N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Emma van der Vos Mag de staat limieten stellen aan hoeveel topbestuurders mogen verdienen? Dat onderzocht promovenda Emma van der Vos. Juridische blokkades voor balkenendenorm of bonusplafond zijn er volgens haar niet.
Vorige week brak een relletje uit rond het salaris dat de nieuwe directeur van het Rotterdamse Havenbedrijf mag gaan verdienen. De huidige topman strijkt zo’n zes ton op, maar de wethouders willen dat de opvolger niet meer krijgt dan 223.000 euro, het maximum voor topinkomens in de publieke sector. Het Havenbedrijf schermt met de positie als belangrijke speler op de internationale markt, de politiek met de voorbeeldfunctie van bedrijven waar belastinggeld mee gemoeid is. Deze zomer zal blijken wie aan het langste eind trekt.
Voor juriste Emma van der Vos is dit precies het onderwerp waar ze dinsdag in Leiden op promoveert. Regelmatig klinkt in Nederland de roep om topinkomens aan banden te leggen, in de politiek en in de samenleving. Die roep is inmiddels zelfs in verschillende wetten vastgelegd. Maar mag dit eigenlijk wel? In haar proefschrift Grenzen aan wettelijk ingrijpen in topbeloning onderzocht Van der Vos welke beperkingen er zijn voor wettelijke maatregelen.
„Is de balkenendenorm, een verbod op een gouden handdruk of het bonusplafond in de financiële sector in strijd met de rechten van de mens? Dat klinkt misschien absurd, maar de afgelopen tien jaar is dat argument echt vaak opgeworpen”, zegt Van der Vos, die bij advocatenkantoor Stibbe op de Zuidas werkt.
Nederlanders hebben in het debat over topbeloningen snel een moreel oordeel klaar, blijkt uit de regelmatig oplaaiende discussies. Een paar voorbeelden. De geplande salarisverhoging in 2018 van toenmalig ING-topman Ralph Hamers met 50 procent tot 3 miljoen euro, de topmanager van KLM Benjamin Smith die in coronatijd een aandelenbonus van maximaal 2 miljoen zou krijgen en de top van reisplatform Booking.com die gezamenlijk 28 miljoen kreeg, leidden in de publieke opinie tot woedende reacties en de roep dat de politiek moest ingrijpen. Daarbij speelde zeker mee, stelt Van der Vos, dat deze bedrijven allemaal staatssteun hadden gekregen.
Uitvloeisel van calvinisme?
Is de ophef over topinkomens in Nederland groter dan in andere landen? Daar lijkt het wel op. In de inleiding van haar proefschrift gaat Van der Vos er even op in. Is het een uitvloeisel van het calvinisme, waarin hebzucht streng wordt veroordeeld? Of speelt hier het ‘buurmaneffect’, zoals voormalig minister van Justitie Ferd Grapperhaus het noemde? „Als de buurman meer verdient dan jij, dan wil jij dat ook”, schreef Grapperhaus in 2015 in het tijdschrift Recht en Arbeid. In dat jaar is de wet aangenomen die de bonussencultuur in de financiële sector sterk aan banden heeft gelegd. Twee jaar daarvoor was al soortgelijke wetgeving ingevoerd voor werknemers bij de overheid en bij organisaties die met publiek geld worden gefinancierd, zoals woningbouwcorporaties en de publieke omroep.
Lees ook: Een topbeloning voor de hoogste baas? Beleggers zijn het nu wel beu
Dat die wetten er konden komen, is best bijzonder, vindt Van der Vos. Daarvoor was de teneur dat organisaties zelf regels konden maken om te zorgen dat bestuurders niet al te uitbundig werden beloond. Maar dat beroep op moreel besef leverde niet veel op. „Deze wetten markeren de overgang van zelfregulering naar wettelijk ingrijpen.” De kredietcrisis in 2008, waarbij financiële instellingen met staatssteun werden gered en de overheid op veel vlakken bezuinigingen doorvoerde, zorgde ervoor dat de politiek zich geroepen voelde om de hoge beloningen bij banken en de overheid aan te pakken.
