Is de Griek Thanas B. een grote onderwereldbankier of een krabbelaar in een parallel financieel systeem voor de internationale onderwereld? Daar kunnen zijn advocaat Marijn Zuketto en het Openbaar Ministerie het tijdens de behandeling van zijn strafzaak in augustus van dit jaar niet over eens worden.
Justitie stelt dat de 53-jarige Griek – op zitting strak in het pak met een grote zwarte bril en lange haren in een knotje – moet worden gezien als de manager van een onderwereldbank met filialen in Nieuw-Vennep en Wateringen. Daar wordt fors omgezet: in negen maanden tijd komt er 246 miljoen euro binnen en gaat er een soortgelijk bedrag weer uit.
Groot geld, inderdaad, maar advocaat Zuketto wijst liever op het bedrag dat Thanas B. aan commissie zou hebben verdiend: ruwweg 700.000 euro, zo rekende de recherche uit. Dat is nog altijd veel geld maar er zijn ook kosten, zoals het huren van kantoorruimte, de aanschaf van auto’s voor het ophalen en afleveren van contant geld: „picken” en „kicken” in onderwereldlingo.
En daarnaast zijn er bedrijfsrisico’s die moeilijk te verzekeren zijn in deze branche. Zo is een van de geldlopers van Thanas B. in het najaar van 2020 door de politie aangehouden met een bedrag van ruim 250.000 euro in zijn bezit.
Wie draait er dan voor de schade op? Is dat de klant, Thanas B. of de geldloper? Dat laatste lijkt onwaarschijnlijk: een geldloper krijgt een commissie van 2 procent van het bedrag dat hij ophaalt, in dit geval ongeveer 500 euro. Dat valt in het niet bij het verlies door de arrestatie.
Een klant zal in dit marktsegment ook niet zo maar zijn verlies nemen. En dus blijft Thanas B. over. Hij neemt dus grote risico’s gezien de bedragen die er omgaan in zijn narcobank. Voor een gewone bankier is een verlies van 250.000 op een winst van 700.000 euro onaanvaardbaar hoog. En dat de risico’s soms heel groot zijn, blijkt ook uit een aanpalend onderzoek naar de filiaalhouders en geldlopers van Thanas B.
Overval in Wateringen
„Geef het! Geef het aan mij”, schreeuwt een gemaskerde man op 23 februari 2021 tegen Ed S., de jongere broer van de vijftigjarige Cees S. De broers runnen het filiaal’ op de Poeldijkseweg in Wateringen. Het kantoor in een loods is die dinsdag rond het middaguur overvallen door drie mannen in donkere kleding met bivakmutsen op. Als blijkt dat er geen geld aanwezig is, vluchten de drie overvallers in een grijze bus met Frans kenteken, zo is enige tijd later te zien op beelden die worden uitgezonden door Opsporing Verzocht. Volgens een politiewoordvoerder hebben de mannen verklaard dat ze ook niet weten waar de overvallers naar op zoek waren. Maar dat ligt net even anders.
Filiaalbeheerder Cees S. en zijn inmiddels overleden broer Ed, staan samen met een aantal geldlopers en de medewerkers van de onderwereldbank in Wateringen sinds januari van dat jaar op de radar van de politie. Aanleiding zijn berichten van de Amerikaanse autoriteiten dat een criminele organisatie vanuit Nederland op grote schaal bezig is met „witwassen ten behoeve van de internationale drugshandel”.
De Amerikanen leiden dat af uit berichtenverkeer via de cryptocommunicatiediensten Anom en Sky. In die berichten wordt gesproken over de overval en blijkt ook dat de werkzaamheden voorlopig zijn verplaatst naar ‘filiaal Nieuw Vennep’. Bij een politie-inval in het voorjaar van 2021 wordt daar onder andere ruim 1,2 miljoen euro contant gevonden plus een administratie. Alle verdachten in deze zaak zijn inmiddels vervolgd en veroordeeld, onder andere voor het lidmaatschap van een criminele organisatie.
Lees ook
Nederlandse banken en hun controle op witwassen
Wie is KKY/Rembrandt
Terwijl de strafzaak naar de filiaalhouders en de geldlopers in volle gang is, loopt een apart onderzoek naar de vraag wie de leiding heeft van deze narcobanken. Uit het berichtenverkeer tussen verdachten wordt afgeleid dat die bankdirecteur schuilgaat achter het account KKY/Rembrandt. Het onderzoek naar de gebruiker van dat account leidt naar de Griekse hoofdstad Athene, waar Thanas B. in het voorjaar van 2023 wordt aangehouden op verzoek van de Nederlandse autoriteiten.
