handelsband, wordt de kookrubriek vleesvrij, mag Bas van Putten alleen nog maar kinderwagens en bolderkarren testen, doen we geen exclusieve interviews meer; alleen nog maar inclusieve, en wordt het verboden nog ironie te gebruiken in columns.
Ik ben niet gek. Ik realiseer me dat de feminisering in de hele samenleving oprukt. Zo was die crisiswet er natuurlijk allang geweest als Marjolein Faber een man was geweest, en was Bert Huisjes allang premier. Maar nu het mijn geliefde old-boys-sigaren-met-pantoffels-krant NRC betreft, kan ik niet langer zwijgen. Laten we elkaar niet voor de gek houden.
Een vrouw als baas is gewoon onnatuurlijk. Een vrouw als baas geeft alleen maar gezeik.
Welke man komt NRC verlossen?!
<dmt-util-bar article="4867642" headline="Ja, ook ik maak me zorgen over de feminisering bij NRC” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/30/ja-ook-ik-maak-me-zorgen-over-de-feminisering-bij-nrc-a4867642″>
Wáár zijn de spinnen? Dit is de tijd van het jaar waarin normaal gesproken veel spinnen in en om het huis zichtbaar worden, van kruisspinnen in grote webben tot hooiwagenspinnen achter de kast. Maar net zoals er in de tuinen en bossen deze lente en zomer minder insecten waren, lijken er ook minder spinnen te zijn.
Is dat ook zo?
„Het gekke is dat we dat niet precies weten”, zegt Peter van Helsdingen (89). Hij doet al sinds de jaren 50 onderzoek naar spinnen, en is nog altijd verbonden aan Naturalis Biodiversity Center. Hij is een van de weinige spinnenonderzoekers in Nederland, en er zijn volgens hem simpelweg geen complete overzichten van de aantallen spinnen in Nederland.
Er was tot vorig jaar een Nationale Spinnentelling, uitgevoerd met hulp van vrijwilligers, maar die is bij gebrek aan belangstelling dit jaar niet doorgegaan. „Ontegenzeggenlijk gaat het slecht met de meest zichtbare spinnensoorten”, zegt Van Helsdingen. „Vroeger kwam ik rond deze tijd van het jaar in mijn tuin zó 20, 25 grote webben van kruisspinnen tegen, nu heb ik er pas een handvol gezien. Sommige soorten die ik vroeger de hele tijd zag, zoals het groen kaardertje, een klein groen spinnetje, heb ik al jaren niet meer gevonden.”
Waarom is er wel belangstelling voor vele andere dierentellingen – vogels, egels, wespen, bodemdieren? „Veel mensen vinden spinnen maar eng, denk ik,” zegt Yuting Dong, die aan Wageningen University promoveert op het voortplantingsgedrag van spinnensoorten. „Ik krijg vaak verbaasde blikken van mensen als ik zeg dat ik spinnenonderzoek doe. En dat terwijl ze een centrale rol vervullen in ecosystemen. ”
Spinnen zijn voedsel voor vogels en amfibieën, en ze voeden zichzelf veelal met insecten. Als het slecht gaat met spinnen, gaat het slecht met de natuur.
„En het zijn ronduit fascinerende dieren,” zegt Yuting Dong. „Al was het maar vanwege hun opvallende voortplantingsgedrag.” Ze doet bijvoorbeeld onderzoek naar de uitgebreide voortplantingsrituelen van de valse weduwespin; het mannetje is veel kleiner dan het vrouwtje en na een paringssessie van een uur eet zij hem soms op.
Van Helsdingen: „We weten dat de vliegende insecten met ongeveer 70 procent zijn afgenomen de afgelopen 30 jaar, dus het ligt voor de hand dat het met de spinnensoorten die daarvan afhankelijk zijn net zo hard achteruit gaat.” Maar dat is niet zeker. De waarnemingsmeldingen die vrijwilligers doorgeven via websites als Waarneming.nl zijn soms wel bruikbaar om de ontwikkeling van specifieke soorten enigszins te volgen, maar te versnipperd en onbetrouwbaar om een goed totaalbeeld te krijgen.
