Voor de geopende deuren van een blauwe synagoge zit Moris Naaman (73) op een plastic stoel. Hij kijkt de stille straat door. In Shlomi, vlakbij de grens met Libanon, is het luchtalarm door het bestand tussen Israël en Hezbollah al dagen niet afgegaan. Toch is het stadje grotendeels verlaten. De meeste inwoners zijn het afgelopen jaar geëvacueerd, samen met zo’n 60.000 anderen uit het noorden, vanwege aanvallen van Hezbollah uit solidariteit met Hamas en de Palestijnen in Gaza.
De kinderen en kleinkinderen van Naaman zijn geëvacueerd naar hotels in Jeruzalem. Hij bleef alleen achter in Shlomi. „Omdat ik de zee graag dichtbij heb”, zegt hij. Ten westen van Shlomi ligt de Middellandse Zee. „En ik ben nergens bang voor.” Toch slaapt hij iedere nacht in de synagoge, waar hij aan meebouwde, omdat hij thuis geen schuilkelder heeft. In een kamertje staat een eenpersoonsbed, een kast met boeken en eten.
Shlomi wordt van Zuid-Libanon gescheiden door bergen, waarover zigzaggend een betonnen grensmuur loopt. Vanaf de bergwegen is de verwoesting in de Zuid-Libanese dorpen te zien: net over de grens staat vrijwel geen huis overeind. Terwijl in Libanon direct na het begin van het staakt-het-vuren vorige week woensdag duizenden mensen terugkeerden naar het zuiden, zijn geëvacueerde inwoners van Noord-Israël afwachtend.
Ook Shlomi is nog steeds grotendeels uitgestorven. Op sommige plekken zijn de gevolgen van inslagen te zien, zoals beschadigde auto’s. Naaman geniet van de stilte. „We hebben Hezbollah grotendeels uitgeschakeld. Ze kunnen niet anders dan stoppen”, zegt Naaman over het bestand.
Even verderop maakt Eliana (52) een ochtendwandeling. „Is het alleen een pauze in de gevechten? Ik hoop dat het helemaal afgelopen is.” Zeven jaar geleden emigreerde ze vanuit Rusland naar Israël, waar ze zich in Shlomi aansloot bij haar familie. „We willen stilte. Iedere keer boem, boem, boem. Het geeft veel stress”, zegt de vrouw, die niet met haar achternaam in de krant wil. „Wat kunnen we doen? Alleen bidden.”
De drukste plek in Shlomi is de falafeltent van Yoni Belali (45), die in het nabijgelegen Naharia woont en op en neer reist voor zijn zaak. Zo’n tien klanten lopen er af en aan. Naast het terras staat een rond wit gebouwtje: de schuilkelder. „Er waren dagen bij dat ik vijf keer per dag moest schuilen.”
„Wij zijn de oorlog niet begonnen, niet in Gaza, niet in Libanon,” meent Belali. De aanvallen op Libanon voortzetten is zinloos, zegt hij. „We hebben Nasrallah [leider van Hezbollah] en de rest van het leiderschap uitgeschakeld. We kunnen nog wel een half miljoen bommen gooien op heel Libanon, maar het dient geen doel meer.”
Lees ook
Hassan Nasrallah: Geliefd wegens zijn verzet tegen Israël en meedogenloos voor politieke tegenstanders
Wankel bestand
Het bestand tussen Israël en Hezbollah is uiterst wankel. Volgens de tekst van het bestand zal Israël geen „offensieve militaire operaties” uitvoeren op militaire, civiele en regeringsdoelen in Libanon, en voorkomt Libanon dat gewapende groepen, waaronder Hezbollah, aanvallen uitvoeren op Israël. Maandag werden volgens de Libanese autoriteiten twee mensen gedood door Israëlische luchtaanvallen op Zuid-Libanon, en na een raketaanval door Hezbollah bestookte Israël doelen in Libanon. Frankrijk en de VS, die betrokken waren bij het bereiken van het akkoord, verwijten volgens Israëlische media Israël het schenden van het staakt-het-vuren.
Schilder Chaim Cohen (58), die een broodje falafel eet aan een picknicktafel, heeft weinig vertrouwen in het bestand. Eind vorig jaar verbleef hij twee maanden in een hotel in Haifa, maar hij keerde terug naar Shlomi omdat hij naar huis wilde. Een staakt-het-vuren is volgens hem geen oplossing: „Er is nog steeds geen veiligheid. Het zijn assholes”, zegt hij, doelend op Hezbollah, dat volgens hem ieder moment het bestand kan breken.
Volgens een recente opiniepeiling van de Israëlische televisiezender Channel 13 steunt 44 procent van de Israëlische bevolking het bestand met Hezbollah. 38 procent is ertegen. De steun voor de oorlog in Libanon is significant groter dan voor de oorlog in Gaza: eerder dit jaar steunde een meerderheid van de Israëliërs deze oorlog nog, nu vindt 66 procent dat deze moet eindigen.
Leger van Lahad
Op een parkeerplaats in Shlomi loopt Samir Mansour (61) met wandelstok en hond naar zijn auto. Hij komt oorspronkelijk uit Marjayoun, in Zuid-Libanon. „We zaten bij het leger van Lahad”, zegt Mansour, verwijzend naar de Libanese militieleider Antoine Lahad. Deze voerde het Zuid-Libanon Leger aan, een door christenen gedomineerde militie en bondgenoot van Israël. De militie was actief vanaf de Libanese Burgeroorlog (1975-1990) tot de Israëlische terugtrekking uit Zuid-Libanon in 2000, na een 18-jarige bezetting die door de militie werd gefaciliteerd.
Door veel Libanezen worden de voormalige leden van de Lahad-militie beschouwd als collaborateurs en verraders. Uit vrees voor vergelding vluchtten de meeste leden in 2000 naar Israël met hun families.
Lees ook
Het staakt-het-vuren brengt het leven terug op straat in Libanon. Maar voor hoelang? ‘Niemand vertrouwt wat Israël zegt’
Maar ook in Arabische dorpen in Noord-Israël werden ze als verraders gezien, verantwoordelijk voor onder meer gruwelijke martelingen van Palestijnse en Libanese gevangenen. De meeste zadalnikim, zoals de groep genoemd wordt in Israël, weken uit naar steden en dorpen als Kiryat Shmona en Shlomi – net aan de andere kant van de grens van hun oude dorpen.
Drie kinderen van Samir Mansour keerden zodra zij volwassen werden terug naar Libanon en wonen nu in Beiroet. „Ik zei tegen hen: ‘blijf hier, hier is het beter’. Maar ze gingen toch.” Zelf piekert hij er niet over om terug te gaan. Bovendien wordt hij daar vanwege zijn verleden bij de militie gezocht, zegt hij.
Dat Israël Zuid-Libanon én Beiroet intensief heeft gebombardeerd, baart hem zorgen. Maar over de oorlog in Libanon is hij stellig: „Israël heeft gedaan wat nodig is.”