Dit onderzoek suggereert dat de Griek niet de grootste baas is. De opdrachten die Thanas B. geeft aan zijn filiaalhouders en geldlopers in Nederland komen van twee mensen die waarschijnlijk verblijven in Dubai. Wie dat zijn is onbekend, maar ze gaan schuil achter de bijnamen Saad en Sultan. Zij krijgen ook iedere dag de balans door van met de inkomsten en uitgaven.
Dat past bij recente analyses van de politie over drugsgeld. Criminele netwerken van over de hele wereld maken gebruik van een parallel financieel systeem. Kernfiguren in dat systeem zijn zogenoemde brokers. Zij proberen tegen een vergoeding tegoeden en schulden die ontstaan door de aankoop en verkoop van drugs zoveel mogelijk tegen elkaar weg te strepen. Daar hebben criminelen geld voor over – vanwege de risico’s die kleven aan het vervoeren van contant geld.
Om dit stelsel van onderwereldtransacties te laten draaien zijn soms contante betalingen nodig, en dat is waar Thanas B. en zijn handlangers in beeld komen. Volgens zijn advocaat Zuketto is zijn cliënt in dat grote systeem op zijn best een middenmanager, gezien de commissie die hij verdiende. Tijdens de rechtszaak liet Thanas B. weten dat hij een fout heeft gemaakt, maar tien jaar cel? Volgens Zuketto zou zijn cliënt op basis van dit dossier in Griekenland niet veroordeeld worden voor witwassen. En in Nederland is dit de minst erge variant: het verplaatsen van geld. „Daar past geen tien jaar celstraf bij’, aldus Zuketto.
Donderdagmiddag wijst de rechtbank vonnis in de zaak van Thanas B.
Op zijn laatste dag in Nederland bestelt Brahim Aksas zijn lievelingsdrankje op zijn favoriete plek in de stad. Een Heineken van de tap, in Grand Hotel Krasnapolsky op de Dam. Ogenschijnlijk onverstoorbaar zit hij er aan een tafeltje, tussen hotelgasten met lange nepwimpers en merktassen. In zijn ene hand zijn biertje, in zijn andere een verfrommelde servet. Hij is slank, klein, 73 jaar oud, maar oogt allesbehalve timide. Hij draagt, zoals altijd, een goedzittend zwart colbert. Daarboven een blauwgestreepte stropdas van zijn favoriete voetbalclub: Ajax.
Zijn laatste dag in Nederland begon bij zijn huisarts. Brahim Aksas heeft een A4’tje met zijn gezondheidsinformatie meegekregen – in het Nederlands. Na zijn laatste afspraak bij de huisarts nam hij afscheid bij het Wereldhuis, een inloophuis voor mensen zonder papieren, waar de andere bezoekers hem ‘meneer Aksas’ noemen. Voor de gelegenheid waren er alcoholvrije bubbels. Daarna is hij naar het statige Krasnapolsky gewandeld, waar hij zich al net zo thuis lijkt te voelen. Hij knoopt een praatje aan met de ober, over Spanje als wijnland.
Brahim Aksas heeft vrijwel zijn hele leven in de illegaliteit doorgebracht. Bijna niemand heeft het zo lang volgehouden als hij, zeggen hulpverleners die ongedocumenteerden bijstaan. Maar morgen valt het doek, dan moet hij, na 62 jaar, Nederland verlaten.
Al zijn bezittingen zullen in één koffer passen
Aksas heeft koningin Juliana meegemaakt, de opening van Paradiso in 1968, hij heeft tussen de hippies op de Dam geslapen. Als hij stemrecht had gehad, zou hij op Wim Kok hebben gestemd. Aksas rekent terug naar guldens. Hij heeft vele afleveringen van Het mooiste meisje van de klas (zijn lievelingsprogramma) en Kopen zonder kijken gekeken. De gevangenis, waar hij bij elkaar opgeteld meer dan zes jaar spendeerde, noemt hij de bajes.