Indicator van klimaatverandering
Hoe het met spinnensoorten gaat, kan een indicator zijn van hoe klimaatverandering zich ontwikkelt. De laatste jaren zijn er flink wat spinnensoorten bijgekomen in Nederland die voorheen alleen in zuidelijker landen leefden. Neem de wespspin: die voedt zich graag met sprinkhanen, en met sommige sprinkhanensoorten gaat het de laatste jaren juist goed, waarschijnlijk vanwege het warmere weer. Deze wordt de laatste jaren duidelijk vaker gespot via Waarneming.nl, al kan dat er ook aan liggen dat hij nogal fotogeniek is met felle gele strepen.
Ook vaker gezien: de stekelpotige valse wolfspin, die vrij groot is en mensen kan bijten als hij zich bedreigd voelt, en daarom elk jaar wel weer in het nieuws komt. „Zo’n soort valt natuurlijk wel op,” zegt Van Helsdingen. Valse wolfspinnen komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa, de eerste exemplaren zijn waarschijnlijk meegelift met vakantiegangers. De laatste jaren verspreiden ze zich (waarschijnlijk) steeds verder door Nederland.
Het is ook niet makkelijk om spinnen in kaart te brengen, omdat ze verschillende habitats hebben: sommige soorten wonen rond mensen (zogeheten synantropische spinnen) andere leven in bomen of langs oevers. Ze hebben uiteenlopende diëten, van kleine visjes tot insecten en soms zelfs kleine zoogdieren, en ze maken lang niet allemaal een web. „Hoe dan ook verdienen ze meer aandacht,” zegt Van Helsdingen. „Iedereen heeft het over de insecten, maar niemand over spinnen.”
Grote gerande oeverspinEet kikkervisjes
Deze soort blijft het liefst uit de buurt van mensen en woont alleen in laagveengebieden aan de rand van water. Waterverontreiniging is dan ook de grootste bedreiging. De grote gerande oeverspin is een van de grootste inheemse spinnensoorten van Nederland, met een lijf van ongeveer twee centimeter en lange en stevige poten die een centimeter of vier kunnen worden. Hij eet veelal insecten en andere spinnen, soms kikkervisjes en stekelbaarzen.
WespspinKan kilometers vliegen
Deze soort komt sinds de jaren 80 in Nederland voor: eerst alleen in Zuid-Limburg en Noord-Brabant, maar hij trekt de laatste decennia verder noordwaarts. Onderzoekers denken dat dit komt door de opmars van die sprinkhanensoorten die hij eet, die breiden hun leefgebied ook uit, waarschijnlijk vanwege het warmere klimaat. De wespspin, ook wel tijgerspin genoemd, zit veel in grasvelden, en kan met behulp van zijn spinrag kilometers ver vliegen. Dat doen jonge exemplaren met een techniek die ballooning heet: daarbij maakt de spin een soort parachute van spinrag waarmee hij meegevoerd kan worden door luchtstromen.
valse weduweVangt ook spitsmuizen
Afgelopen zomer waren er op de site Waarneming.nl opvallend veel meldingen van deze relatieve nieuwkomer in Nederland. Waarschijnlijk zochten veel exemplaren in het extreem natte voorjaar drogere plekjes in huizen op. Oorspronkelijk leven ze in zuidelijker landen, maar ze zijn waarschijnlijk meegekomen met transporten van bijvoorbeeld fruit en groenten. De valse weduwe heeft krachtig gif en vangt soms zelfs kleine zoogdieren in haar web, zoals spitsmuizen.
Stekelpotige valse wolfspinBijt wel, is niet gevaarlijk
Ook deze spin komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa, maar doet het de laatste jaren opvallend goed in Nederland. Hij rukt op in waarnemingen en spinnentellingen, en heeft zich hier de afgelopen jaren permanent gevestigd. Hij zoekt warme en droge plekken op, zoals huizen. Het is een jager zonder web, en kan bijten als hij zich bedreigd voelt. Die beet is wel giftig maar niet gevaarlijk. Zijn naam – ‘valse’ wolfspin – is niet vanwege dat bijtgedrag, maar omdat hij lijkt op de echte wolfspin.
kruisspinDe meest getelde spin
Steevast was de kruisspin de meestgetelde spinnensoort in Nederland tijdens de Nationale Spinnentelling, met tussen de zes en twaalf exemplaren per tuin. Deze spin is verantwoordelijk voor de grote wagenwielachtige spinnenwebben die vaak in schuurtjes of bij ramen hangen. Na een sterke afname van waarnemingen rond het jaar 2010 lijkt de soort zich nu redelijk te stabiliseren, maar studies in onder meer Groot-Britannië en Zwitserland wijzen erop dat deze soort over de afgelopen 30 jaar gemeten net zo dramatisch afneemt als de populaties van vliegende insecten waar hij zich mee voedt.
