Is boekweit de nieuwe quinoa?

Janneke kookt Ik schrijf het gewoon nog een keertje op: boekweit is óók de bom. De smaak is een beetje nootachtig en, mits goed bereid, zijn de zaadjes heel licht en fluffy.

Foto Janneke Vreugdenhil

Lang heb ik gedacht dat ik zo’n beetje de enige in dit land was die van boekweit hield. Nu ja, samen met iedereen die wortels in Oost-Europa heeft dan, en misschien met een enkele verstokte macrobioot. Zelfs nadat Yotam Ottolenghi met zijn boek Plenty een granenrevolutie had ontketend, bleef boekweit ergens onderaan ons verlanglijstje hangen. Freekeh, dat was pas de bom. En parelcouscous. Parelgort. Quinoa. Wilde rijst. Bulghur. Farro. Haver. Spelt. Allemaal inderdaad ook hartstikke lekker hoor, daar niet van, maar weten jullie wel hoe bevredigend een bordje boekweit kan zijn?

Oké, boekweit is geen echte graansoort maar een zogeheten pseudograan. Om precies te zijn gaat het om de zaden van een plant uit de duizendknoopfamilie. Die zaden hebben een kenmerkende, driehoekige vorm, waardoor ze op een poppenhuisversie van beukennootjes lijken. Aan deze gelijkenis dankt het gewas zelfs zijn Nederlandse naam: boek = beuk, en weit = tarwe. Algemeen wordt aangenomen dat de plant oorspronkelijk uit China en Mongolië komt en ergens aan het einde van de Middeleeuwen via de zijderoute Europa heeft bereikt. Maar er zijn ook aanwijzingen dat er hier al veel eerder, rond het begin van de jaartelling, boekweit groeide.

Hoe dan ook gold Fagopyrum esculentum, zoals de Latijnse naam luidt, in de negentiende eeuw als de op één na belangrijkste aanplant in ons land. Daarna ging het bergafwaarts en na de Tweede Wereldoorlog was de teelt ervan vrijwel verdwenen. Maar de laatste jaren groeit de belangstelling weer en wordt dit gewas door een stuk of twintig Groningse en Drentse bedrijven opnieuw verbouwd. De Britse krant The Guardian wijdde hier vorig jaar zelfs een groot artikel aan. Daarin werd benadrukt dat boekweit, behalve voedzaam en glutenvrij, ook nog eens een zeer insect-vriendelijke plant is, en bovendien verrijkend voor de bodem.

Goed voor de biodiversiteit dus, en goed voor ons lijf, maar dat gaat u misschien nog net niet over de streep trekken. Ik schrijf het daarom gewoon nog een keertje op: boekweit is óók de bom. De smaak is een beetje nootachtig en, mits goed bereid, zijn de zaadjes heel licht en fluffy. Perfect voor, bijvoorbeeld, de zomerse granensalade die we straks gaan maken. Maar je kunt er nog veel meer mee dan dat.

Wie de oud-Nederlandse keuken induikt komt geheid recepten voor boekweitpannenkoeken tegen, voor poffertjes met boekweit en voor boekweitpap. (Zo heel af en toe, als ik een beetje troost nodig heb, kook ik weleens een pannetje Friese potstro voor mezelf, romige pap van boekweitgrutten met krokant uitgebakken spekjes en stroop. Oh oh, wat een traktatie is dat.) Die pannenkoeken van boekweit vind je natuurlijk ook in Bretagne: de beroemde galettes de sarrasin. De keukens van Oost-Europa, ik stipte het hierboven al even aan, kennen een oneindige variatie aan boekweitrecepten, van pap tot koekjes en van brood tot soep- en koolrolletjesvulling. En in Japan vinden we onder andere soba, noedels gemaakt van boekweitmeel. Daarvan kun je een ander geweldig zomergerecht maken: koude noedels met een dipsaus van sojasaus, dashi, mirin, gember, lente-ui en sesamzaad.

Het gaat me wat ver om hier met grote stelligheid te beweren dat boekweit de nieuwe quinoa is, maar de laatste tijd zie ik mijn geliefde poppenhuisbeukennootjes steeds vaker voorbijkomen in de media en dat stemt mij vrolijk. En u? Heb ik u bij deze een beetje warm geschreven voor dit pseudograan?