Maar morgenochtend zal hij om tien uur vertrekken uit zijn kamertje in de opvang voor ongedocumenteerden. Zijn sleutel moet hij inleveren. Er is een vlucht voor hem geboekt, aan het begin van de middag. Hij heeft zijn spullen nog niet gepakt, maar verwacht dat al zijn bezittingen in één koffer zullen passen.
En zo zal Brahim Aksas zijn geliefde stad Amsterdam onder begeleiding verlaten, om op zijn 73ste verplicht een nieuw leven op te bouwen in Marokko. Een land waar hij niemand kent. Hij is er naar eigen zeggen zelfs nog nooit geweest.
Als hij gaat.
In Krasnapolsky neemt Aksas nog een slok van zijn bier. Zelf vindt hij dat het nog niet per se tijd is. Als hij nog ergens een slaapplek weet te regelen, kan hij zich misschien schuilhouden. Op zijn laatste dag houdt hij zijn opties open.
Voetbalwedstrijd van Ajax
In het verhaal van Askas zijn twee dingen zeker: dat hij geen papieren heeft en dat de Nederlandse overheid wil dat hij vertrekt. Nergens is vastgelegd waar hij vandaan komt, wanneer hij aankwam, waar hij woonde (hij is nooit ingeschreven geweest), en wat hij deed (hij mocht niet werken).
Maar zijn verhaal gaat zo.
Aksas werd in 1950 geboren in Algerije. Hij groeide op in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankijk. Hij zegt dat hij niet weet hoe en wanneer zijn ouders uit zijn leven verdwenen. Hij herinnert zich wel de Franse nonnen die hem opvingen. „Als kind liep ik omringd door nonnen over straat. Twee voor ons, twee achter ons, één in het midden.” Dat was, zegt hij, omdat op de nonnen niet geschoten werd. Daar, in het weeshuis, is hij begonnen met het dragen van een stropdas. „Als jongens hadden we er een met elastiek, we hoefden niet te knopen. Als we elkaar wilden pesten, trokken we eraan.”
Toen de oorlog in 1962 ten einde liep, is hij via Frankrijk in Amsterdam beland. Hij denkt dat een voetbalwedstrijd van Ajax aanleiding was, de club speelde toen al een paar jaar in het betaald voetbal. Hij weet in elk geval zeker dat hij op 2 september 1963 Amsterdam Centraal binnenreed. Hij was toen dertien. Hij zou richting de Dam zijn gelopen, en besloten hebben nog even te blijven.
Hij wijst naar het oorlogsmonument op de Dam, de verweerde metershoge pilaar van natuursteen waar duiven op zitten en drommen toeristen worden rondgeleid. „Daar sliepen we.” Onder koningin Juliana, zegt hij, „was alles anders. Je mocht op de Dam slapen, kraken was normaal. Als je een plek zocht, ging je naar een bar in West. Daar zei je: ik heb geen huis. Twee biertjes later gingen ze iets voor je kraken, dezelfde avond nog kon je erin. Je hoefde alleen je eigen slot mee te nemen.”
Nederland probeert arbeidsmigranten te lokken, en overal is werk. Hij poetst cafés, werkt achter de bar in coffeeshops. Soms woont hij alleen, maar meestal bij vrouwen. Zijn langste relatie was met een maatschappelijk werker. „Ze was mijn begeleider in de bajes. Op de dag dat ik vrijkwam, kreeg ik haar huissleutel.” Het is, zo vindt hij nu, zijn favoriete periode geweest. „Op zaterdag op tijd naar bed, op zondag pannenkoeken eten bij oma.”
Maar de relatie gaat voorbij, en het leven wordt voor mensen als Aksas steeds ingewikkelder. Geld verdienen wordt lastig. Als in 1989 het sofinummer wordt ingevoerd, moeten werknemers zich verplicht identificeren. En dat is pas het begin. Vanaf 1998 worden mensen zonder papieren uitgesloten van alle sociale voorzieningen. Dat maakt dat Aksas geen recht op gezondheidszorg meer heeft.
Hij wordt afhankelijk van andere inkomsten, van zijn werk als, naar eigen zeggen, „gespecialiseerd zakkenroller”. Nog steeds kan Aksas rijke toeristen in één oogopslag herkennen. Hij weet welke schoenen honderden euro’s kosten en hoe een Rolex eruitziet. Hij weet waar ze komen. Hier, in Krasnapolsky. Of in het Marriott of het Americain. Het wordt zijn werkterrein. Hij begint zachter te praten. Om een goede dief te zijn, zegt hij, moet je weten wat duur is. En moet je er zélf duur uitzien. „Kleren zijn je sleutel tot de wereld. Ik draag altijd pakken. Als je dure kleren draagt, valt het niet op als je een paar briefjes van honderd in je hand hebt.”