Tegenover de voorstanders van een strenge aanpak stond een leger van juristen klaar om te betogen dat de regering geen maxima mocht opleggen. Daarbij zijn vaak de mensenrechten aangehaald. Zo staat in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat „iedere natuurlijke of rechtspersoon recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom”. En dus, zegt Van der Vos, „zeiden veel juristen dat dit eigendomsrecht het onmogelijk zou maken om beloning in te perken”. Ook als het zou gaan om salaris of bonussen die pas in de toekomst zouden worden uitgekeerd.
„Uit mijn onderzoek blijkt dat ingrijpen wel kan, als er maar wel een overgangsperiode is. Er zijn soepele Europees-rechtelijke kaders waarin het beknotten van beloning zoals Nederland dat doet, prima voldoet. Pas bij heel grof ingrijpen in eigendom, met terugwerkende kracht en een exceptionele druk op het individu, ziet het Europese Hof voor de Rechten van de Mens problemen.”
Een ander argument tegen een wettelijke beperking van topbeloningen is dat daarmee wordt ingegaan tegen de vrijheid van vakbonden en werkgevers om samen collectieve arbeidsvoorwaarden af te spreken. Ook daar is internationale rechtspraak over te vinden. Van der Vos: „Vooralsnog lijken de Nederlandse bonden een maximalisatie van beloning niet zo’n probleem te vinden. Waarschijnlijk totdat de topbestuurders zelf een vakbond vormen.”
Nog maar weinig kritiek
Algemeen is de conclusie van haar proefschrift dat Nederland inderdaad verder gaat dan de meeste landen in het beperken van topbeloningen, maar dat die aanpak past binnen internationale wetten en regels. En dat topverdieners het oneerlijk mogen vinden dat zij zo veel kritiek over zich heen krijgen, maar dat er geen mensenrechten worden geschonden. „De Nederlandse wetten zijn op Europees niveau nooit ter discussie gesteld. Dat zegt ook wel iets”, zegt Van der Vos. Ook in Nederland zelf wordt tien jaar na invoering van de Wet normering topinkomens nog maar weinig kritiek gehoord. „Wat een schande dat ze bij de overheid en publieke instellingen niet meer mogen verdienen, die geluiden hoor je niet vaak meer.”
Je kunt het ingrijpen in topbeloningen vergelijken met het onteigenen van boeren, zegt Van der Vos. Een van de maatregelen die bij het kabinet en provincies op tafel liggen om de stikstofuitstoot terug te dringen is het gedwongen uitkopen van boeren. Vorig jaar riepen provincies het Rijk op om het makkelijker te maken om boeren te kunnen onteigenen. Die maatregel ligt, net als het ingrijpen in topbeloningen, erg gevoelig. Maar ook hiervoor geldt volgens Van der Vos: vanuit internationaal mensenrechtenperspectief is het goed mogelijk om in te grijpen in eigendom. „Het gaat pas te ver”, zegt ze, „als boeren worden onteigend en geen of nauwelijks geld voor de boerderijen krijgen. Dan slaat de balans door en komt het eigendomsrecht in het geding.”
Eigenlijk – en dat het tegenstrijdig klinkt weet ze wel – vindt Van der Vos het minimumloon veel interessanter. Het werd zelfs een ‘coronahobby’ om samen met politici na te denken over hoe de laagste inkomens beter beschermd kunnen worden. Ze schreef mee aan een SP-motie in de Tweede Kamer die voor verduidelijking van het minimumloon moest zorgen. De motie werd aangenomen.
Nadat ze deze week is gepromoveerd, hoopt ze zich juist hiervoor in te kunnen zetten: „Voor mensen die het allerminst verdienen, kan je als jurist veel meer betekenen.”