Moeder: „Mijn dochters zijn 19 en 20. Volwassen kun je zeggen, en ik merk ook aan hun verveelde reacties dat ik de opvoeding zo langzamerhand beter kan beëindigen. Ik heb mezelf dus afgeleerd om de zeldzame momenten samen te verpesten met adviezen en momsplaining. Een vraag als ‘wat voor slot heb je voor je fiets gekocht’ slaat meteen dood. In plaats daarvan stuur ik af en toe iets door van sociale media – zoals een NOS-bericht over waarom je tot je 24ste beter niet kunt drinken, een liedje dat ‘wear sunscreen’ heet, een podcast met een neuroloog over smartphonegebruik. Tegen beter weten in, want mijn berichten blijven ongelezen. Moet ik er dan maar helemaal mee ophouden? Wie voedt mijn dochters nog op als ik het als moeder al niet meer doe?”
Gelijkwaardig gesprek
Jelle Jolles: „U kunt uw pedagogische verantwoordelijkheid gaan relativeren. Uw dochters hebben u helemaal niet meer zo nodig om wegwijs te worden in de wereld. Integendeel: in veel zaken waarmee zij te maken hebben, heeft u de wijsheid niet langer in pacht. Zij lopen tegen andere dingen aan dan u toen u die leeftijd had, en hebben waarschijnlijk ook andere oplossingen nodig dan u destijds.
„Probeer liever op een gelijkwaardige manier in gesprek te blijven. Dus geen overhoringen, vermaningen, geen podcasts met opvoedkundige boodschappen, maar nieuwsgierige vragen stellen: ‘Je hoort tegenwoordig uit de alternatieve hoek dat zonnebrand juist schadelijk voor je zou zijn, wat vinden jullie daar nu van?’
„Appelleer ook aan de deskundigheid van uw kinderen: ‘Ik heb een nieuwe iPhone nodig. Welke zou jij aanraden?’ Wees nieuwsgierig naar hun leefwereld, vraag naar welke muziek ze luisteren, welke series ze kijken.
„De rol die u nu aanneemt, kunt u uw hele leven houden: die van betrouwbare, gelijkwaardige sparringpartner bij wie ze altijd terechtkunnen.”
Relatie voor de lange termijn
Marga Akkerman: „U heeft het goed gezien: uw kinderen willen niet meer door u opgevoed worden. U heeft ze al heel veel opvoeding meegegeven. Ze hebben er kennelijk vertrouwen in dat ze er verder zelf wel uitkomen. Dus: opvoeding geslaagd. Met uw goedbedoelde adviezen zult u de indruk wekken dat u hen niet voor vol aanziet, en dat maakt onzeker.
„Jonge volwassenen zijn in een fase waarin ze relaties aangaan voor de lange termijn. Dat geldt voor het vinden van een potentiële partner, voor het vinden van een beroep, voor het vinden van een plek waar ze een tijdje kunnen blijven. Dat geldt ook voor het invullen van de relatie met u. Waarschijnlijk willen ze u voor hun verdere leven gaan zien als iemand bij wie je terechtkunt, voor raad of steun in geval van nood. Dat maakt uw rol meteen heel anders: van opvoeder naar adviseur.
„Uw dochters leren van hun ervaringen. Daarin zullen dingen mis kunnen gaan, maar daar hebben ze wel veel aan voor de rest van hun leven. Ze kunnen overleggen met vrienden, personen die net als zij de maatschappij aan het ontdekken zijn, en profiteren van elkaars ervaringen.
„Ga ervan uit ze zich prima redden. Dat is meteen veel beter voor uw contact met hen. Wilt u hen bijstaan, kook dan eens lekker voor hen, of stop ze zo mogelijk af en toe wat geld toe. Dan bent u zo’n moeder die weet wat haar kinderen nodig hebben. Aan zo iemand vragen ze later graag om raad.”