Omdat een maatpakcollectie zich lastig met een bed in de opvang laat combineren, heeft hij zijn pakken in stomerijen door de hele stad gehangen. Om de paar weken haalt hij een schoon pak op, en laat hij er in een andere stomerij weer een achter.
Zijn pakken zijn inmiddels opgehaald, voor het geval dat hij morgen vertrekt.
Zijn telefoon trilt. Een hulpverlener. Ze heeft gehoord dat Aksas morgen naar Marokko gaat. Ze wil hem succes wensen. Aksas gaat rechtop zitten, hij begint steeds harder te praten. „Héél lief van haar”, zegt hij als hij heeft opgehangen. Het zijn vooral hulpverleners die vandaag afscheid van hem nemen.
Pas over de laatste tien jaar van zijn leven is meer terug te vinden. Dan lukt het niet meer om zelf een huis te regelen, en belandt hij in de opvang. Hij wordt afhankelijker van hulporganisaties, die aantekeningen bijhouden. Volgens het registratiesysteem van het Wereldhuis, het inloophuis voor mensen zonder papieren, meldt Brahim zich voor het eerst in 2019. „Echt alle Noord-Afrikanen uit Amsterdam kennen hem, hij is een soort vip”, zegt coördinator Pablo Eppelin Ugarte. „Als hij er was, kwamen ze hem allemaal begroeten. Tegen iedereen was hij aardig.” Ugarte kent Brahims verhalen, van de nonnen, van Ajax, het kraken en de coffeeshops. „Ik denk dat hij zoveel heeft meegemaakt, zijn leven lijkt wel een film”, zegt Ugarte. „Maar je weet nooit wat waar is, en wat fantasie. Hij is een verhalenverteller.”
De ultieme gentlemandief
In een vergaderzaaltje aan de gracht in Amsterdam legt strafrechtadvocaat Jessica Heilbron een dossier van Aksas op de glazen tafel. „Een dossier zonder nummer”, zegt ze. „Dat betekent: van het huis.” In de tien jaar dat ze hem bijstaat, deed ze dat vaak voor niets. Haar kantoor is zijn postadres. „Als er een brief is, komt hij tien minuten koffie drinken. Hij blijft nooit te lang.” Het dossier behelst vooral zijn criminele verleden. Aksas zat in totaal zes jaar in de gevangenis, voor een enorme lijst aan lichte vergrijpen. Insluiping, diefstal, heling. Hij kwam er vaak met een lichte straf vanaf. „Hij gebruikte nooit geweld”, zegt Heilbron.
Ze zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een verzorgde man verschijnt met een goed verhaal
„Hij is de ultieme gentlemandief”, zegt advocaat Huug Loth. Hij zit ook aan de glazen tafel, hij stond Aksas bij tijdens vreemdelingenzaken. „Met Kerst stuurde hij altijd een kaartje. ‘Chère maître’, schreef hij. Hij spreekt perfect Frans. Nou, wie wil er niet zo worden aangesproken?” Met zijn „charmante verschijning wist hij ook indruk te maken op rechters”, zegt Loth. „Die zijn er best gevoelig voor, als er op zitting een piekfijn verzorgde man verschijnt met een goed verhaal.”
Maar, zeggen zijn advocaten, op een gegeven moment wordt je strafblad te lang. „Dan is je geluk op.”
In hotel Krasnapolsky weet Askas precies wanneer dat moment voor hem aanbrak. Het was in 2016. „Ik kwam uit de bajes en opeens zeiden ze: je moet terug.” En zo begint het onderzoek naar de nationaliteit van Brahim Aksas. „Voor ik het wist zat ik in een opvang”, zegt hij. „Ik dacht: mijn god, waar ben ik nu terechtgekomen?”
Zo gaat het vaker met mensen die zonder papieren leven. „De meeste mensen weten zich lang prima te redden”, zegt Frederiek de Vlaming van de Regenboog Groep, een van de organisaties waar Aksas langsging voor hulp. „Maar hoe ouder, hoe sneller ze in de problemen komen. Mensen worden steeds afhankelijker.” Ze krijgen bijvoorbeeld gezondheidsproblemen, maar hebben geen toegang tot zorg. Ze kunnen niet meer werken, de huur niet meer betalen. „En dan worden ze zonder pardon op straat gezet door degenen van wie ze een bed, bank of fietsenhok huurden.”
Aksas belandt in een gemeentelijke opvang voor kwetsbare ongedocumenteerden. Ondertussen moet hij meewerken aan zijn ‘terugkeer’. Als hij dat niet doet, wordt hij op straat gezet, krijgt hij steeds te horen. De identiteit van Aksas wordt onderzocht, in eerste instantie in Algerije. In de rechtbank, zo herinnert advocaat Loth, spreekt Aksas zijn beste Frans. „Votre honneur, klonk het door de rechtbank. Maar goed, hij was dus niet Algerijns.”
„Ik heb het lang weten te rekken”, zegt Aksas, die eigenlijk nooit echt uitsluitsel kon geven over waar hij nou vandaan komt. Maar het is Marokko dat hem uiteindelijk als onderdaan erkent – een land waarnaar hij gedwongen kan worden uitgezet. Aksas gaat daarop zelf langs op het Marokkaanse consulaat, waar hij de medewerkers ervan weet te overtuigen dat ze niet moeten meewerken aan de deportatie van een oude man. Ze maken de afspraak dat de benodigde reispapieren alleen worden verstrekt als hij zélf terug wil, vrijwillig.
De Nederlandse overheid moet hem dus overhalen om te vertrekken.
In mei 2024 krijgt Aksas duizenden euro’s aangeboden als hij zelf naar Marokko vertrekt. De helft wordt betaald door de gemeente Amsterdam, de andere helft door terugkeerdienst DT&V, dat onder het ministerie van Asiel en Migratie valt. Zijn vlucht is ook al voor hem geboekt.
Maar waarom zou hij voor dat bedrag vertrekken naar een land waar hij niemand kent? „Hier ken ik de straten, de mensen, mijn vrienden, mijn dokter. Ik weet waar ik moet zijn als er iets is.”
Hij twijfelt, tot een paar dagen voor zijn vertrek. Dan krijgt hij te horen dat er vier begeleiders met hem mee zullen reizen. En dat de vreemdelingenpolitie wordt gebeld als hij niet vrijwillig in het vliegtuig zal stappen. Woedend is hij, over dat dreigement. „Ik laat me niet uitzetten als een crimineel!”
Hij besluit niet te gaan.
Maar dan? Nog steeds dreigt hij elke dag dakloos te worden. Het idee dat hij buiten moet slapen, maakt hem bang. In Marokko kan hij in elk geval een eigen huis huren.
Dus belt hij begin dit jaar weer naar zijn begeleider van de DT&V. Mo, ook van Marokkaanse afkomst, die al tien jaar ‘terugkeergesprekken’ met hem voert. „Hij is altijd eerlijk tegen mij geweest”, zegt Aksas. „Mo zegt: een leven opbouwen in Marokko zal heel lastig worden. Maar als je het toch wil, dan kan ik je helpen.” Aksas gaat naar de kuststad Nador, heeft hij besloten. Mo, die er familie heeft, gaat met hem mee. Hij zal de eerste dagen bij hem blijven. Het aanbod van het geld staat nog steeds.
In Amsterdam begint het te schemeren. Aksas staart naar zijn telefoon. „Ik ben vandaag door zoveel mensen gebeld”, zegt hij. „Ze vinden het jammer dat ik ga. Ik zeg tegen iedereen: ik blijf, als jij weet waar ik moet wonen.” Misschien gebeurt er nog iets, denkt hij. „Ik denk altijd positief. Ik geloof niet in stress. Als je aardig en betrouwbaar bent, helpt iedereen je.”
Hij staat op. Hij slaapt nog een nacht in zijn kamer. Maar eerst gaat hij afscheid nemen in zijn vaste coffeeshop.
Het zal zijn laatste avond in Amsterdam worden.
Groeten uit Marokko
De volgende ochtend is hij vroeg opgestaan. Hij is in de taxi gestapt die de terugkeerdienst DT&V heeft laten voorrijden. Op Schiphol staat Mo hem al op te wachten. Voor de gate drinkt Askas nog een glas Heineken. Hij heeft nog niet eerder gevlogen, maar hij stapt in.
Zo zijn in het verhaal van Aksas drie dingen zeker geworden. Hij is op een dag in Nederland aangekomen. Hij leefde er zonder papieren. En op een dag is hij naar Marokko vertrokken. In mei stuurt hij een kaartje uit Nador, van de boulevard met lichtjes.
‘Hier is het een beetje moeilijk. Maar ja, ik moet het ermee doen. Het komt goed. Blijf hopen. Zo is het leven!
Edwin van Es zit woensdagmiddag verdekt opgesteld op een terras in Blaricum. De voorzitter van de Vereniging van Ambachtelijke IJsbereiders (VAIJ) mag niet ontdekt worden: over een uur wordt bekend wat dit jaar ‘de beste ijssalon van Nederland’ is. De ijswereld is klein, en de meeste ijsbereiders kennen elkaar. „Als ze mij of de cameraploeg hier zien, is de uitkomst verraden.”
Precies om kwart over drie wordt in elke genomineerde ijszaak een gouden envelop overhandigd, maar alleen Caroline Kooij, de eigenaar van ijssalon De Hoop in Blaricum, leest de verlossende woorden. Iemand van de vakvereniging parkeert snel twee roze vlaggen voor de deur met de tekst ‘beste ijssalon van Nederland’.
Tientallen ijssalons streden in twee voorrondes voor een nominatie: de beste uitvoering van de ‘smaak van het jaar’ – karamel – en een bijpassende ‘ijscreatie’ met originele toppings en sauzen. De vijf beste zaken mochten meedingen naar de titel en werden in twee maanden tijd zes keer onaangekondigd bezocht en onderworpen aan een hygiënecontrole.
„Je kan een creatie met de duurste ingrediënten indienen, maar die moet je dan ook precies zo verkopen in je salon”, zegt Van Es. „Geen chocolaatje mag anders zijn.”
De tafeltjes op het terras van De Hoop staan vol met smeltende ijsjes en proseccoglazen. „Heel, heel, heel blij”, zegt eigenaar Kooij , gehuld in een wit koksvest waarop ‘meesterijsbereider’ is geborduurd met gouden garen – een titel die aan 36 ijsbereiders is toegekend door horecaorganisatie SHV.
Het aantal ijssalons is in de afgelopen tien jaar flink gestegen, blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel: van 594 in 2015 naar 949 begin dit jaar. In de praktijk zijn het er veel meer, volgens de vakvereniging, ruim 1.860.
Maar wat is er precies nog ambachtelijk aan? De termen ‘ambachtelijk’ en ‘Italiaans schepijs’ zijn niet wettelijk beschermd, en dus open voor interpretatie van de ijsbereider. Zit de ijsmachine vol melkpoeders en aroma’s, of is hij gevuld met volle melk en echte aardbeien? Voor een consument is het haast onmogelijk om te zien of het ijs in de vitrine een fabrieksmix is of vers gedraaid. Toch zijn er aanwijzingen.
IJssalon De Hoop is de ‘Beste ijssalon van het jaar’. Foto Dieuwertje Bravenboer
Sinaasappelschil
„Bij mij draait het allemaal om de producten”, zegt Caroline Kooij. De pistachenoten komen uit Sicilië, de karamel wordt ter plekke gebrand van basterdsuiker, en de rabarber voor de seizoenssmaak komt van een boer uit de buurt. Achter de toonbank scheppen tieners in roze T-shirts grote bollen yoghurt-bosvruchten of vanille met discodip.
Onder het glas liggen 54 bakken ijs. „Dertig daarvan zijn ‘gladde’ smaken. Klassiekers op basis van echt fruit en echte noten.” Soms gaat Kooij aan de slag met een trendy smaak, zoals yuzu of matcha, maar ze weigert mee te gaan met „TikTok-hypes”. Dubaichocola komt bij haar niet in de vitrine.
„Het is hier lekker druk”, zegt ze als ze zich door een smal gangetje naar de keuken beweegt. Langs de muur zijn enorme zakken suiker opgestapeld, op het aanrecht ligt een rasp met restjes sinaasappelschil.
Ze wijst naar twee grote metalen ketels. Een maakt de basis voor roomijs met melk, room en suikers, de ander maakt de basis voor sorbet, op basis van water, suikers en bindmiddel. De hoofdijsbereider is net bezig de gezouten karamel door de basis te mengen. Kooij klopt op een ander apparaat. „Dat gaat samen in de ijsmachine en daar halen we twee tot vier bakken ijs uit.” Ze trekt een manshoge koeling achter haar open, vol metalen bakken. „De dagvoorraad.” Ze wordt weggetrokken voor het fotomoment onder de ballonnenboog.
Literbak vanille-ijs
De ijsbereidersvereniging VAIJ heeft geprobeerd de term ‘ambachtelijk’ te laten vastleggen, maar tevergeefs. Wel deelt ze onder haar leden plakkaten uit met ‘erkend ambachtelijk ijsbedrijf’, voor buiten op de muur. Het komt volgens voorzitter Van Es neer op het gebruik van ‘pure’ producten – melk, suiker, fruit – en de ambachtelijke ijsmachine. „Een fabrieksmachine spuit het ijs vol met lucht, zoals de literbak vanille-ijs uit de supermarkt die voor de helft gevuld is met lucht. Bij een ambachtelijke ijsbereider is dat maximaal 15 tot 25 procent.”
Volgens Van Es, die zelf twee ijszaken heeft in Breda en Rijsberg, is een geconcentreerde puree bij uitzondering verdedigbaar. „Soms zijn de aardbeien niet fantastisch, dan moet je ze een beetje helpen, zoals maggi in een flauwe soep. Maar met alleen pasta’s smaakt het als ijs uit de supermarkt.”
Een fabrieksmachine spuit het ijs vol met lucht
Waar kan je als ijsliefhebber op letten? Vraag gerust wanneer het ijs is ‘gedraaid’, en of de ijsmachine in de zaak staat. Pistacheijs is nooit felgroen, een pistachenoot is dat namelijk ook niet. Seizoensgebonden smaken kunnen hinten op een eigen receptuur. Daarnaast smelt een goed schepijsje zachter in de mond, heeft het geen chemische nasmaak en haast geen ijskristallen. Dat laatste verraadt dat er te veel water in zit of dat het opnieuw is ingevroren.
„Een goed ijsje is als een goed glas wijn: de tonen blijven even hangen en dan vloeit-ie langzaam weg,” zegt van Es. Als hij ergens een ijsje gaat eten, kiest hij altijd vanille. „Dan weet ik of het vetgehalte van het ijs goed is, het mondgevoel, de kleur, de structuur.” Als die eerste bol vanille overtuigend is, gaat hij terug om een tweede smaak te proberen.
IJssalon de Hoop is al vier generaties een familiebedrijf. Op het terras in Blaricum zit ook de derde generatie, de trotse vader van Caroline, de 83-jarige Peter Kooij. Volgens hem is de term ambachtelijk niet al te ingewikkeld: „Roomboterkoekjes maak je ook niet met margarine.”
Lees ook
Lees ook: Nieuwe ijsmakers: met melk van eigen koeien, stroopwafel of, ja ja, kreeftenbisque
Processen-verbaal die de politie en boa’s opmaken van overtredingen bevatten zo veel gebreken dat het Openbaar Ministerie afgelopen jaar bijna vier op de tien processen-verbaal moest terugsturen. Omdat de fouten in maar de helft van de gevallen hersteld konden worden zijn tienduizenden overtreders onnodig vrijuit gegaan en is de schatkist miljoenen aan boete-inkomsten misgelopen. Dat blijkt uit cijfers en een toelichting die NRC bij het OM heeft opgevraagd.
Vorig jaar ontving het OM 317.200 processen-verbaal van verkeersovertredingen zoals rijden zonder rijbewijs en andere overtredingen zoals openbaar dronkenschap, baldadigheid, wildplassen en vuurwerkoverlast. In 36 procent van die zaken bleken de processen-verbaal zulke onvolkomenheden te bevatten dat zij door het OM retour moesten worden gezonden aan de politie en andere organisaties met een opsporingstaak. In de processen-verbaal was bijvoorbeeld de identiteit van de verdachte niet correct vastgesteld of ontbrak informatie om het door de opsporingsambtenaar vastgestelde strafbare feit te bewijzen.
Volgens het OM is jaarlijks 75 procent van alle processen-verbaal afkomstig van de politie. Het restant wordt door boa’s (buitengewoon opsporingsambtenaren) in dienst van onder meer gemeenten en openbaar vervoersbedrijven uitgeschreven. Er zijn geen wezenlijke verschillen tussen de politie en boa’s als het gaat om welke onvolkomenheden voorkomen in de processen-verbaal die zij aanleveren, aldus het OM.
Verbeterprogramma
De ondermaatse kwaliteit van processen-verbaal van de politie werd in 2012 al door de Algemene Rekenkamer geconstateerd. Destijds beloofden het kabinet, politie en OM beterschap en werd een verbeteringsprogramma ingezet. Maar in plaats van dat de kwaliteit van processen-verbaal verbetert, holt die – althans waar het overtredingen betreft – juist verder achteruit. In 2021 werd nog 30 procent van de processen-verbaal retour gezonden. Dat aantal steeg sindsdien met 20 procent, naar 36 procent. Het is volgens het OM niet mogelijk om het foutpercentage van vóór 2021 na te gaan omdat op een ander computersysteem is overgestapt.
Zodra een proces-verbaal door het OM retour wordt gezonden, krijgt de opsporingsinstantie veertien dagen om de gebreken te herstellen. Volgens het OM gebeurt dit ook daadwerkelijk in ongeveer de helft van de gevallen. In de andere helft van de gevallen zijn de gebreken niet of niet op de juiste wijze hersteld. Dat betekent dat vorig jaar zo’n 57.000 overtreders niet bestraft werden omdat de politie en boa’s de overtreding niet op de juiste wijze verbaliseerden. De afgelopen vier jaar ging het om ruim tweehonderdduizend overtredingen, leert een rekensom door NRC.
Als het proces-verbaal voldoet aan de eisen beslist het OM of een straf moet worden opgelegd voor het strafbare feit. Dat kan een strafbeschikking zijn met een geldboete, maar ook een taakstraf of rij-ontzegging. Ook kan de officier van justitie beslissen om een zaak aan de rechter voor te leggen. Vanwege deze verschillende afwikkelmogelijkheden is het moeilijk een precies bedrag te plakken op de boete-inkomsten die de schatkist door de fouten in de processen-verbaal misloopt. Naar schatting loopt dit in de vele miljoenen.
Efficiënter
Het hoge aantal processen-verbaal met gebreken en de tijd die de strafrechtketen daarmee verspilt staan op gespannen voet met een kernprioriteit van het College van Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie om meer zaken sneller af te doen en efficiënter te werken. Gebreken in processen-verbaal die de politie aanlevert zijn OM-topman Rinus Otte al langer een doorn in het oog.
De Rekenkamer constateerde eerder dat de gebrekkige kwaliteit van processen-verbaal over de gehele linie speelt en dus ook bij zwaardere strafbare feiten. Een woordvoerder van het OM stelt desgevraagd dat de problemen met de kwaliteit zich op dit moment vooral bij overtredingen voordoen. „Bij misdrijven is dit minder aan de orde.”
Om het tekort van politieagenten te helpen ondervangen werd de politieopleiding in 2021 verkort van drie naar twee jaar. Sindsdien neemt het aantal processen-verbaal met onvolkomenheden toe, blijkt uit de OM-cijfers. Een link met de verkorte politieopleiding durft het OM echter niet te leggen. Ook andere oorzaken voor het hoge foutenpercentage en de toename daarvan blijft het OM schuldig. Een woordvoerder stelt dat het OM hoopt de foutmarge omlaag te krijgen „door terug te koppelen wat er ontbreekt in een dossier en waarom bepaalde informatie nodig is”.
Een woordvoerder van de Nationale Politie zoekt de verklaring voor de hoge foutmarge in de overgang naar een volledig digitaal systeem van verbalisering. De kwaliteitscontrole in dat digitale proces, dat voorheen op papier plaatsvond, dient „nog verder vorm” te krijgen. Relatief veel fouten zouden gemaakt worden bij het noteren van de ‘redenen van wetenschap’: de wijze waarop de opsporingsambtenaar zijn observaties van het strafbare feit vastlegt. Volgens de woordvoerder wordt de kwestie „zeer serieus” genomen en loopt er onder meer via de politieopleiding een project om de kwaliteit van de processen-verbaal te verbeteren.
Lees ook
Hackers hebben grote onrust veroorzaakt na inbraak bij de Nationale Politie